Stork, Coenraad Frederik (1865-1934)

 
English | Nederlands

STORK, Coenraad Frederik (1865-1934)

Stork, Coenraad Frederik, directeur van de Machinefabriek Gebr. Stork & Co. NV te Hengelo (Ov). (Oldenzaal 6-2-1865 - Losser 18-7-1934). Zoon van Charles Theodorus Stork, industrieel, en Alida Philippina Johanna Reincke de Sitter. Gehuwd op 14-3-1892 met Helena Albertina Waller. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Stork, Coenraad Frederik

Stork bezocht de lagere school te Oldenzaal, daarna de zg. Franse school te Hengelo en ging op zijn veertiende jaar over naar de derde klas van de HBS te Arnhem, waar hij in 1882 het einddiploma behaalde. Alvorens naar de Polytechnische School te Delft te gaan, werkte hij gedurende drie jaren als volontair op de machinefabriek van zijn vader. De daarbij opgedane ervaring deed hem later een voorstander zijn van een praktische vooropleiding tot de ingenieursstudie. Van 1885 tot 1888 studeerde hij te Delft, waar hij in het laatstgenoemde jaar het diploma als werktuigkundig ingenieur behaalde. Hij nam levendig deel aan het studentenleven en ontwikkelde daarnaast belangstelling voor literatuur en kunst.

Op 1 september 1888 trad Stork als ingenieur in dienst van de Hengelose Machinefabriek. Deze had de eerste belangrijke installaties voor de suikerindustrie op Java geleverd en om zich in een dergelijke fabricage te bekwamen, ging hij in 1889 in een beetwortelsuikerfabriek in Duitsland werken. Daarna bezocht hij vele andere fabrieken om zich voor een reis naar suikerproducerende landen voor te bereiden. Van oktober 1890 tot januari 1892 bezocht hij Engels West-Indië, Suriname, Cuba, Mexico, Noord-Amerika en Japan en vervolgens Java, waar hij geruime tijd bleef. In 1922/1923 ondernam hij opnieuw een reis naar Ned.-Oost-Indië om daar de belangen van de fabriek te behartigen; hij keerde via China, Amerika en Cuba terug.

In 1892 werd Stork de technische leiding van de fabriek opgedragen en in 1893 werd hij als firmant in de zaak opgenomen. Na het overlijden van zijn vader in 1895 kwam de fabriek geheel onder leiding van de drie gebroeders D.W., H.C. en C.F. Stork; de eerste overleed 15 februari 1928, de tweede trok zich in maart 1922 uit de zaak terug en overleed in 1934, de laatste hield de leiding tot kort voor zijn dood in handen. Storks bescheiden aard en de omstandigheid dat zijn broer D.W. als de woordvoerder en de financieel deskundige van de firma meer op de voorgrond trad, hebben hem enigszins in diens schaduw gesteld. Bij meer dan één gelegenheid is echter wel gebleken hoe eensgezind zij zich dikwijls gezamenlijk inspanden voor dezelfde doeleinden en hoezeer D.W. op zijn broer steunde.

In de ruim 40 jaren waarin Stork de machinefabriek (mee)bestuurde, maakte deze - behalve een neergang in de crisisjaren na 1928 - een enorme groei door. Bij deze geweldige ontwikkeling van het bedrijf en de daarmee gepaard gaande verbetering van haar inrichting en produkt was Stork de bezielende figuur, met een open oog voor de steeds nieuwe eisen van de zich snel ontwikkelende techniek, die - meer technisch begaafd dan zijn broer D.W. -met durf en ondernemingsgeest verstrekkende beslissingen nam en de fabriek telkens op nieuwe banen wist te leiden. Een voorbeeld daarvan is o.a. het in 1905 door hem aan zijn onderneming verbonden metaalkundig laboratorium. Een overzicht van de belangrijkste verdiensten van Stork op technisch gebied is te vinden in de rede van prof. L.A. van Royen uitgesproken ter gelegenheid van Storks promotie tot doctor in de technische wetenschap honoris causa aan de Technische Hoogeschool te Delft, op 13 maart 1929, en in zijn biografie opgenomen in de jubileumuitgave van 1948.

Maar niet op zijn technische gaven alleen berustte het grote succes van Storks leiderschap. Aan de basis daarvan stond altijd zijn belangstelling voor de mens en de gemeenschap. In dit opzicht mag niet worden vergeten de invloed van de opvoeding van vader Stork op zijn zoons, wanneer het ging om goede verhoudingen tussen werkgever en werknemer. Daarbij mag ook het voorbeeld van hun vriend de Delftse gistfabrikant J.C. van Marken niet worden onderschat, zoals de Storken zelf herhaaldelijk hebben uitgesproken. Zij bezaten daarbij de gave de uit Delft stammende sociale maatregelen aan te passen aan de eisen van de machinefabriek en aan de Twentse levensstijl van hun personeel.

Ook ver buiten het fabriekshek strekte Storks belangstelling zich uit. Dat gold zowel de plaats van zijn inwoning (de oprichting van de Openbare leeszaal) als zijn vele publikaties op technisch en economisch gebied in de tijdschriften De Ingenieur en Economisch-Statistische Berichten, die een beeld geven van de verscheidenheid van zijn interessen en van zijn steeds gefundeerd oordeel. Van 1919 tot 1926 was Stork bestuurslid-ondervoorzitter en de laatste driejaren voorzitter van de Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers, in welke functie hij ook zitting had in de Hooge Raad van Arbeid. Het was mede zijn positieve bijdrage die tot de eenheid van drie organisaties van neutrale werkgevers leidde in één Verbond van Nederlandsche Werkgevers - sinds 1968: Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO). Als werkgeversgedelegeerde nam hij ook deel aan de 5e en 6e Internationale Arbeidsconferentie in 1923 en 1924 te Genève. Gedurende de laatste jaren van zijn leven was Stork voorzitter van de Raad van Toezicht van Centraal Beheer (de coöperatieve vereniging waarin de verzekeringskassen, ontstaan na de totstandkoming van de Ongevallenwet-1901, zijn samengebracht). Verder was hij commissaris van de Centrale Werkgevers-Risico-bank en maakte hij deel uit van de Centrale commissie voor de statistiek. Voorts was hij commissaris o.a. van De Nederlandsche Bank, de Nederlandsche Staalfabrieken v/h J.M. de Muinck Keizer, de Nederlandsche Gist- & Spiritusfabriek NV, de Constructie-Werkplaatsen De Vries Robbé & Co., de Twentsche Bank en gedelegeerd commissaris van de mede door hem opgerichte Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken. Gedurende twee jaar was Stork lid van de raad van bestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.

Met zijn bezielend woord en zijn welversneden pen verdedigde Stork menigmaal de Nederlandse industriebelangen. Daarvan getuigen zijn artikelen in de eerdergenoemde tijdschriften, het mede door hem uitgebrachte preadvies voor de Vereeniging voor Staathuishoudkunde en Statistiek en zijn redevoeringen in werkgeverskring.

De laatste jaren van zijn leven brachten Stork grote beproevingen, vooral ten gevolge van de malaisejaren na 1928. Maar ook in tijden van tegenslag behield hij zijn blijmoedigheid en energie. Hij was een bekwaam ingenieur, leider en werkgever, een man van grote gaven op velerlei gebied, maar vooral een persoonlijkheid: vriendelijk, warm, innemend, hartelijk en eenvoudig.

A: Archief-Machinefabriek Gebr. Stork & Co NV in Rijksarchief in Overijssel te Zwolle.

P: Naast artikelen in De Ingenieur (1902-1928), Economisch-Statistische Berichten (1918-1929) en Hengelosche Fabrieksbode (1892-1934) samen met zijn zuster J. Stork, C. T. Stork in zijn leven en werken geschetst 1822-1895 [Hengelo, 1918]; 'Na vijf-en-twintig jaren', in Gedenkboek van de Vereeniging van Nederlandsche Wergevers bij haar 25-jarig bestaan, 1899-1924 ('s-Gravenhage, 1924) 7-17. Samen met B. Bölger, J. Goudriaan jr. en L.G. Kortenhorst in preadviezen over de vraag: Is, voor het herstel van de voortbrenging en beperking van de werkloosheid, verdere verlaging van de arbeidsloonen noodzakelijk? ('s-Gravenhage, 1925). Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek.

L: Het geslacht Stork. [Door R.E. Hattink en A.W. Stork met medew. van C.J. Snuif. 2e uitg. Leeuwarden, 1916]; 40-jarig jubileumartikelen in Hengelosche Fabrieksbode van 1 -9-1928 en De Fabrieksbode 47 (1928) 36 (8 sept.) 2; R.A. van Sandick, 'Promotie van ir. C.F. Stork... tot doctor in de technische wetenschap honoris causa', in De Ingenieur 44 (1929) A 108-112; [Red.], in Schip en werf 1 (1934) 253; [Red.], in De Nederlandsche Werkgever 1934, 355-356; Tachtig jaar Stork. [Samen-gest. door C. Beets]. (Hengelo, [1952]) 41-45; Joh. de Vries, Hoogovens IJmuiden 1918-1968. Ontstaan en groei van een basisindustrie [IJmuiden, 1968] passim.

I: Jacobus Hannema, Het geslacht Stork (Almelo 1999) 85.

W. de Vries Wzn.


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013