Ligt, Bartholomeus de (1883-1938)

 
English | Nederlands

LIGT, Bartholomeus de (1883-1938)

Ligt, Bartholomeus de (Bart), anarchist en anti-militarist (Schalkwijk, gem. Houten 17-7-1883 - Nantes (Frankrijk) 3-9-1938). Zoon van Nicolaas Marinus de Ligt, Ned. Herv. predikant, en Everdina Verbrugh. Gehuwd op 17-12-1918 met Catharina Lydia van Rossem, die uit een eerder huwelijk 1 dochter meebracht. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Ligt, Bartholomeus de

Bart de Ligt groeide op in een orthodox-protestants gezin. Zijn vader werd predikant, hoewel hij liever huzaar was geworden en daarvan alleen was afgehouden door een slecht gezichtsvermogen. De indruk die zijn moeder op hem heeft gemaakt moet overweldigend zijn geweest, want de herinnering aan haar bleef hem zijn gehele leven - tot in zijn dromen toe - bij. Na zijn gymnasiumopleiding te Middelburg studeerde De Ligt vanaf 1903 theologie in Utrecht. In 1910 werd hij predikant in het Brabantse Nuenen.

In zijn studietijd had De Ligt zich geleidelijk aan van orthodoxie en dogma verwijderd: niet de wrekende God van het Oude, maar de liefdevolle God van het Nieuwe Testament ging zijn geloofsbeleving beheersen. Christus' eis tot naastenliefde werd voor hem tot de kern van het evangelie. In tegenstelling tot de orthodoxen, die ervan uitgingen dat alles in de wereld vastlag, geloofde De Ligt in ontwikkeling en vooruitgang en kende hij aan de mens in dat ontwikkelings- en vooruitgangsproces een eigen bepalende rol toe. Zijn denken in deze werd sterk beinvloed door de idealistische wijsbegeerte van G.J.P.J. Bolland, die in die jaren in Leiden doceerde, maar ook avondcursussen filosofie, o.a. in Utrecht, verzorgde. Via hem drong De Ligt dieper door in het gebied van de wijsbegeerte en hij wees hem op de betekenis van het menselijk bewustzijn. Vanuit de idee der naastenliefde vatte De Ligt ook belangstelling op voor het sociale vraagstuk. Hij ging zich bezighouden met het marxisme, doch miste daarin het religieus-ethisch element. Dat vond hij wel in het wat oudere, veelal utopische Engelse en Franse socialisme. In Nederland werden dergelijke opvattingen verwoord in het blad Wereldvrede. In 1909 trad De Ligt tot de redactie van dit blad toe (in 1910 echter reeds opgeheven). Zulk een religieus-ethische grondslag vond De Ligt ook in de Bond van Christen-Socialisten (BVCS). In zijn beginselverklaring ging deze Bond ervan uit dat de apostolische geloofsbelijdenis ook voor het maatschappelijk leven bepaalde verplichtingen aan de christen oplegde. Zo moest het kapitalisme vanuit de idee der naastenliefde bestreden worden. In 1910 sloot De Ligt zich bij deze Bond aan. Aangezien het predikantsambt in Nuenen hem veel vrije tijd gaf, kon hij veel voor de BVCS doen: hij was betrokken bij het opstellen van een nieuw beginselprogram (1912), was lid van het hoofdbestuur en in 1914 redacteur van Opwaarts, het orgaan van de Bond.

De oorlogsjaren waren jaren van rusteloze activiteit voor De Ligt. Telkenmale stelde hij in woord en geschrift de dwaasheid van de oorlog, die z.i. alleen de belangen der kapitalisten diende, aan de kaak. De kerken verweet hij hun steun aan de heersende klasse: zij maakten daardoor de oorlog mogelijk. Een zelfde verwijt trof de sociaal-democraten, die met hun 'Godsvrede' de kapitalisten in de kaart speelden. Ook de arbeiders zelf gingen niet vrijuit; zij lieten zich in de oorlogsindustrie en aan het front misbruiken. De Ligt riep op tot dienstweigering en werkstaking en eiste demobilisatie en algehele ontwapening.

Deze activiteiten brachten De Ligt, inmiddels de drijvende kracht in de BVCS, in contact met revolutionairen van allerlei snit (anarchisten, syndicalisten, neomarxisten etc.). Samen met anderen probeerde De Ligt deze krachten te bundelen in het Revolutionair-Socialistische-Comité tegen de oorlog en zijn gevolgen. In dit Comité werkte de BVCS in april 1916 samen met o.a. het Nationaal Arbeiders Secretariaat (NAS), De Sociaal-Democratische Partij (SDP) en de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV). Al eerder (in 1915) had De Ligt het initiatief genomen tot het doen verschijnen van een 'Dienstweigeringsmanifest'. In dat zelfde jaar was het - eveneens op De Ligts initiatief - tot-een 'Actie voor consciëntievrijheid, ook inzake krijgsdienst' gekomen.

Door al dit werk kwam De Ligt in conflict met kerk en overheid. In het voorjaar van 1916 werd hij door de Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk berispt. Het jaar daarvoor was hij door de militaire autoriteiten uit de zuidelijke provincies verbannen, wat in maart 1916 leidde tot zijn ontslagaanvraag als predikant: hij kon toch niet meer bij zijn gemeente blijven. Een zelfde maatregel voor de oostelijke provincies trof hem in mei 1917. In die zelfde maand werd hij wegens opruiïng tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld (in 1921 volgde een tweede veroordeling op een nieuwe aanklacht van dezelfde aard).

Intussen voelde De Ligt zich steeds meer aangetrokken tot het anarchisme. Van belang in dat verband was zijn ontmoeting met Clara Meyer-Wichmann. De Ligt kwam in verzet tegen het dwangkarakter van de staat, dat vooral tot uiting kwam in het militarisme. Het militarisme beroofde de mens van de vrijheid te beschikken over zijn eigen leven en van de verantwoordelijkheid voor andermans leven; het maakte de mens geestelijk dood. Tegen deze en andere misstanden (de onderdrukking van de vrouw en van de gekleurde rassen) moest de mens in verzet komen, echter niet met stoffelijke maar met geestelijke wapens. De strijd voor een betere samenleving moest, vond hij, op een hoger plan gebracht worden: de mens kon vanuit zijn eigen geestkracht - De Ligt sprak in dit verband van 'geestelijke weerbaarheid' - een verandering in de samenleving tot stand brengen. De mens moest zich echter wel eerst bewust worden van zijn geestkracht: nodig was derhalve tweeërlei revolutie, van mens en maatschappij. De partijorganisatie begon De Ligt af te wijzen. Hij erkende nog wel het recht en de noodzaak van de leiding, maar bestreed het zedelijk overwicht dat aan dat leiderschap mechanistisch werd vastgekoppeld. Hij ging pleiten voor 'organisatie in opzichten', d.w.z. vereniging op beperkte doeleinden, zodat de kans dat degene die zich aansloot zichzelf geweld aandeed tot een minimum beperkt bleef. De Ligt verwijderde zich ook steeds verder van het christendom, vooral omdat hij ook in de bijbel een sterke mate van dwang ontdekte. Hij verliet ten slotte de kerk en brak met het geloof. Zijn veranderde inzichten waren voor hem ook aanleiding te breken met de BVCS (februari 1919).

Omstreeks 1919 hadden de ideeën van De Ligt zich definitief gevormd. Hoofdzaak bleef ook in de volgende jaren de strijd tegen het militarisme. In 1921 was De Ligt betrokken bij de oprichting van het Internationaal Anti-Militaristisch Bureau (IAMB), een revolutionair-socialistische internationale van oorlogsbestrijders met aanvaarding van revolutionair geweld. Later sloot hij zich aan bij de War Résisters International (WRI), een organisatie die alle vormen van geweld afwees. Tot 1926 was hij ook redacteur van De Wapens Neder, het blad van het IAMB.

In de periode 1919-1925 ondernam De Ligt een aantal buitenlandse reizen, o.a. naar Berlijn en Parijs. Hij zocht en legde daar contacten met revolutionairen uit allerlei landen, o.a. uit de Sovjetunie. Groot was zijn teleurstelling toen hij bemerkte dat de Russische revolutie niet die vrijheid gebracht had die hij ervan verwachtte. De Sovjetstaat bleek hetzelfde dwangkarakter te hebben als andere staten. In 1925 verliet De Ligt Nederland en vestigde zich in Zwitserland. Hij legde er contacten met vooraanstaande figuren als Gandhi, Nehru, Einstein en Aldous Huxley. Vanuit Zwitserland reisde De Ligt ook regelmatig naar Nederland. Hij had daar uitvoerige besprekingen met gelijkgezinden en vervulde er een groot aantal spreekbeurten, die in het algemeen druk bezocht werden (dit ondanks het feit dat De Ligt zeker niet gemakkelijk sprak en voor een groot deel van zijn publiek vaak te filosofisch was).

Veel van zijn verdere tijd besteedde De Ligt aan publicistische activiteiten. Naast artikelen in tijdschriften (o.a. in Bevrijding, een orgaan van anarchocommunisten, waarvan hij in 1930 redacteur werd), verschenen er talrijke brochures en enkele grotere werken van zijn hand. In De wedergeboorte van Maria ( 1926) analyseerde hij de rol van de vrouw in het proces van de geestelijke bewustwording van de mens. Waarachtig menselijk leven was z.i. eerst mogelijk als niet slechts de man, maar ook de vrouw, als moeder, als minnares en als persoonlijkheid zichzelf kon worden. Doordat juist zij nog iets van het 'oorspronkelijke instinctieve, het intuïtief oermoederlijke' in zich had zou zij ook de man kunnen genezen. In 1931 verscheen het eerste deel van zijn Vrede als daad( deel 2 volgde in 1933). In dit breed opgezette en van feitelijke gegevens bolstaande boek, dat hij als zijn levenswerk beschouwde, probeerde hij aan te tonen dat de mens in de loop der geschiedenis voortgeschreden was van instinctief naar bewust leven en liet hij zien hoe niet-gewelddadig verzet tegen oorlog en geweld een verschijnsel door alle eeuwen heen in alle landen was. Minder filosofisch en meer op het praktische gericht was zijn Oorlog aan den oorlog (1933). Hierin ontwikkelde hij een stelsel van geweldloos verzet tegen oorlog en oorlogsvoorbereiding ('Plan De Ligt'). Zijn plan was bedoeld als een zeer concrete gids met aanwijzingen hoe de 'geestelijke weerbaarheid' in tijden van oorlog verwezenlijkt kon worden en resultaten zou kunnen opleveren om de oorlogsvoering lam te leggen. Juist in een periode van herbewapening en oorlogsdreiging wilde De Ligt een andere weg wijzen, die moreel en geestelijk naar zijn overtuiging de enig juiste was. Vermelding verdient verder De Ligts boek Erasmus, dat in 1936 verscheen. Voor de Renaissance vond hij de liefde tot zelf-bevrijding het meest typische verschijnsel en Erasmus was in zijn opvatting één van de duidelijkste exponenten daarvan.

Eind 1937 was De Ligt nog betrokken bij de oprichting van een nieuwe internationale van oorlogbestrijders, de Groupement Pacifiste International (ON), nadat het IAMB in de zomer van hetzelfdejaar uiteengevallen was (aanleiding: de directe militaire steun die een deel van het IAMB aan de communisten in de Spaanse burgeroorlog wilde geven; voor geweldlozen als De Ligt was die steun onaanvaardbaar). Inmiddels tobde De Ligt echter met zijn gezondheid. De gedrevenheid waarmee hij zijn werk volbracht had zijn krachten gesloopt. In 1938, tijdens een verblijf in Frankrijk, werd hij ernstig ziek. Op weg naar huis overleed hij op het station van Nantes.

De Ligt was voor zijn directe omgeving bovenal een 'inspirator'. Zijn leergierigheid en gedrevenheid waren aanstekelijk. In de organisaties waarin hij werkte droeg hij vooral bij tot verdere theoretische fundering en uitwerking. Een echt organisator kon hij niet zijn, daarvoor eiste hij te veel vrijheid voor zichzelf op. Door zijn niet altijd even gemakkelijk te begrijpen ideeën en zijn werkzaamheid binnen kleine sektarische groepen bleef hij een persoonlijkheid die vooral bekendheid kreeg in kleine kring en slechts volledig begrip ontmoette bij enkele ingewijden.

P: Behalve autobiografische inleiding in Kerk, cultuur en samenleving. Tien jaren strijd (Arnhem, 1925) IX-LXVII: bibliografie in onder L genoemde publikatie Bart de Ligt, 1883-1938, 256-272.

L: A.R. de Jong, 'Een persoonlijke herinnering', in Bevrijding. Maandblad gewijd aan de vernieuwing van het socialisme 10 (1938) 133; D. de Lange, 'Enkele persoonlijke herinneringen aan Bart de Ligt', ibidem, 10 (1938) 146-147; Bart de Ligt, 1883-1938. [Samengest. door H.J. Mispelblom Beyer et al.] (Arnhem, 1939); C.L. de Ligt-van Rossem, biografische inleiding in B. de Ligt, Naar een vrije orde. Bloemlezing uit de werken [Samengest. door H. Kuysten et al.] (Arnhem, 1951) 7-29; P. Spigt, Raddraaiers der redelijkheid, in Atheïsme en vrijdenken in Nederland (Nijmegen: sun, 1976) 223-226.

I: Ilse N. Bulhof, Freud en Nederland. De interpretatie en invloed van zijn ideeën (Baarn 1983) 319.

N.P. van Egmond


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013