© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.L. Heldring, 'Braakensiek, Johan Coenraad (1858-1940)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/braakensiek [12-11-2013]
BRAAKENSIEK, Johan Coenraad (1858-1940)
Braakensiek, Johan Coenraad, tekenaar (Amsterdam 24-5-1858 - Amsterdam 27-2-1940). Zoon van Albert Braakensiek, kaartentekenaar en steendrukker, en Wilhelmina Charlotta Elizabeth Anna Moolenijzer. Gehuwd op 23-9-1888 met Pietertje Kooijman. Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren.
Al als 11-jarige jongen moest Braakensiek de school verlaten wegens gebrek aan resultaten. Zijn reeds gebleken tekentalent bracht hem ertoe een betrekking in een modewinkel aan te nemen, waar hij o.a. borduur- en soutachepatronen moest tekenen. Onderwijl bezocht hij de avondcursus bij de schilder J.B. Tetar van Elven. Op voorspraak van de kunstcriticus Martin (Martinus) Kalff, redacteur van het Algemeen Handelsblad, wie toevallig tekeningen die hij voor zijn plezier gemaakt had, onder ogen waren gekomen, kon hij op 23-12-1876 kosteloos het toelatingsexamen voor de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam doen, waar hij door Aug. Allebé, ook financieel, geholpen werd en in 1881 het eindexamen deed.
Na enige tijd meegewerkt te hebben aan het Geïllustreerd Politie-Nieuws en al bekendheid te hebben verworven, o.a. als tekenaar van schouwburgbiljetten, werd hij in 1886 vaste politieke tekenaar bij het weekblad De Amsterdammer, sinds 1925 De Groene Amsterdammer, waaraan hij tot 1931 verbonden bleef. Braakensieks 'plaat van de week', die als los bijvoegsel uitkwam, kreeg grote populariteit, niet 't minst door haar bevattelijkheid. Zij trok, opgehangen aan de vensters van sigarenwinkels, altijd veel publiek. Overigens bedacht Braakensiek zijn prent zelden zelf; het onderwerp werd hem door de redactie aangegeven; hij maakte ter vergadering een schets, die hij, na goedkeuring, direct op steen uittekende.
Ook in artistiek opzicht toonde hij weinig oorspronkelijkheid. Zijn figuren, die vaak allegorisch waren (zoals de Nederlandsche Maagd, John Bull, de Menschelijkheid), waren vaardig, maar conventioneel getekend, met een voorkeur voor het pathetisch gebaar der zedelijke verontwaardiging, zoals Eduard Fuchs in Die Karikatur der europäischen Völker (Berlijn, 1903-1904. 3 dl.) II, 383 opmerkte. Ook de compositie van zijn prenten was traditioneel. Maar de gelijkenis wist hij altijd goed te treffen: hij was eerder portrettist dan karikaturist. Op enkele uitzonderingen na (zoals in de Boerenoorlog, toen hij bijvoorbeeld Joseph Chamberlain het gelaat van een doodshoofd gaf), spaarde hij degenen die hij afbeeldde. 'Braakensiek wordt niet tot buitensporigheden verleid door te levendige verbeeldingskracht', schreef een welwillende criticus in 1899. Hij kleedde zijn personages 'correcter dan hun kleermaker. Hij overdreef niet hun neus, noch hun kromme rug, hun buikje, noch de sporen, die eerzucht, hoovaardij, zorg om de partij, zorg om den zetel lieten op hun gelaat', aldus C(ornelis) V(eth) ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum. Het onbarmhartigst, zij het niet onrechtvaardigst, was de recensent die in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 27-12-1903 Braakensieks prenten 'bloedeloos, conventioneel van samenstel, saai van opzet en uitvoering' noemde. Ook laakte hij de 'naar fotografieën gekalkeerde koppen [...], welke nooit het eigene van een persoonlijkheid raken'. Braakensieks populariteit 'schijnt te bewijzen, dat geesteloosheid groote attracties kan bezitten voor vele menschen'. Zijn veelgeroemde duidelijkheid, die de kijker niets te raden liet, was 'landkaartenduidelijkheid'. Doorgaans echter was de - overigens schaarse - kritiek die Braakensieks werk ontmoette, gedempt; en zelfs dan vertolkte zij niet de mening van het grote publiek, bij wie de goedmoedige, direct bevattelijke tekenaar jarenlang geliefd bleef - geliefder dan grotere talenten als Albert Hahn en Louis Raemaekers. Er waren zelfs zg. Braakensiek-sigaren, verpakt in kistjes met plaatjes van hem aan de binnenkant. Ook in het buitenland was hij vóór de Eerste Wereldoorlog de bekendste Nederlandse politieke tekenaar. Zo bevatten de iconografieën van de Franse schrijver John Grand-Carteret (1850 - 1927) meer prenten van hem dan van enige andere Nederlander.
Zijn populariteit reikte ver over het graf heen, want zolang C.Joh. Kieviets Uit het leven van Dik Trom door de jeugd gelezen wordt, blijven de uitbeeldingen die Braakensiek de daarin voorkomende figuren gegeven heeft, hangen in het nationale geheugen. Trouwens, ook vele andere, in hun tijd graag gelezen boeken heeft hij geïllustreerd, zoals werken van Justus van Maurik (die Braakensiek overigens naar De Amsterdammer had gehaald, waarvan hij medeëigenaar was), Klikspaans Studenten-typen, de Geïllustreerde vaderlandsche geschiedenis van P. Louwerse, de boeken van kapitein F. Marryat. In het uitbeelden van volksfiguren lag zijn kracht, niet in de politieke prent, die hem bij zijn leven beroemd maakte.
Aan stijl vernieuwing is Braakensiek tijdens zijn lange tekencarrière niet toegekomen; hij bleef de jaren door dezelfde. Vandaar wellicht dat hij als politieke tekenaar spoedig nadat hij als zodanig in 1931 opgehouden was te werken, vergeten raakte. Op een Amsterdamse veiling in september 1942 - toch een tijd waarin veel geld in kunst belegd werd - gingen tekeningen van hem voor een habbekrats weg. Braakensiek schilderde ook - meest genrestukken, maar die hebben niet tot zijn roem bijgedragen.
P: Politieke prenten (Amsterdam, 1886- 1921) ca. 1315 stuks; Van alles wat. Twintig oorspronkelijke teekeningen (Amsterdam, 1891); Pen- en potloodkrassen. 52 teekeningen uit de 7e pagina van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland (Amsterdam, [1892]).
L: Behalve gelegenheids- en herdenkingsartikelen in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 42 (1911) II, 527-532; Morks Magazijn 28 (1926) 615-616; Algemeen Handelsblad, 28-2-1940 av.; 25e Groene Amsterdammer, 2-3-1940; Amstelodamum 11 (1940) 53-54; De Groene Amsterdammer, 13-11-1985: E.D. Pijzel, 'Johan Braakensiek', in Eigen Haard (1903) 678-682; Lynceus, 'Een populair teekenaar Johan Braakensiek', in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 42 (1911) II, 489-491; J.H.R., in Op de hoogte 8 (1911) 605-609; H.P.L. Wiessing, Bewegend portret (Amsterdam, 1960) passim; C.H. Slechte, 'Johan Braakensiek, commentator en chroniqueur', in De Boekenwereld 4 (1987) l (oktober) 2-13.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 224.
J.L. Heldring
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013