Vrugt, Johanna Petronella (1905-1960)

 
English | Nederlands

VRUGT, Johanna Petronella (1905-1960)

Vrugt, Johanna Petronella (pseud. Anna Blaman), letterkundige (Rotterdam 31-1-1905 - Rotterdam 13-7-1960). Dochter van Pieter Jacob Vrugt, rijwielhandelaar, en Johanna Karolina Wessels. afbeelding van Vrugt, Johanna Petronella

In het gezin Vrugt was Anna de oudste van drie kinderen; 'aanvankelijk behoorden wij tot de kleine, later tot de min of meer gegoede middenstand', zou Anna's zuster later vertellen. De vader had een aantal rijwielzaken in Rotterdam en verhuisde nogal eens van de ene zaak naar de andere. Hij overleed in 1917, op 44-jarige leeftijd. Anna was toen 12 jaar. De moeder verkocht de verschillende zaken na enige tijd en kocht een pension in de Weste Wagenstraat. Anna, die in deze jaren na haar vaders dood vaak ziek was, volgde een onderwijzers-opleiding (de zg. 'normaallessen') en behaalde in 1924 de akte voor onderwijzeres. Ze heeft op een groot aantal scholen in Rotterdam les gegeven; ondanks haar zwakke gezondheid en haar drukke werkzaamheden besteedde ze veel tijd aan de literatuur. In 1928 verhuisde het gezin naar De Vlie-gerstraat, waar Anna tot haar dood gewoond heeft.

In 1927 stuurde zij wat letterkundig werk naar de uitgever W.L. Brusse, de mededirecteur van W.L. en J. Brusse's Uitgeversmij.NV, die haar erg aanmoedigde; twee jaar later liet ze Brusse haar roman Peter Minne lezen; Brusse voelde wel iets voor een uitgave, maar Anna zag toen af van publikatie, omdat ze de roman bij nader inzien niet goed vond. Ze ging Nederlands studeren aan de School voor Taal en Letterkunde in Den Haag, maar moest na enkele maanden dit plan al weer opgeven. Het lesgeven vergde te veel tijd en ze miste de fysieke kracht om buiten haar werk nog te studeren en zeker ook om te publiceren. In 1935 nam ze ontslag als onderwijzeres en kreeg een administratieve baan bij het gemeentelijk gasbedrijf. In 1936 werd ze opgenomen in het Bergweg-Ziekenhuis te Rotterdam. De artsen dachten aan een ongeneeslijke nefritis (nierontsteking); op verzoek van haar moeder kwam ze weer thuis; de diagnose van de medici bleek echter niet juist te zijn, want ze herstelde van haar ziekte. Sindsdien zocht ze echter geen betrekking meer en wijdde zich uitsluitend aan studie en literatuur.

In 1937 stuurde zij een dichtbundel aan de uitgever A.A.M. Stols; deze gaf haar het advies haar poëzie in tijdschriften te plaatsen. In 1939 verschenen een aantal gedichten van haar in enkele literaire tijdschriften. Haar eigenlijke debuut was overigens de novelle 'Romance' in Werk (1939). Vanaf deze tijd begint haar literaire produktie, steeds met gebruik van haar pseudoniem, dat ze in 1937 voor het eerst gebruikt schijnt te hebben. Haar aanleg bleek meer te liggen in de richting van het proza dan van de poëzie, getuige ook haar roman Vrouw en vriend (1941). Inmiddels was ze in 1940 begonnen aan de studie Frans aan de School voor Taal- en Letterkunde; in 1945 behaalde ze de akte Frans MO-B, wat haar er niet toe gebracht heeft opnieuw les te gaan geven, behalve dan in een kleine baan aan de opleidingscursus voor bibliotheekassistenten te Rotterdam in 1952. Ze bleef geregeld publiceren: verhalen, vertalingen (vooral toneel) en enkele romans. Van deze romans is het meest bekend geworden Eenzaam Avontuur (1948). Om deze roman is enige deining ontstaan, doordat tijdens de boekenweek - op 8 februari 1949 - in Rotterdam een soort forum werd gehouden in de vorm van een 'tribunaal'. Een aantal journalisten en met de boekhandel verbonden figuren speelden de rol van aanklager, verdediger, rechters en jury; het corpus delicti was de roman Eenzaam Avontuur. De hele opzet was als grap bedoeld, maar liep toch wel uit de hand. De zg. 'dagvaarding' was eigenlijk een opsomming van gebreken van de roman. Anna Blaman verscheen niet op dit 'tribunaal' en ze heeft zich een en ander nogal aangetrokken. In hetzelfde jaar weigerde ze de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te aanvaarden, omdat in het rapport van de prijsbepalende commissie meer aarzeling dan instemming viel te lezen. Door deze gebeurtenissen werd - hoewel de schrijfster dit geenszins bedoeld had - wel veel aandacht op de roman Eenzaam Avontuur gevestigd. De roman werd bijzonder veel besproken en vaak, maar lang niet altijd, negatief. Deze negatieve beoordeling doet een latere generatie wat vreemd aan: de roman Eenzaam Avontuur vertoont in wezen dezelfde problematiek als haar eerdere en latere romans en vele van haar verhalen. Dikwijls nl. geeft Anna Blaman een scherpe ontleding van de erotiek, geeft zij roman- of verhaalfiguren die door de geliefde verlaten zijn, die door gemis aan groep, gezin, vriendschap zich overgeleverd voelen aan hun eenzaamheid, dikwijls op onpersoonlijke pensionkamers beleefd. Het is niet juist dat de homofilie in haar werk een grote rol speelt, al komt dit onderwerp wel enige keren ter sprake. Vermoedelijk heeft Anna Blaman een deel van haar eigen belevenissen in haar romans en verhalen geprojecteerd.

Wil men haar bij een literaire stroming indelen, dan zou men haar een 'literaire existentialiste' kunnen noemen. De laatste tien jaar van haar leven heeft ze zich duidelijk met het Franse existentialisme beziggehouden; ze hield lezingen over o.a. Sartre en Simone de Beauvoir, en er is zeker enige verwantschap tussen haar werk en dat van sommige Franse existentialisten. In de jaren vijftig heeft Anna Blaman de erkenning gekregen die ze verdiende; verschillende prijzen, opdrachten en reis-beurzen vielen haar ten deel. In 1950 werd haar eenakter In duizend vrezen gespeeld in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag ter gelegenheid van het bezoek van het koninklijk paar aan Zuid-Holland; in 1957 ontving ze de P.C. Hooft-prijs voor haar gehele oeuvre. Ze heeft meegewerkt aan de oprichting van de Rotterdamse Comedie, aan welk gezelschap ze als dramaturge verbonden werd. Na de verschijning van haar roman Op leven en dood (1954), waarin het hartinfact een dreigend element is, werd ze zelf door deze ziekte getroffen. Ze herstelde min of meer, maar leefde onder een dreiging. In oktober 1960 werd ze dodelijk getroffen door een hersenembolie. Haar laatste roman De verliezers bleef onvoltooid.

A: Bij de Documentatiedienst van het Letterkundig Museum in Den Haag is een vrij uitvoerige documentatie over Anna Blaman te vinden.

P: Behalve bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken van Anna Blaman samengesteld door H. Zwart, in Literama 13 (1978) 7-8 (nov.-dec.) 262: Anna Blaman, Fragmentarisch. Nagelaten proza. Bijeengebr., ingel. en van toelichting voorzien door H. Struyker Boudier (Amsterdam, [1978]).

L: Behalve Hella Haase en Alfred Kossmann, Anna Blaman. Twee lezingen (Amsterdam, 1961): Anna Blaman [Samengest. door B. Bakker et al. 's-Gravenhage, 1962]. Schrijvers prentenboek: 8; Henk Struyker Boudier, Speurtocht naar een onbekende. Anna Blaman en haar Eenzaam avontuur (Amsterdam, 1973), Proefschrift Nijmegen; Corrie Lührs, Mijn zuster Anna Blaman (Amsterdam, 1976) en publikaties over Anna Blaman in boeken, kranten en tijdschriften in Literama 13 (1978) 7-8 (nov.-dec.) 263-265; Leo Ross, 'Anna Blaman', in Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945. Onder red. van Ad. Zuiderent, Hugo Brems, Tom van Deel (Alphen aan den Rijn [etc.], 1980).

I: Corrie Lührs, Mijn zuster Anna Blaman (Amsterdam, 1976) afbeelding 10.

W.A. Ornée


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013