© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.L.M. Brauer, 'Lunshof, Hendrik Arie (1904-1978)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/lunshof [12-11-2013]
LUNSHOF, Hendrik Arie (1904-1978)
Lunshof, Hendrik Arie, journalist (Assen 25-11-1904 - Zeist 17-12-1978). Zoon van Pieter Hendrik Lunshof, huisschilder, en Gesina Martijn. Gehuwd op 21-12-1938 met Cornelia Marie Brants. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.
Henk Lunshof volgde in Assen middelbaar onderwijs in geschiedenis, staathuishoudkunde en staatsinrichting. Hij schreef af en toe voor de Provinciale Drentsche en Asser Courant en vanaf 1927 was hij correspondent voor het grote neutrale dagblad De Telegraaf in Amsterdam. In 1930 volgde daarop een verslaggeverschap bij het sociaal-democratische dagblad Het Volk. Met het socialisme voelde Lunshof zich toen verwant, al deed zijn afkeer van het volgehouden pacifisme in die kringen hem binnen enkele jaren politiek naar rechts opschuiven. Uiteindelijk belandde hij 'iets rechts van het centrum', zoals hij zelf formuleerde, dicht tegen de christelijk-historische stroming in de politiek aan.
In 1933 werd Lunshof verslaggever van De Telegraaf, waar hij naam maakte met zijn reportages. Toen het blad op 17 mei 1942 - na door de Duitse bezetter onder druk te zijn gezet - een sterk anti-joods hoofdartikel plaatste, nam Lunshof ontslag. Buiten het krantewerk werd hij als auteur bekend. Vooral een Nederlands-nationalistisch getinte biografie van Michiel de Ruyter (De stuurman van "De Groene Leeuw", 1941), sloeg in. Daarnaast werkte hij aan een omvangrijke politieke geschiedenis van Engeland, die na de bevrijding zou uitkomen. Ook bereidde hij met bevriende journalisten en schrijvers de uitgave van een onafhankelijk tijdschrift voor.
Op 27 oktober 1945 verscheen Elseviers Weekblad met naast hem in de redactie: Godfried Bomans, Anton van Duinkerken, Piet Bakker, Ina van der Beugel, E. Elias, G.B.J. Hiltermann, M. Roelants en Jo Spier. Het werd een prominent opinieweekblad met al snel een oplage van ruim honderdduizend. Journalistiek en literair talent kreeg kansen in het blad. Behoudens een intermezzo - van 1947 tot 1953 - bleef Lunshof tot 1974 aan Elseviers Weekblad verbonden. Van oktober 1947 tot april 1949 was hij hoofdredacteur van het dagblad De Nederlander, dat nauw gelieerd was aan de Christelijk-Historische Unie (CHU). Financiële problemen en meningsverschillen over de Indonesische kwestie leidden tot de ondergang van de krant in 1949. Daarna was Lunshof tot 1953 weer redacteur van De Telegraaf en lid van de hoofdredactie. Terug bij Elseviers Weekblad wijdde hij zich vooral aan de internationale politiek. Thema's waarover hij schreef, waren onder andere de betrekkingen tussen Oost en West en de Europese integratie; hij versloeg internationale conferenties en verzorgde commentaren. Af en toe kwam zijn liefde voor de geschiedenis tot uiting, bijvoorbeeld in series over de oude Europese vorstenhuizen. Vanaf 1959 was hij hoofdredacteur, maar in 1965 stapte hij op toen het blad van opzet veranderde. Tot 1974 bleef hij de column 'Bloknoot' leveren.
Typerend voor Lunshofs karakter en journalistieke stijl waren de vasthoudendheid en de felle pen waarmee hij zijn mening verkondigde. Dat bezorgde hem veel vijanden. Principiële zaken voor hem én hoogtepunten uit zijn carrière waren de Indonesische kwestie en de naoorlogse zuiveringsperikelen. Lunshof was ervan overtuigd dat de Nederlandse politici en de regeringspartijen bij de Indonesische kwestie op schandelijke wijze de nationale belangen verspeelden en hij vond dat bij de bijzondere rechtspleging en zuivering veel onrecht en willekeur plaatsvond.
Over de bijzondere rechtspleging en zuivering, die voor een afrekening met de zogenaamde 'foute' Nederlanders moesten zorgen, schreef hij: 'Daar is chaos, daar is administratieve wanorde, daar vloeien politiële en justitiële bevoegdheden door elkaar, daar is meten met twee maten, daar is oneerbaarheid.' Aanvankelijk verkondigde Lunshof in deze kwestie een tamelijk tegendraadse mening, maar op den duur nam algemeen de kritiek toe op de afwikkeling van de zuiveringen. Al spoedig na de bevrijding verscheen zijn brochure met de veelzeggende titel Moderne inquisitie. Een woord tot de zuiveraars (Amsterdam [etc.], 1946). Hierna volgden, zoals hij ze noemde, twee studies 'in onrecht': Vlag halfstok (Amsterdam, 1948) en Als dieven in de nacht... (Amsterdam, 1948). Daarin kwamen de zuiveringsproblemen van het machtige concern van De Telegraaf aan de orde. Reeds tijdens de bezetting zouden volgens Lunshof plannen zijn gesmeed De Telegraaf de nek te breken en de persen van deze krant in te pikken. Scherpe beschuldigingen aan het adres van oud-illegale medewerkers van Het Parool en voormalige bewindslieden brachten hem voor de rechter, die hem in april 1950 veroordeelde wegens belediging. In dat zelfde jaar baarden Lunshofs schandaalstukken in De Telegraaf opzien waarin hij de wijze waarop de politieke delinquent P. Menten door politie en justitie zou zijn geplunderd en bedrogen aan de kaak stelde. Deze artikelen vormden aanleiding tot gerechtelijk vooronderzoek tegen enerzijds Lunshof en anderzijds F.P.Th. Rohling, die bij de strafzaak contra Menten als rechter-commissaris bij de bijzondere rechtspleging was opgetreden. In 1952 werd van vervolging ten aanzien van Lunshof afgezien en in 1953 zou Rohling definitief buiten vervolging worden gesteld.
Ook in de Indonesische kwestie speelde Lunshof herhaaldelijk de rol van fel en agressief commentator, telkenmale de vinger beschuldigend wijzend op falende politici en gevaarlijke intriges, zoals hij die zag, onthullend. Van het ogenblik af dat nationalisten in Nederlands-Indië een republiek hadden uitgeroepen in 1945, pleitte de rechtlijnige Lunshof voortdurend voor een harde politiek. Hij was betrokken bij de pressiegroep 'Comité Handhaving Rijkseenheid' en keurde elk overleg met de jonge republiek Indonesia af. In januari 1947 onthulde Elseviers Weekblad de geheime notulen van het akkoord van Linggadjati, een overeenkomst van november 1946 tussen regering en republiek. Het kwam tot een rechtzaak omdat Lunshof weigerde zijn bron te noemen. Hij beriep zich op het beroepsgeheim van de journalist en stelde dat de persvrijheid aangetast zou worden. De rechter dacht daar anders over en veroordeelde hem tot een geldboete van 10,- subs. tien dagen hechtenis; de Hoge Raad verwierp eind 1948 Lunshofs hoger beroep. Omstreeks 1960, toen de Nieuw-Guinea-kwestie speelde, had Lunshof goede contacten in regeringskringen en fungeerde hij soms ook als spreekbuis voor ministers. Naar aanleiding van het artikel 'Het Verraad' - 26 mei 1962 - waarin hij fors uithaalde naar een groep Nederlandse zakenlieden die contacten zocht met Indonesië en daarmee volgens Lunshof het regeringsbeleid ondermijnde, kwam het tot een conflict met prins Bernhard, omdat hij ook de door de Prins geleide 'Bilderberg-conferenties' bekritiseerde. Op het nog jonge medium televisie kwam een verzoening tot stand tussen de Prins en Lunshof.
Bij zijn overlijden typeerde Elseviers Weekblad Henk Lunshof als een man van allure: 'Hij kon niets half doen, hij stortte zich met hart en ziel in zijn werk en eiste dat ook van anderen. Hij haatte kleinheid, en halfslachtigheid. Middelmatigheid interesseerde hem niet. Hij kon in het persoonlijk vlak genereus zijn, mild en hoffelijk. Maar in zijn journalistiek oordeel over hen die maatschappelijke verantwoording dragen, was hij vaak bijtend en uitdagend, soms zelfs kwetsend.' Lunshofs snelle pen, schrijfstijl en humor werden geroemd. Hij was een gedreven, altijd nieuwsgierig journalist met een grote belezenheid. Zijn redactionele leiding was onorthodox, impulsief en inspirerend. Zonder twijfel heeft Lunshof menigmaal zware stenen in de onrustige Nederlandse persvijver gegooid. Daarmee gaf hij aan eigen dag- of weekblad een levendigheid die men, al naar gelang men zijn politieke en maatschappelijke opinies deelde of verwierp, leesbaar en pakkend noemde dan wel als verwerpelijke 'sensatie- en schandaaljournalistiek' afdeed. Door zijn botsingen met justitie na de oorlog kwam hij herhaaldelijk in de publiciteit en kon hij zich dan opwerpen als verdediger en kampioen van de persvrijheid, juist voor 'kritisch rechts'.
A: Directie- en redactiearchieven van de bladen waaraan hij verbonden was. Enig documentatiemateriaal is aanwezig in het Nederlands Persmuseum te Amsterdam.
P: Naast het journalistieke werk - soms ondertekend met de initialen H.A.L. - en de genoemde geschriften: Ik heb een dochter (Amsterdam, 1941); De stuurman van ,"De Groene Leeuw". Leven en bedrijf van Michiel de Ruyter (Amsterdam, 1941); Engeland. Een politieke geschiedenis (Amsterdam [etc.], 1945 - 1950. 3 dl.); De gevaarlijke staat (Amsterdam [etc.], 1946); Leven zonder demon. Een levensschets van Antony Winkler Prins (Amsterdam [etc.], 1950); Katharina van Rusland (Amsterdam, 1953); De duivel in het wondere leven van Jean-Marie Vianney, pastoor van Ars (Amsterdam [etc.], 1953); Moskou nu (Amsterdam, 1957); Het groene boekje. Antwoord aan Mao Tse-Toeng [Amsterdam, 1968]; 'Een stille man van het hofje', in Herinneringen aan Godfried Bomans. Onder red. van M. van der Plas (Amsterdam, 1972) 129-134; Aan de vooravond van een beslissing. Naar aanleiding van gesprekken met ridder Van Rappard (Apeldoorn, 1972).
L: A.D., 'De duimzuiger H.A.L(unshof)', in De Nieuwe Stem 15 (1960) 228-230; Piet Bakker, Zo was het (Amsterdam, 1961) 155-157; W.L. Brugsma/ H. Lammers, 'Gesprek met H.A. Lunshof', in De Gids (1965) II, 184- 190; Michel van der Plas, 'Maar...', in Elseviers Magazine, 30-12-1978 en 6-1-1979. Herdenkingsartikelen van J.J.F. St.[okvis] en D.M. van Rosmalen in De Telegraaf, 22-12-1978 en in Elseviers Magazine, 30-12-1978; De affaire-Menten 1945-1976. Door J.C.H. Blom, A.C. 't Hart en I. Schöffer ('s-Gravenhage, 1979. 2 dl.).
I: Gerry van der List, 'Reactionaire kwajongen, prachtige, wijze nar', in Elsevier 60 (2004) nr. 28 p. 51.
J.L.M. Brauer
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013