© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: H.W. Lintsen, 'Ramaer, Johan Christoffel (1852-1932)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/ramaer [12-11-2013]
RAMAER, Johan Christoffel (1852-1932)
Ramaer, Johan Christoffel, rijkswaterstaatsingenieur (Zutphen 9-5-1852 - 's-Gravenhage 17-6-1932). Zoon van Johannes Nicolaas Ramaer, inspecteur geneeskundig staatstoezicht, en Wilhelmine Henriette Gockinga. Gehuwd op 3-9-1885 met Cornelia Magdalena Witsen Elias. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren.
Ramaer werd, na het doorlopen van de HBS te Haarlem, in 1870 student aan de Polytechnische School te Delft. Hij behaalde daar na een vierjarige studie het diploma van civiel ingenieur. Zijn benoeming tot aspirant-ingénieur van Rijkswaterstaat, met ingang van 11 oktober 1874, volgde op de gunstige uitslag van een vergelijkend examen.
Zijn eerste werkzaamheden als rijkswaterstaats-ingenieur betroffen het maken en het bijwerken van ontwerpen voor een kanaal dat Amsterdam met de Rijn moest verbinden. Hij werd gedurende deze tijd geplaatst te Utrecht. Ramaers verdere loopbaan kenmerkte zich, zoals gewoonlijk bij Rijkswaterstaat, door het verrichten van de meest uiteenlopende waterbouwkundige werkzaamheden en soms daarmee samenhangende regelmatige overplaatsingen. Zo werkte hij enige jaren bij het rivierbeheer, droeg bij aan de verbetering van de Rotterdamse Waterweg en was betrokken bij de aanleg van het Merwedekanaal. Bovendien maakte hij deel uit van diverse overheidscommissies. In de samenstelling van de verslagen en de nota's had hij een groot aandeel. Ook in zijn vrije tijd hield hij zich bezig met waterbouwkundige kwesties. Een belangrijk artikel was getiteld: 'De daling van den bodem van Nederland ten opzichte van den gemiddelden zeewaterspiegel, in verband met de waarnemingen betrekkelijk het Amsterdamsch Peil' (Verhandelingen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1907-1908: 1). Ramaer bereikte in 1912 de op één na hoogste rang bij Rijkswaterstaat; hij werd na een diensttijd van 38 jaar benoemd tot inspecteur-generaal van de tweede inspectie. Toen in 1914 de functie van hoofdinspecteur-generaal werd opgeheven, kregen hij en zijn ambtgenoot de dienst van deze functie opgedragen. Ramaer werd met ingang van 1 mei 1918 eervol ontslagen.
Ramaer was een erg actief en veelzijdig persoon. Naast zijn ambtelijke en technische werkzaamheden bewoog hij zich op het terrein van de aardrijkskunde en geschiedenis, vooral in verband met de waterstaatkundige toestand van Nederland. Een eerste werk in deze richting was een diepgaande studie naar de omvang van de Haarlemmermeer in verschillende tijden (1892). Daarna volgde een groot aantal boeken en artikelen over de wording van de Nederlandse bodem, over de oude loop van de benedenrivieren, over de vroegere toestand van Zeeland en van de streek die later het IJsselmeer is geworden, en over de geschiedenis van kanalen en andere waterstaatkundige projecten. Verder leverde Ramaer een bijdrage aan de Geschiedkundige Atlas van Nederland. Hij behandelde voor deze atlas de Franse tijd (1926) en het Koninkrijk der Nederlanden (1931). Ook op politiek terrein heeft hij zich enigermate bewogen. Enige opschudding veroorzaakten in 1925 en 1926 zijn brochures en artikelen over het ontwerp-verdrag van Nederland met België, waarbij hij de in het ontwerp aan België gedane concessies op waterstaatkundig gebied heftig kritiseerde en daardoor mede ertoe bijdroeg dat het verdrag geen doorgang vond. Andere politieke essays gingen over 'Centralisatie of Federalisme' (Haagsch Maandblad 9 (1928), (jan.-juni) 622-636), waarin hij zich voorstander toont van staatkundige centralisatie, en Religie in verband met politiek in Nederland (Groningen, 1909).
Ramaer was 'een levende encyclopedie'. Hij beschikte over een omvangrijke feitenkennis en een stalen geheugen voor gebeurtenissen, personen en jaartallen. Hij had een talent voor het schrijven van biografieën, die in verschillende tijdschriften verschenen. Een aanzienlijke bijdrage leverde hij aan het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, waarvoor hij de levensschetsen van een groot aantal personen, onder wie ingenieurs van betekenis, schreef.
Ramaer was ook maatschappelijk zeer actief. Zo was hij lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, (ere)lid van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, lid-consultant van het Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam en lid van de Vereeniging van Delftsche Ingenieurs.
P: Behalve de bovengenoemde werken schreef Ramaer een groot aantal brochures, boeken en artikelen in o.a. De Ingenieur, en in het Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. Een volledige bibliografie in hieronder genoemde Handelingen en Levensberichten... R.A. van Sandick, 'Ir. Johan Christoffel Ramaer 80 jaar, 9 mei 1852 - 9 mei 1932', in De Ingenieur 47 (1932) A171-A175; R.P.J. Tutein Nothenius, in Handelingen en Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1932-1933, 39-67; 'Ir. J.C. Ramaer-)-' in Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 2e serie 49 (1932) 504-506; R.L. Schuursma, Het onaannemelijk tractaat. Het verdrag met België van 3 april 1925 in de Nederlandse publieke opinie [Groningen, 1975] passim; P.M. Toebak, 'J.C. Ramaer', in Holland. Regionaal-historisch tijdschrift 15 (1983) 145-158.
H.W. Lintsen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013