Hoog, Johannes Marius Cornelis (1865-1950)

 
English | Nederlands

HOOG, Johannes Marius Cornelis (1865-1950)

Hoog, Johannes Marius Cornelis, bloembollenhandelaar en -kweker (Pamakassan, Madoera (Ned.-Oost-Indië) 9-9-1865 - Haarlem 8-7-1950). Zoon van Thomas Hoog, predikant, en Teunisje van Tubergen. Gehuwd op 3-6-1897 met Constance Elvire Adeline Triebart. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren. afbeelding van Hoog, Johannes Marius Cornelis

J.M.C. Hoog was de zoon van een dominee, die - nadat het gezin uit Oost-Indië was teruggekeerd - predikantsplaatsen in verschillende plattelandsgemeenten bezette. Om in Haarlem middelbaar onderwijs te kunnen volgen, kreeg Hoog in die stad onderdak bij familie van moeders kant, die sedert oktober 1868 de buitenplaats 'Zwanenburg' aan de Leidse vaart bewoonde. Een van zijn ooms, C.G. van Tubergen jr., had de grond van de buitenplaats geschikt gemaakt voor de teelt van siergewassen en stichtte er een kwekerij. Toen Hoog op 'Zwanenburg' verbleef, genoot de firma C.G. van Tubergen jr. reeds enige bekendheid door het in de handel brengen van minder bekende en moeilijk te kweken bol- en knolgewassen.

AI gauw begon Hoog uit liefhebberij zelf planten te kweken. Nadat hij het eindexamen van de handelsschool had afgelegd, mocht hij vanaf 1882 bij zijn oom op de kwekerij komen werken. Met veel ijver wijdde hij zich de eerste jaren aan de cultuur van en de handel in bloembollen. De oppervlakte cultuurgrond werd steeds verder uitgebreid, terwijl de firma in binnen- en buitenland een goede naam kreeg, mede door de deelneming aan belangrijke tentoonstellingen, waarvoor Hoog de inzendingen verzorgde.

Met enige afgunst bezag Hoog het rijke sortiment van de destijds vermaarde Haarlemse firma E.H. Krelage & Zoon. Dit bracht hem op de gedachte zelf bloembollen te importeren. Uit de botanische literatuur leerde hij de vermoedelijke vindplaats kennen van uitheemse en in Nederland nauwelijks of niet bekende bolgewassen. Daarna kreeg hij het adres van Paul Graeber, een boomen bloemenkweker in Tasjkent, die bereid was om tulpebollen - die in de steppen van Centraal-Azië groeien - te verzamelen en naar Haarlem te zenden. Voorts wist Hoog van het bestaan van Duitse en Oostenrijkse wetenschappelijke expedities, die voornamelijk materiaal voor herbaria en insecten-verzamelingen bijeenzochten. Zij, en ook particulieren die in de nabijheid van de vindplaatsen woonden, verzamelden in de jaren 1897-1914 voor de firma C.G. van Tubergen jr. grote hoeveelheden unieke bol- en knolgewassen in Centraal- en Klein-Azië. Vooral species van de geslachten Tulipa, Iris, Muscari, Scilla en Allium waren rijkelijk vertegenwoordigd. Tussen de beide wereldoorlogen beschikte de firma opnieuw over plantenverzamelaars, die, mede dank zij de bemiddeling van consuls in verre landen, veel bijzonder botanisch materiaal vergaarden, o.a. in Iran, Zuid-Amerika en Zuid-Afrika.

Inmiddels was vanaf 1890 Hoogs jongere broer Thomas Marinus (geb. 26-4-1873) ook op de kwekerij werkzaam. Deze legde zich toe op de binnenlandse detailhandel van zaden en bloembollen, terwijl hij zich later ging specialiseren in het hybridiseren van de ingevoerde gewassen. Op deze wijze ontstonden vanaf ca. 1900 talrijke cultuurvariëteiten ('cultivars'). Daaronder bevonden zich nieuwigheden, die wereldbekendheid verwierven, zoals gekleurde freesia's, de iris regeliocyclussoorten, de Hollandse irissen, cultivars van darwin-, breeder-, cottage-, leliebloemige-, kaufmanniana- en fosterianatulpen, heraut-, tubergenii- en nanusgladiolen, St. Bavo-anemonen en de amaryllis belladonna-verscheidenheden. Vanaf 'Zwanenburg' werden zowel de verzamelde uitheemse bol-, knol- en wortelgewassen als de daaruit door kruising ontstane cultivars over de gehele wereld verspreid. De firma C.G. van Tubergen jr. heeft hiermee een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de verbreding van het Sortiment. Om deze verdienste werd J.M.C. Hoog - vooral in Engeland - met belangrijke onderscheidingen en erelidmaatschappen geëerd.

In 1905 werden de gebroeders Hoog door hun oom - die als vrijgezel geen opvolgers had - als medefirmanten in de handelskwekerij opgenomen. Na het overlijden van C.G. van Tubergen jr., in januari 1919, zetten beide neefs de zaak voort. In 1928 werd de firma omgezet in een naamloze vennootschap. J.M.C. en Th.M. Hoog werden toen beiden directeur van 'NV C.G. van Tubergen's Bloembollen- en Zaadhandel', te Haarlem. In deze hoedanigheid hebben zij de zaak nog verder uitgebreid. Na hun overlijden in onderscheidenlijk 1950 en 1948 zetten hun zoons en kleinzoons de onderneming voort, aanvankelijk nog in Haarlem en sedert 1979 te Lisse.

Namens de NV Van Tubergen publiceerde J.M.C. Hoog in 1947 een boekje, getiteld New bulbous and tuberous rooted plants, waarin hij de resultaten van zijn werk samenvatte. Naast zijn dagelijks werk bekleedde Hoog enige bestuursfuncties in tuinbouwvakorganisaties. Op het terrein der plantennomenclatuur gold hij als een deskundige. Bovendien was hij gemeenteraadslid van Haarlem (1915-1921) voor de Christelijk-Historische Kiesvereeniging. Verder had hij ruime belangstelling voor kunst en geschiedenis. In later jaren stond hij bekend als een hartstochtelijk verzamelaar van oud-Hollands tin, oude meubelen en schilderijen, tekeningen en Japanse prenten. Daarnaast heeft hij een interessante bibliotheek met waardevolle boeken over de sierteelt opgebouwd.

P: Herinneringen aan de vestiging der firma C.G. van Tubergen Jr. op "Zwanenburg" te Haarlem (in samenwerking met Th.M. H[oog]) (Haarlem, 1918). Aanwezig in bibliotheek Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur te Hillegom.

L: Behalve herdenkingsartikelen in Weekblad voor de Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde, 7-9-1940 en Weekblad voor Bloembollencultuur, 5-11-1943, 14-7-1950 en 25-10-1968, alsmede in Haerlem. Jaarboek 1950, 17-20:

H.G. Cannegieter, 'Bij: J.M.C. Hoog. Over: Bloemkweekerij', in Morks Magazijn 44 (1942) 121-130; E.H. Krelage, Drie eeuwen bloembollenexport ('s-Gravenhage, 1946).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 689.

A.W.J. de Jonge


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013