© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.W.J. de Jonge, 'Nobel, Felix de (1907-1981)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/nobelf [12-11-2013]
NOBEL, Felix de (1907-1981)
Nobel, Felix de, pianist en koordirigent (Haarlem 27-5-1907 - Amsterdam 25-3-1981). Zoon van Pieter de Nobel, glasetser, later muziekleraar, en Elisabeth Andréa. Gehuwd op 29-7-1929 met Dina Adriana Knegtmans. Na echtscheiding (21-6-1940) gehuwd op 29-1-1942 met Dorothea Catharina Schrama. Uit beide huwelijken werden geen kinderen geboren.
Felix de Nobel ontving als jongen muziekonderricht van Hendrik Andriessen. Nadat hij in Haarlem de HBS had gevolgd, zette hij in 1925 zijn muziekstudie voort aan het Amsterdams conservatorium, onder leiding van Sem Dresden. De Weense pedagoge Martha Authengruber gaf hem daar een pianistenopleiding. Het was zijn plan solopianist te worden, maar reeds in zijn conservatoriumtijd ervoer Felix dat hij over bijzondere talenten beschikte om zangsolisten te begeleiden. In 1930 begon hij zijn muzikale loopbaan. Ofschoon hij de eerste tijd nog wel als solist optrad, trok de kamermuziek en het begeleiden van vocalisten hem sterk aan. Reeds spoedig maakte hij deel uit van het Concertgebouw Kwintet en van het Amsterdamsen Kamermuziekgezelschap. Vanaf 1930 gaf hij gedurende acht jaar liederenavonden met de mezzo-sporaan Hans Gruijs, met wie hij veel moderne muziek uitvoerde. Daarnaast vormde hij reeds vanaf het begin van zijn conservatoriumtijd tot 1946 een duo met de volksliederenzanger Harry van Oss. Door zijn muzikale begeleidingskunst en zijn uitstekende kennis van de liederenteksten werd hij dikwijls gevraagd befaamde binnen- en buitenlandse zangers en zangeressen aan de vleugel te begeleiden. Als docent heeft De Nobel jarenlang begeleidingspianisten opgeleid aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en vanaf 1955 als hoofdleraar aan het Amsterdams conservatorium.
Bij toeval werd De Nobel dirigent van het protestants amateurkoor 'Credo Canto' te Zandvoort. Aangezien de koorleden bereid waren alle mogelijke werken uit te voeren, kon hij veel ervaring opdoen als koordirigent. Met meer geschoolde stemmen stichtte hij vervolgens het Aerdenhoutsch Vrouwenkoor, waarmee hij mooie resultaten behaalde. Tevens leidde hij het Vocaal Kwartet, dat ensembles uit oratoria en opera's en daarnaast volksliederenarrangementen ten gehore bracht. In 1937 besloot de VARA, op initiatief van Eli Bomli en Rutger Schoute, een serie cantates van J.S. Bach uit te zenden. Felix de Nobel werd opgedragen voor deze gelegenheid een groepje zangers en zangeressen bij elkaar te brengen. Toen de VARA na een seizoen de Bachuitzendingen, die de aandacht van de luisteraars hadden getrokken, beëindigde, besloten De Nobel en zijn koorleden zelfstandig door te gaan. Men ging zich toen specialiseren in de a-cappella-zang, omdat De Nobel grote belangstelling had gekregen voor deze vorm van zangkunst, die door Daniel de Lange en Anton Averkamp was herontdekt. Vooral het optreden, in de jaren twintig, van de Haarlemsche Motet- en Madrigaalvereeniging onder leiding van Sem Dresden heeft hem sterk geïnspireerd.
Op 9 januari 1939 vond in Haarlem het eerste optreden plaats van Felix de Nobels 'Nederlandsch Kamerkoor'. Binnen korte tijd mocht het ensemble zich, dank zij zijn uitstekende kwaliteiten, in een groeiende belangstelling verheugen. Onder de bekwame vocalisten bevond zich Dora Schrama, met wie De Nobel in 1942 huwde. Na de moeilijke oorlogsjaren duurde het niet lang of het koor verwierf internationale vermaardheid. Een concertreis door enkele Belgische steden in 1946 luidde een lange reeks van buitenlandse tournees in. Onder andere trad het op in Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Italië en Zuid-Afrika. Bovendien maakte het zes concertreizen door Canada en de Verenigde Staten. Vanzelfsprekend concerteerde men ook vaak in Nederland, waar het zelfs de kleinste plaatsen op het platteland bezocht. Het koor heeft talrijke radiouitzendingen verzorgd, terwijl het later veel jeugdconcerten gaf. Ook zijn er grammofoonopnamen gemaakt. Vanaf de aanvang omvatte het repertoire werken uit de bloeiperiode van de vocale polyfonie (16e en 17e eeuw). Composities van o.a. Lassus, Monteverdi, Palestrina, Schütz en Sweelinck werden doorlopend uitgevoerd. Ook werken van Bach en twintigste-eeuwse meesters stonden op het repertoire. Tevens verleende het koor zijn medewerking aan opera-en oratoriumuitvoeringen. Verscheidene bekende Nederlandse, maar ook buitenlandse componisten, onder wie Frank Martin en Francis Poulenc - met beiden was De Nobel goed bevriend -, hebben werken aan het 'Nederlandsch Kamerkoor' opgedragen. Zelf heeft De Nobel verscheidene koorbewerkingen geschreven van volks- en kerstliederen in verschillende talen, waarvan enige in druk zijn verschenen. Vanaf 1953 ontving het koor een rijkssubsidie, waardoor De Nobel zijn medewerkers een vast inkomen kon bieden.
Op 1 september 1972 droeg Felix de Nobel, wegens leeftijd, zijn dirigeerstok over aan Hans van den Hombergh. Tevens nam hij toen afscheid als algemeen directeur van de Nederlandse Koorstichting, een functie die hij sedert 1965 vervulde. Wel bleef hij als artistiek adviseur aan deze stichting verbonden. Na zijn vertrek als dirigent maakte hij in 1973 met het koor nog twee langspeelplaten, die een bloemlezing uit het repertoire van de afgelopen decennia bevatten. Felix de Nobel, die gold als een muzikale idealist, mocht reeds tijdens zijn leven de volle erkenning voor zijn artistieke prestaties genieten.
P: Van Felix de Nobel en het Nederlands Kamerkoor verschenen verscheidene grammofoonplaten, waaronder een serie opnamen in 1961-1969 uitgegeven door de stichting Donemus, met muziek van Nederlandse componisten: 'Herinneringen aan Francis Poulenc', in Mens en Melodie 18 (1963) 70-72.
L: W.P. [= Wouter Paap], 'Het Nederlandsch Kamerkoor', in Mens en Melodie 1 (1946) 48-49; G.T., 'F. de Nobel en het Nederlands Kamerkoor', in De Nieuwe Eeuw, 26-11-1949; P.C. van Westering, 'Gesprek met Felix de Nobel', in Haagse Post, 3-8-1957; Marius Flothuis, 'Een halve eeuw in dienst van de kamermuziek', in Mens en Melodie 30 (1975) 179-181. Herdenkingsartikelen in de Volkskrant, 27-5-1967 en 5-6-1972; in Mens en Melodie 24 (1969) 161-163, 36 (1981) 260-261 en 298-299; in Het Parool , 3-6-1972,6-6-1972 en 28-11-1972; in NRC Handelsblad, 28-11-1972, in De Nieuwe Linie, 20-12-1972 en 27-12-1972; in Het Vaderland, 28-3-1981; P. Jordal, in Preludium 39 (1981) 9 (mei) 23.
I: Mens en Melodie 36 (1981) 298.
A.W.J. de Jonge
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013