Huygens, Cornélie Lijdie (1848-1902)

 
English | Nederlands

HUYGENS, Cornélie Lijdie (1848-1902)

Huygens, Cornélie Lijdie, romancière en schrijfster van socialistische en feministische brochures (Haarlemmerliede 13-6-1848 - Amsterdam 31-10-1902). Dochter van Gerhard Willem Otto Huygens, kalkfabrikant, en Cornélie Adélaïde Henriette Elias. Gehuwd op 2-10-1902 met Ignatius Bernardus Marie Bahlmann, zakenman. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Cornélie Huygens groeide op in een milieu van aristocratische bourgeoisie. Over haar meisjesjaren is niet veel meer bekend dan dat zij, direct na de geboorte moederloos geworden, werd opgevoed door een grootmoeder en een ongetrouwde jonge tante. Zij bracht deze door in Leiden en Valkenburg. In het begin van de jaren zeventig vestigde zij zich anderhalf jaar in Brussel om zangles te nemen, maar zij staakte deze studie wegens gebrek aan voldoende talent. Vervolgens begon zij romans te schrijven, blijkbaar om in haar levensonderhoud te voorzien. Mina Kruseman, met wie zij in Brussel kennis had gemaakt, bemiddelde tussen haar en uitgevers. Haar eerste roman, Hélène van Bentinck, verscheen in 1877 bij Revers in Dordrecht. In deze en latere romans, o.a. Hoogenoord (1892) en Zomer (1895), was het centrale thema de positie van het jonge meisje in de rijke bourgeoisie en de haar afgedwongen keuze van een huwelijk om verzekerd te zijn van een bestaan. Zij zijn geschreven in een gedateerde stijl en worden nauwelijks meer gelezen om hun literaire kwaliteiten, maar nu vooral gewaardeerd wegens de feministische strekking. In haar laatste romans komt het sociale vraagstuk aan de orde, met als hoogtepunt Barthold Meryan (1897). Dit is een socialistische sleutelroman, waarin voor tijdgenoten figuren als Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Pieter Jelles Troelstra en Frank van der Goes duidelijk herkenbaar waren. Daarnaast vertaalde zij werken van Ouida en Carmen Sylva, in die tijd gewaardeerde romanschrijfsters, die vooral bij vrouwelijke lezers aandacht trokken.

Kort na de oprichting van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) in 1894 trad Cornélie Huygens toe tot deze partij. Tussen 1898 en 1901 fungeerde zij als secretaresse van de Haagse afdeling van de SDAP. Haar positie als bestuurslid was echter omstreden wegens haar deftige reputatie. Waarschijnlijk omdat de Haagse afdeling te veel bekend stond als een 'herenarbeiderspartij ' moest zij in november 1898 aftreden, maar na een bestuursconflict nam zij in 1900 het secretariaat weer op. In 1900 en 1901 fungeerde zij als tweede secretaresse van het partijbestuur.

Deze overgang tot het socialisme markeert een ommekeer in het leven van Cornélie Huygens. Zij was gewend aan een verfijnde levenswijze, die mede mogelijk werd gemaakt door de honoraria uit haar veelverkochte society romans. Beginselvastheid maakte een voortzetting van dit literair genre echter onmogelijk. Na haar overgang tot het socialisme stelde Cornélie haar pen in dienst van de beweging en schreef zij vooral socialistische en feministische brochures. Dit kwam ongetwijfeld haar literaire kwaliteit ten goede: haar proza werd gespierder en voor hedendaagse smaak ongetwijfeld genietbaarder. In Een woord aan de Nederlandsche vrouwen [1896] borduurde zij voort op het thema dat zij al in haar romans had aangesneden: de onwil van vrouwen uit gegoede kringen om zelf haar emancipatie ter hand te nemen. Zij meende dat deze vrouwen onvoldoende gebruik maakten van de mogelijkheden die zij wel degelijk hadden, zoals bijvoorbeeld studeren. Niet klaagliederen over achterstelling, maar daden zouden de gelijkstelling tussen mannen en vrouwen moeten rechtvaardigen. Vanuit deze filosofie van de daad stelde zij dat deze naar haar mening verwende en passieve vrouwen door eigen schuld nog wettelijk de minderen waren van de man, terwijl de zich afbeulende vrouwen uit het proletariaat juist recht hadden op juridische en politieke ontvoogding. In Socialisme en ..Feminisme" (1898) analyseerde zij op historisch-materialistische grondslag verder het principiële verschil tussen de naar 'damesrechten' strevende feministen uit de burgerlijke klasse en de belangen van de arbeidersvrouwen. Ook trok zij een jaar later heftig van leer in De liefde in het vrouwenleven voorheen en thans [1899] tegen een geruchtmakende brochure van Anna de Savornin Lohman met de titel De liefde in de vrouwenquestie (Amsterdam, [1897]) waarin deze huwelijk en moederschap als de enige vervulling van het vrouwenbestaan verdedigde. Ook op theoretischmarxistisch terrein bewoog zij zich als auteur. In Darwin-Marx (1901) betoogde zij dat het marxisme beschouwd kon worden als een toepassing van het darwinisme op de maatschappelijke verhoudingen en koos zij in de controverse Kautsky-Bernstein partij tegen het revisionisme.

Ondanks haar activiteiten in de socialistische beweging, ook op praktisch gebied - zij was onder meer medeoprichtster in 1898 van de Algemeene Nederlandsche Dienstbodenbond -, bleef zij voor haar partijgenoten een vreemde eend in de bijt. Met haar rijzige en deftige voorkomen was zij bekend als de 'freule', hoeveel moeite zij ook deed dichter bij de arbeidersklasse te komen. Enerzijds gevoelig voor genegenheid, anderzijds lichtgeraakt, was zij moeilijk genaakbaar. Een van haar weinige vrienden in de partij was de onderwijzer A.H. Gerhard, een der oprichters van de SDAP.

De betekenis van Cornélie Huygens ligt vooral in haar frisse en onconventionele analyse van de positie van de vrouw. In haar beschouwingen legde zij er voortdurend de nadruk op dat huwelijk, soort van arbeid en mate van geestelijke en intellectuele ontwikkeling historisch gegroeide gegevenheden waren die vatbaar bleven voor verandering. Vrouwen hadden het in eigen handen hun maatschappelijke positie onafhankelijk en zelfstandig te maken.

In 1902 trouwde Cornélie Huygens, tot veler verbazing na haar vele fulminaties tegen het huwelijk, met haar vermogende partijgenoot Ignaz Bahlmann. Deze had Troelstra al vóór de oprichting van de SDAP financieel gesteund bij de uitgave van verschillende bladen en bovendien Barthold Meryan in het Duits vertaald. Dit late huwelijk heeft misschien niet beantwoord aan de verwachtingen van Cornélie. Nog geen maand later verdronk zij zich in een vijver in het Vondelpark. Een korte brief aan haar man geeft geen uitsluitsel over de motieven voor deze daad.

A: De archieven van de SDAP, A.H. Gerhard en K.A. van Langeraad in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

P: Een bibliografie in het hieronder genoemde Noord en Zuid; verder artikelen in De Kroniek en De Nieuwe Tijd.

L: [S. Troelstra-Bokma de Boer], in Het Volk, 2-11-1902; Taco de Beer, in Noord en Zuid 25 (1902) 566-572; Josine Meyer, 'Cornélie Huygens', in Mededelingenblad sociaal-historische studiekring (1957) 12 (december) 2-8; A. Romein-Verschoor, Vrouwenspiegel (Nijmegen, [1977]) 66 - 69. Oorspr. proefschrift Leiden, 1935.

I: Marianne Braun, 'Socialisme en feminisme. Liefde en politiek in twee tendensromans' in Spiegel Historiael 33 (1998) 508.

Ludy Giebels


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013