Aler, Izaak Alphonse (1896-1981)

 
English | Nederlands

ALER, Izaak Alphonse (1896-1981)

Aler, Izaak Alphonse, luchtvaartpionier (Amsterdam 3-5-1896 - Assen 21-12-1981). Zoon van Izaak Alphonse Aler, kantoorbediende, en Theresia Antoinetta Maria Martina Giroldi. Gehuwd op 14-3-1922 met Nésine Angélique van der Stok. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 dochter die jong overleed, 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Aler, Izaak Alphonse

Aler koos reeds jong voor een militaire loopbaan. Na de cadettenschool in Alkmaar te hebben doorlopen kwam hij op 30 september 1913 bij de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda als cadet bij het Wapen der Artillerie. Op 3 maart 1916 volgde zijn aanstelling tot tweede luitenant bij het IVe Regiment Vesting Artillerie. Zijn overgang naar de luchtvaart vond plaats op 16 november 1918, toen hij werd gedetacheerd bij de Luchtvaartafdeling te Soesterberg. Hier leerde hij ook de al eerder te Soesterberg aangekomen Albert Plesman kennen, die zijn militaire loopbaan bij de Infanterie was begonnen. Nadat Plesman Aler naar de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM) had gehaald, zouden hun carrières nauw verbonden blijven.

Op 14 oktober 1919 behaalde Aler het Fédération Aéronautique Internationale (FAI)-vliegbrevet en op 10 april 1920 werd hij aangesteld als eerste luitenantvlieger. In zijn Soesterbergse tijd was Aler een bekwaam en alles aandurvend piloot. Tijdens een detachering in Frankrijk bekwaamde hij zich in het nachtvliegen en het slepen van schietschijven. Daarnaast was hij als 'part-time'-invlieger werkzaam bij de Nationale Vliegtuig Industrie, waarvoor hij o.m. de Koolhoven-ontwerpen FK-32 en FK-33, het eerste in Nederland gebouwde driemotorige vliegtuig, invloog. Zijn loopbaan nam echter, nadat hij vanaf 1 mei 1925 als militair vlieger op non-actief was gesteld, een andere wending. Na een periode als assistent-stationschef op het Rotterdamse vliegveld Waalhaven werd hij door Plesman naar Schiphol geroepen om in 1928 Chef Vliegtechnische Dienst te worden, als opvolger van de tot directeur van de Koninklijke Ned.-Indische Luchtvaart Maatschappij (KNILM) benoemde H. Nieuwenhuis. Inmiddels had hij ook in Engeland een navigatieopleiding gevolgd en als eerste Nederlander en zelfs buitenlander een 2e klas navigator licentie verkregen.

Plesman had zijn jongere medeofficier niet in de laatste plaats naar de KLM en naar die functie gehaald om enige orde en regelmaat te scheppen in de toch wat branieachtige sfeer van de eerste verkeersvliegers. Daardoor verkeerde Aler, hoewel hij zelf ook een bekwaam vlieger was, tegenover de KLM-piloten in een ietwat scheve positie. Enerzijds een der hunnen, en jonger dan velen onder hen, was hij anderzijds een verlengstuk van de directie. Met Iwan Smirnoff maakte hij in oktober 1928 de eerste KLM-retourvlucht naar Indië, maar toen een jaar later een ander, door hem bestuurd, vliegtuig op de Indiëroute bij Istanboel verloren ging, deed dit - ook al geschiedde het buiten zijn schuld - Alers naam als verkeersvlieger bij de KLM-vliegers geen goed. Daarbij moet dan wel worden aangetekend dat ieder ander in dezelfde positie soortgelijke problemen zou hebben gehad; de vliegers uit die tijd zouden vrijwel zeker niemand boven zich hebben geduld, en in elk geval geen jongere, minder ervaren verkeersvlieger als Aler. De tegenstellingen bereikten een hoogtepunt toen 'de inrichting van de Vliegtechnische Dienst en de wijze waarop deze werd uitgeoefend onder toezicht van de Chef Vliegtechnische Dienst, tevens stationschef van Schiphol' door de KLM-vliegers tot een van hun grieven werd gemaakt bij hun staking van augustus 1930. Voor de andere stakingseisen werd, gedeeltelijk, een compromis bereikt, maar Plesman hield onverkort aan Aler vast. Op 1 september 1933 werd Aler dan ook Chef van de Vliegdienst, waarin de vliegtechnische dienst, het radiobureau en de administratie van vliegtuigbestuurders en radiotelegrafisten werden samengevoegd. Hoewel de tegenstellingen tussen Aler en de overige vliegers nooit helemaal verdwenen, kreeg men in de loop der jaren toch meer waardering voor de grote, ook diplomatieke, gaven van de vertegenwoordiger van Plesman op Schiphol.

Bij de voormobilisatie van 1939 kwam Aler, inmiddels kapitein-vlieger geworden, weer terug bij de Militaire Luchtvaart. Ten tijde van de Duitse inval in mei 1940 was hij bij de staf van het 2e Luchtvaartregiment belast met vliegtechnische zaken. Per 15 juli 1940 wederom non-actief, was hij werkzaam bij het bureau voor psychotechniek tot 15 mei 1942, toen hij, gelijk de meeste Nederlandse beroepsofficieren, in krijgsgevangenschap werd weggevoerd naar het kamp Neu-Brandenburg, waar hij op 29 mei 1945 werd bevrijd. Op 1 oktober 1945 trad hij opnieuw in actieve dienst bij de luchtstrijdkrachten met de rang van majoor.

In 1946 werd Aler kolonel en Directeur der Luchtstrijdkrachten. In de periode na de Tweede Wereldoorlog moest de luchtmacht in Nederland vrijwel van de grond af worden opgebouwd, met bijzondere nadruk op de organisatie van de opleidingen. Dat de luchtstrijdkrachten onder zijn leiding de beschikking kregen over een opleidingsapparaat dat volwaardig aan de vraag van de operationele eenheden kon voldoen, is een van de grote verdiensten van Aler geweest. Bij de instelling, in 1947, van het Commando Legerluchtmacht Nederland, waaraan opleidingen en operationele eenheden ondergeschikt werden, werd Aler commandant. Op 1 november 1948 volgde zijn bevordering tot generaal-majoor. Korte tijd later werd hij vertegenwoordiger van Nederland in het permanente militaire comité van de West-Europese Unie in Londen. Onder gelijktijdige bevordering tot luitenant-generaalvlieger werd Aler op 1 september 1950 benoemd tot Chef van de Luchtmachtstaf, als opvolger van lt.-gen. C. Giebel. In deze functie smaakte hij het genoegen de legerluchtmacht op 27 maart 1953 te zien verheffen tot een zelfstandig krijgsmachtonderdeel onder de naam Koninklijke Luchtmacht.

Dat zelfde jaar, op 1 november, werd Aler wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslag uit de militaire dienst verleend. Voor zijn grote verdiensten voor de militaire luchtvaart werd hem op 17 december 1953 - een halve eeuw na de eerste vlucht van de gebroeders Wright - de hoogste onderscheiding op luchtvaartgebied in Nederland, de gouden Generaal Snijdersmedaille, uitgereikt, als 'de stuwende kracht en leider van de opbouw van Nederlands militaire luchtvaart'. Dit vertrek betekende overigens allerminst een afscheid van de luchtvaart. Het plotseling overlijden van Plesman in de oudejaarsnacht van 1953 bracht de noodzaak met zich naar een opvolger uit te zien; het is tekenend voor de reputatie die Aler zich had verworven dat hij algemeen in Nederland als die opvolger werd aanvaard. Op 1 mei 1954 werd hij tot président-directeur van de KLM benoemd. In de zeven jaar dat hij deze functie bekleedde werd de KLM met diverse hoogte- en dieptepunten geconfronteerd, al ging het de maatschappij, die de eerste naoorlogse moeilijkheden achter de rug had, in het algemeen voor de wind. In de periode van Aler als president-directeur valt het in dienst nemen van de eerste straalverkeersvliegtuigen, maar ook het - tijdelijk - einde van de Indiëlijn als gevolg van de oplopende spanningen tussen Nederland en Indonesië. Het is welhaast ironisch dat het weer Aler was die in 1958 te maken kreeg met de tweede staking van KLM-vliegers, nu over een salaris- en ontslagkwestie, gedurende enkele dagen in maart 1958. Op 31 mei 1961 trad Aler af als président-directeur om nog tot 24 januari 1963 zitting te hebben in de raad van commissarissen van de KLM. Daarna leefde hij zeer teruggetrokken.

Aler is een van de zeldzame Nederlandse luchtvaartpersoonlijkheden die zowel in de militaire als in de burgerluchtvaart een grote carrière maakten. Hij dankte dat niet in de laatste plaats aan zijn grote diplomatieke gaven, maar ook aan de combinatie van kwaliteiten als vlieger en manager.

L: Herdenkingsartikelen in De wolkenridder 36 (1982) 1 (16 januari) 2; Keesings Historisch Archief (1982) 95.

I: Website Koninklijke Luchtmacht: http://www.luchtmacht.nl/main/downloads/foto/album_personen_uit_de_historie.html [16-1-2008].

H.J. Hazewinkel


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013