Pisuisse, Jean Louis (1880-1927)

 
English | Nederlands

PISUISSE, Jean Louis (1880-1927)

Pisuisse, Jean Louis (Jean-Louis), cabaretier (Vlissingen 6-9-1880 - Amsterdam 26-11-1927). Zoon van Jacobus Servaas Pisuisse, inspecteur van het loodswezen, en Wilhelmina Jacoba Schipper. Gehuwd op 5-5-1903 met Jacoba Smit. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (23-8-1912) gehuwd op 14-8-1913 met Sophia de Jong (bekend onder de artiestennaam Fie Carelsen). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (14-11-1925) gehuwd op 16-7-1927 met de zangeres Joanna Jacoba Gilliams, die uit een eerder huwelijk 1 zoon meebracht. Zij hadden 1 dochter. afbeelding van Pisuisse, Jean Louis

Jean-Louis bracht zijn jonge jaren door in Vlissingen en bezocht de HBS in Middelburg. Hij groeide op in een muzikaal aangelegd gezin met vijf zusters. Oorspronkelijk wilde hij onderwijzer worden, maar na een mislukte poging voelde hij zich steeds meer aangetrokken tot de journalistiek. Door bemiddeling van een oom die werkzaam was bij de Middelburgsche Courant mocht hij zijn eerste artikelen schrijven. Op 20-jarige leeftijd vertrok hij naar Amsterdam om verslaggever te worden bij de Amsterdamsche Courant en later bij het Algemeen Handelsblad. Van 1903 tot 1906 was hij correspondent voor dat blad in Londen, waar uit zijn huwelijk met Jacoba Smit twee kinderen werden geboren. Terug in Nederland maakte hij met zijn collega Max Blokzijl een avontuurlijke reportage, waarbij zij als 'Italiaanse straatzangers' met zwierige kledij en voorzien van gitaar, orgeltje en mandoline door ons land trokken. Hun ervaringen werden in boekvorm uitgegeven, waarna zij zich op algemeen aandringen officieel in de theaters vertoonden. Het succes met internationaal repertoire was zo groot, dat zij besloten om als 'journalist-chansonnier' een wereldreis te gaan maken (1908-1911). Op doorreis naar het toenmalige Nederlands-Indië leerden zij in Parijs het jonge cabaret artistique kennen (kunst in een kroeg), een ervaring die voor Pisuisse doorslaggevend zou blijken te zijn: tot het eind van zijn leven bleef 'Le Chat Noir' het symbool van zijn artistieke aspiraties.

In Soerabaja ontmoette hij in 1909 de jeugdige actrice Fie Carelsen (1890-1975), die hij opnam in zijn eerste cabaretensemble 'De Kattebel'. Met Max Blokzijl vervolgde hij zijn reis via Japan, China, Rusland en Duitsland. Inmiddels had hij besloten de journalistiek vaarwel te zeggen en beroepsartiest te worden. De begrippen 'chanson' en 'cabaret artistique' vertaalde hij respectievelijk met 'levenslied' en 'intieme kleinkunst'. In samenwerking met de impressario Max van Gelder begon hij in Nederland met hoogstaande cabaretprogramma's in het Scheveningse Kurhaus (1912). Een jaar later trouwde hij met Fie Carelsen en maakte nieuwe buitenlandse tournees, waarbij hij met het grootste gemak in verschillende talen zong en confereerde.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stagneerde aanvankelijk zijn artistieke ontwikkeling; Blokzijl moest zich melden voor de militaire dienst en hijzelf werd tijdelijk oorlogscorrespondent voor het Algemeen Handelsblad. In 1915 trad hij samen met Fie Carelsen en een nieuwe begeleider (Jan Hemsing) op voor de soldaten en lanceerde met groot succes de eerste liedjes van Dirk Witte (1885-1932). De samenwerking Pisuisse - Witte zou Nederland een aantal klassiek geworden cabaret-liedjes bezorgen, waarvan Mensch, durf te leven (1917) het bekendst is geworden. Mede omdat Fie Carelsen zich voornamelijk aan het toneel ging wijden, bleef Pisuisse voortdurend op zoek naar nieuwe medewerkenden voor zijn cabaretgezelschap: Antoinette van Dijk, Willy Corsari, Lola Cornero, Stella Fontaine, Paul Collin, Louis Davids en Margie Morris, Koos en Césarine Speenhoff, en het door hem geformeerde duo (Herman) Tholen en (Albert) Van Lier.

In 1919 engageerde hij het 26-jarige Vlaamse zangeresje Jenny Gilliams, met wie hij een verhouding begon; in 1920 werd hun dochter Jenneke geboren. De officiële scheiding van Fie Carelsen zou pas in 1925 plaatsvinden, het huwelijk met Jenny Gilliams in 1927. In deze jaren ontstonden er grote spanningen, omdat hij beide vrouwen in zijn leven nodig had. Een Indische tournee (1925-1927) scheen enige verlichting te brengen, maar de conflicten spitsten zich toe toen Jenny Gilliams verliefd werd op de lyrische tenor Tjakko Kuiper (1900-1927), die op 1 augustus 1927 in het Pisuisse-ensemble debuteerde. Ten slotte koos Jenny Gilliams toch voor haar echtgenoot, maar de minnaar kon deze afwijzing niet verwerken en beging op 26 november 1927 een wanhoopsdaad: op het Rembrandtsplein in Amsterdam doodde hij het echtpaar Pisuisse en zichzelf. Aan dit tragische drama wijdde Gerben Hellinga in 1979 een toneelstuk met Jules Croiset in de hoofdrol: Mensch durfte leven.

Van de pioniers die hun stempel hebben gedrukt op de verdere ontwikkeling en de latere bloei van het Nederlandse cabaret, heeft Jean-Louis Pisuisse de grootste en belangrijkste rol gespeeld. Zijn eruditie, zijn internationale gerichtheid en zijn leiderschap hebben van hem een uitzonderlijke cabaret-persoonlijkheid gemaakt, wiens werk en visie een niet te onderschatten invloed hebben uitgeoefend op talloze kunstenaars die door hem werden ontdekt of gestimuleerd. Hij was de eerste die een volwaardig cabaretensemble formeerde èn in stand hield (1912-1927), terwijl hij ook de eerste werkelijke conférencier is geweest. Hij introduceerde, naast nieuwe Nederlandse liedjes van jonge auteurs en componisten (Manna de Wijs-Mouton, Charles Heynen, Max Tak, Herre de Vos, James Cohen van Elburg), ook het werk van buitenlandse collega's, waarbij hij (in navolging van de Franse cabaretier Aristide Bruant, die zijn grote inspirator is geweest) bovendien een grote plaats inruimde voor het volksliedje uit alle tijden. Zijn optreden werd gekenmerkt door een krachtige zangstem, een indringende voordracht en een innemende charme. Hij begeleidde zichzelf op de luit of de gitaar en werd verder geassisteerd door een pianist (na de dood van Jan Hemsing in 1924 nam Henk Stuurop diens plaats in). Zo nu en dan schreef hij ook zelf een goed cabaretliedje: De Fransche gouvernante (1910), Poëzie en proza in de thee (1909), Fancy Fair (1914), Meisjes (1925).

Na de bloeiperiode van het Nederlandse cabaret gedurende de jaren van de Eerste Wereldoorlog, toen we uitsluitend op binnenlandse krachten waren aangewezen, werd het uitgaande publiek meer en meer gegrepen door het bioscoopvermaak en de Amerikaanse dansrage. Als reactie op de nieuwe mode van het cabaret dansant werden vorm en inhoud van het oorspronkelijke cabaret aan de publieke smaak aangepast door vooral niet te kunstzinnig te werk te gaan. De algemene verbur-gerlijking van deze jaren, waarin het variétévermaak de cabaretkunst dreigde te verdringen, maakte het Pisuisse vaak moeilijk zijn hooggestemde artistieke maatstaven te blijven hanteren. Maar ook in dit ongunstige cabaretklimaat is het hem gelukt een gezelschap in stand te houden dat met veel financiële risico's overal in Nederland geslaagde voorstellingen heeft gegeven. Zijn romantische aard ('Le coeur avant tout') was zijn kracht waar het zijn werk betrof, maar bepaalde tegelijkertijd zijn zwakheid tegenover het vrouwelijk geslacht, een eigenschap die hem ten val heeft gebracht en hem voortijdig uit de cabaretwereld heeft weggerukt. Hij was toen pas 47 jaar oud. Zijn begrafenis groeide uit tot een postuum huldebetoon.

De actrice Fie Carelsen overleefde hem 48 jaar; in 1975 werd zij volgens haar laatste wil in zijn graf bijgezet, op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.

A: Archief Nederlands Theater Instituut, Amsterdam; verzameling Wim Ibo, Amsterdam.

P: De schipbreuk van de Berlin" (Amsterdam, [1907]); Avonturen als straatmuzikant (Amsterdam, 1907); De Franc-tireur van Warsage (Amsterdam, [1914]).

L: Edmond Visser, Het Nederlandsche cabaret (Leiden, 1920); Max Blokzijl, Ik trok er op uit (Amsterdam, [1928]); Ben van Eysselsteijn, Fie Carelsen (Maastricht, 1948); Fie Carelsen, Ik heb ze gekend (Den Haag, 1970); Wim Ibo. En nu de moraal van dit lied. Overzicht van 75 jaar Nederlands cabaret (Amsterdam [etc., 1970]); Jenny Pisuisse, Jean-Louis Pisuisse. De vader van het Nederlands cabaret (Bussum, 1977); Wim Ibo. Brieven aan jou (Amsterdam, 1980); idem, En nu de moraal... (Alphen a/d Rijn, [1981]).

I: Wim Ibo, En nu de moraal... Geschiedenis van het Nederlands cabaret 1895-1936 (Alphen a/d Rijn 1981) 72.

Wim Ibo


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013