Margrij, Everhardus Johannes (1841-1891)

 
English | Nederlands

MARGRIJ, Everhardus Johannes (1841-1891)

Margrij, E.J.

Margrij, Everhardus Johannes (bekend onder de naam Margry), architect (Harderwijk 28-12-1841 - Rotterdam 8-8-1891). Zoon van Johannes Josephus Franciscus (Francois) Margrij, kastelein en koopman, en Alijda van de Weijer. Gehuwd met Antonia Cornelia Maria Gerdes. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren.

Evert Margry groeide op in de garnizoensplaats Harderwijk, waarheen zijn vader in 1832 vanuit Nederlands-Indië was teruggekeerd. Daar leerde deze zijn vrouw, de dochter van een herbergier, kennen. Samen kregen zij tien kinderen, van wie er drie zich met de bouwkunst zouden gaan bezighouden.

Nadat Margry zijn gymnasiumopleiding te Harderwijk had voltooid, besloot hij, in navolging van zijn oudste broer Jan, in Amsterdam lessen aan de tekenschool te volgen en in de bouwkunst te worden onderwezen. Door middel van contacten met het genootschap Architectura et Amicitia en de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst raakte hij vertrouwd met de bouwwereld. Tevens leerde hij in Amsterdam zijn toekomstige vrouw kennen. Een andere ontmoeting die zijn leven ingrijpend zou beïnvloeden was die met P.J.H. Cuypers. Als een van de eerste leerlingen van de toen reeds beroemde bouwmeester, kreeg Margry de kans zich de opvattingen over de nieuwe gotische bouwkunst eigen te maken. Ter afsluiting van deze opleiding kreeg hij van Cuypers het zelfstandig toezicht (april 1864-1866) over de bouw van diens St. Dominicuskerk te Alkmaar.

Terwijl Cuypers in Amsterdam ging wonen, besloot Margry zich te Rotterdam als architect te vestigen, nadat hij in 1866 zijn eerste zelfstandige bouwopdracht had gekregen: de H. Antonius van Padua aan het Boschje. Een simpel versje op het tegeltableau dat hij in het portaal van die kerk liet aanbrengen geeft Margry's houding ten opzichte van de nieuwe bouwstijl goed weer: 'Het dertiend' eeuwsch gothiek; Rijst hier weer uit het duister; Zoo zinrijk katholiek; In nieuwe pracht en luister.' De kerk zou al dadelijk een van zijn belangrijkere scheppingen blijken te zijn. Aan dit eerste succes was het dan ook te danken dat hij binnen korte tijd een veelgevraagd architect werd. De toenemende waardering voor de neogotiek was daarbij een grote stimulans voor opdrachten aan zijn bureau op de Schiekade 103 (na 1880: 141). In hoog tempo ontwierp hij kerken, pastorieën, kloostergebouwen, gestichten, scholen, huizen en zelfs begraafplaatsen. Hierbij was Margry's bijdrage tot de religieuze architectuur wel van het meeste belang. Hij borduurde daarin voort op de ideeën van Viollet-le-Duc en van zijn directe leermeester Cuypers. Zijn voorbeeld was de 13e-eeuwse Franse gotiek. Het best heeft hij dit uitgewerkt in de onlangs afgebroken Josephkerk in Den Haag (1886-1888).

Margry hield zich niet alleen met nieuwbouw bezig. Op grond van zijn inmiddels opgedane ervaringen bij de bouw kreeg hij van rijkswege opdracht oude gotische monumenten te restaureren. Sinds 1876 werkte hij aan het herstel van de Petrus en Pauluskerk te Brouwershaven en sinds 1883 aan dat van de St. Lievens-Monstertoren te Zierikzee. Door het toenemen van het aantal bouwopdrachten kwam de wens van zijn jongste broer Albert A.J. ook architect te worden Margry zeer gelegen. Na zijn opleiding werd deze Albert, evenals de jonge architect J.M. Snickers, als associé in een op 1 mei 1880 opgerichte vennootschap opgenomen, waarin E. Margry de senior was. Bij de redenen voor deze associatie moet men niet uit het oog verliezen dat de klerikale naam Snickers - de bisschop van Haarlem was P.M. Snickers - in het bisdom Haarlem geen slechte aanbeveling was. Voorlopig bleef Evert Margry door zijn opgebouwde faam de belangrijkste architect van de drie. De meeste ontwerpen kwamen van zijn hand. In katholiek Rotterdam was Margry wegens zijn kerkenbouw en zijn goed-lopende kantoor een geziene figuur. Hij was een sober mens, recht door zee, maar ook wel eens opvliegend. In de katholieke wereld vervulde hij verschillende bestuursfuncties, onder andere als kerkmeester van de St. Dominicus. Voor deze activiteiten ontving hij de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice. Als architect schreef hij bijdragen voor verschillende tijdschriften. Hij was lid van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst.

Tijdens de bouw van kerken te Voorburg en Hillegersberg werd Margry op 49-jarige leeftijd door een ziekte overvallen die hem vroegtijdig het levenseinde bracht. Margry heeft meer dan 40 kerken (waarvan de helft sinds 1880) gebouwd. Hij was een van de belangrijkste en produktiefste leerlingen van Cuypers. Door zijn produktie heeft Margry de kwaliteit niet altijd even goed kunnen handhaven; hierbij springen zijn grotere kerken er meestal het gunstigst uit. Al zijn kerken worden gekenmerkt door een sobere stijl, die wordt versterkt door het consequent gebruik van baksteen. Aan de buitenzijde werd de 13e-eeuwse gotiek gestyleerd verwerkt. In haast lijnrechte tegenstelling daarmee staat Margry's behandeling van de binnenruimten. Hier vindt men een overdaad aan gotische motieven, aangevuld door een flamboyante neogotische aankleding van de kerk. De hiervoor benodigde heiligenbeelden, altaren, meubelen, glazen, polychromeringen etc. werden naar Margry's ontwerpen door verschillende handwerkslieden in zijn eigen atelier voor kerkelijke kunst vervaardigd.

A: Collectie-Margry met voornamelijk bestekken onder beheer van ir. J.J. Margry te Breda. Bestekken én bouwtekeningen zijn er ook in de archieven van de bouwkundige inspecties van de bisdommen Haarlem en Rotterdam.

P: Diverse grotere en kleinere artikelen over (eigen) bouwwerken in onder meer het Bouwkundig Weekblad en de Bouwkundige Bijdragen, over de periode 1872-1891.

L: 'Statistiek in het bouwwezen' [van kerken en pastorieën van Margry over de periode 1866-1882], in Bouwkundig Weekblad 3 (1883) 200, 206; 'Necrologie', in Bouwkundig Weekblad 11 (1891)202; P.H., 'E.J. Margrij', in Katholieke Illustratie 25 (1891 - 1892) 119; Bouwwerken uitgevoerd door leden der Maatschappij, ..tot Bevordering der Bouwkunst... (Haarlem, 1892) XXI; P.J.H. Cuypers en J. Kalf, De Katholieke kerken in Nederland. Dat is de tegenwoordige staat dier kerken met hunne meubeling en versiering beschreven en afgebeeld (Amsterdam, 1906) passim; H.P.R. Rosenberg, De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland (Den Haag, 1972) 58-59, 102; Waar Hagenaars kerkten. Geschiedenis van de Haagse kerken gebouwd voor 1900 [Samengest. door Ch. Dumas] (Den Haag, 1983) passim; L.A.M. Badoux-Grootscholten, Het katholieke oeuvre van Architectenbureau Margry (ongepubliceerde MA scriptie Algemene Cultuurwetenschappen, Open Universiteit Heerlen 2007).

I: Familiearchief Margry.

P.J. Margry


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013