© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: H.A.M. Snelders, 'Rijke, Petrus Leonardus (1812-1899)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/rijke [12-11-2013]
RIJKE, Petrus Leonardus (1812-1899)
Rijke, Petrus Leonardus, natuurkundige (Hemmen, gem. Valburg 11-7-1812 - Leiden 7-4-1899). Zoon van Dirk Rijke, predikant, en Elisabeth Pieternella Beausar. Gehuwd op 1-7-1852 met Johanna Hamaker. Uit dit huwelijk werden 6 zoons en 6 dochters geboren.
Rijke studeerde vanaf 1830 natuurwetenschappen aan de Leidse Universiteit, waar hij op 30 juni 1836 promoveerde op een dissertatie: Specimen physicum inaugurale de origine electricitatis Voltaicae. Promotor was P.J. Uijlenbroek. In 1835 was hij reeds benoemd tot hoogleraar in de natuurkunde aan het Koninklijk Athenaeum te Maastricht. Vanaf het jaar 1838 gaf hij tevens een openbare cursus in scheikunde, die toegespitst was op 'kunsten en fabrijken' en gegeven werd op het laboratorium van het Athenaeum. In 1845 werd hij buitengewoon en in 1854 gewoon hoogleraar in de fysica aan de Universiteit van Leiden. Hij richtte daar een natuurkundig laboratorium op en bracht een grote verzameling instrumenten bijeen. In 1882 ging hij met emeritaat. Een benoeming tot staatsraad in buitengewone dienst had inmiddels bewezen hoezeer hij van staatswege werd gewaardeerd.
In zijn Maastrichtse jaren was Rijke actief voor de verificatie van de gewichten van de arrondissementsijker van Maastricht en voor de inspectie van de stoommachines in Limburgse fabrieken. Hij hield zich tevens bezig met onderzoekingen over het aardmagnetisme (1842 e.v.). Zijn grootste belangstelling, vooral in zijn Leidse periode, ging uit naar een in die tijd over het algemeen aandacht trekkend onderwerp waarin het natuurwetenschappelijk onderzoek naar de elektrische verschijnselen grote vooruitgang boekte. Rijke was goed op de hoogte van de nieuwe literatuur, verwerkte die in zijn colleges en herhaalde de beschreven experimenten met de grootste zorgvuldigheid en een onuitputtelijk geduld. Ieder nieuw beschreven verschijnsel van enige betekenis werd door hem bestudeerd en op zijn colleges behandeld. De resultaten van zijn onderzoekingen werden vooral in Poggendorffs Annalen der Physik und Chemie gepubliceerd. In 1853 gaf hij een verklaring van de versterking die het door een galvanische vonk veroorzaakte geruis begeleidt wanneer de stroom onder bepaalde omstandigheden wordt onderbroken. Later onderzocht hij het geluid dat in een buis die aan beide einden open is ontstaat, wanneer er stukken metaalgaas in geklemd worden die met een vlam of een elektrische vonk worden verhit (1859). Zijn meeste publikaties handelen over de experimentele elektriciteitsleer. In dit verband bestudeerde Rijke de elektrodynamische werking van de inductiestroom (1857 e.v.) en de slagwijdte van de elektrische vonk in het apparaat van Rhumkorff, waarvoor door hem een empirische wet werd opgesteld voor het verband tussen de slagwijdte van de vonk en de dichtheid van de lading aan het oppervlak van de elektroden (1859). In 1857 richtte zijn onderzoek zich in het bijzonder op de eigenschappen van de zogenaamde extrastroom, waarbij hij de door E. Edlund (1849) gevonden afhankelijkheid van de intensiteit van de in een inductiespiraal ontstane en verdwijnende stroom volgens een onafhankelijke methode op oorspronkelijke wijze wist te bevestigen en uit te breiden. Hij ontdekte ook de elektrische ladingen die ontstaan bij de proef van Leidenfrost op het moment dat de sferoïdale druppel uiteenbarst (1856).
Rijke was een van de vele fysici met een veelzijdige belangstelling voor talrijke verschijnselen die door hen werden nagewerkt en uitgebreid onderzocht. Zijn veelzijdigheid en vruchtbare werkzaamheid volgen ook uit de onder zijn leiding bewerkte, grotendeels experimentele, proefschriften. Een van zijn belangrijkste leerlingen was H.A. Lorentz. Behalve aan dit eigen academische onderwijs besteedde Rijke ook veel tijd en aandacht aan de invoering en regeling van de natuurwetenschappen die in Thorbeckes Wet op het Middelbaar Onderwijs in 1863, mede dank zij zijn activiteiten, hun neerslag vonden. Ter stimulering van de wetenschapsbeoefening ondersteunde hij het werk van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen door deelneming aan beoordelingscommissies voor ingezonden prijsvragen en kwam hij met eigen voorstellen voor teksten van nieuwe prijsvragen.
P: J.C. Poggendorff, Biographisch-literarisches Handwörterbuch zur Geschichte der exacten Wissenschaften (Leipzig, 1863) II, 646; (1898) III, 1124; (1904) IV, 1253; Catalogue of scientific papers compiled and arrangea by the Royal Society of London 5 (1871) 207; 11 (1896) 182.
L: C.T. Tiele, in Jaarboek der Rijks-Universiteit te Leiden 1898-1899, 35-36; H.G. van de Sande Bakhuyzen, in Verslag van de gewone vergadering der wis- en natuurkundige afdeeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam van 22 april 1899 7 (1899) 532; Almanak van het Leidsch Studentencorps 86 (1900) 211 ;J.P. Kuenen, Het aandeel van Nederland in de ontwikkeling der natuurkunde gedurende de laatste 150 jaren. Gedenkboek van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam (Rotterdam, 1919) 90-92; J. MacLean, 'Pieter Leonard Rijke (1812-1899), promotor van het onderwijs in de chemische technologie te Maastricht (1838-1844)', in Tijdschrift voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 2 (1979) 79-82.
H.A.M. Snelders
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013