Sevensma, Tietse Pieter (1879-1966)

 
English | Nederlands

SEVENSMA, Tietse Pieter (1879-1966)

Sevensma, Tietse Pieter, bibliothecaris (Sneek 22-7-1879 - Hilversum 30-6-1966). Zoon van Pieter Sevensma, directeur scheepvaartonderneming, en Anna Osinga. Gehuwd op 2-7-1914 met Margaretha Wijbrandi. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na haar overlijden (15-6-1945) gehuwd op 19-10-1946 met Nellij Laura Winkel. Dit huwelijk, waaruit geen kinderen werden geboren, werd ontbonden op 8-11-1961. afbeelding van Sevensma, Tietse Pieter

Sevensma groeide op in zijn geboortestad en doorliep daar het gymnasium. Na met goed gevolg eindexamen te hebben gedaan, ging hij in 1899 theologie studeren aan de Universiteit van Amsterdam en aan het Doopsgezind Seminarie. In de loop van zijn studiejaren bracht een meningsverschil met bestuurderen van dit Seminarie hem ertoe zijn toekomstplannen te wijzigen. Ondanks het conflict was hij zo wijs zijn theologische studie af te maken (doctoraal examen in 1906, promotie op 10 juli 1908 bij A.J.H.W. Brandt op het proefschrift: De ark Gods. Het Oud-Israëlitische heiligdom) . Na deze filologische en archeologische studie met een 'modernistische' tendentie publiceerde Sevensma op zijn vakgebied in 1909 nog een artikel, waarna de belangstelling voor de theologie volledig en voorgoed uit zijn leven lijkt te zijn verdwenen. In plaats daarvan zette hij de studie voort in de staatswetenschap, waarin hij in 1917 het doctoraal examen aflegde.

Inmiddels had Sevensma een betrekking gevonden als conservator bij de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Hij werd daar belast met de catalogisering van speciale collecties op zeer uiteenlopende gebieden als tuinbouw en plantkunde (1910), farmacie (1911) en handschriften (een deel van de schenking Diederichs in 1913). Ook raakte hij betrokken bij de voorbereiding van de in 1911 gehouden nationale tentoonstelling van het boek. De daarvoor samengestelde Catalogus van boeken in Noord-Nederland verschenen van den vroegsten tijd tot op heden ('s-Gravenhage, 1911. 10 dl. in 2 bd.) was voor een groot deel zijn werk.

In 1914 werd Sevensma bij de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam benoemd als adjunct-bibliothecaris, waar hij belast werd met de inrichting van de bibliotheek. Tweeërlei taak wachtte hem: de aanschaffing van boeken en nieuwbouw. De in 1913 opgerichte Hoogeschool had nog geen boeken en geen eigen bibliotheekgebouw. Een dergelijke opbouw van de grond af was een kolfje naar zijn hand. Hij nam de aanschaf energiek ter hand en begon na een studiereis naar Keulen met het ontwerpen van het bibliotheekgedeelte van het nieuwe hogeschoolgebouw. Hij heeft dit - ondertussen tot bibliothecaris benoemd - echter nauwelijks meegemaakt: het was op 4 oktober 1916 gereed en in november volgde zijn benoeming tot directeur van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Amsterdam. Daar wachtte hem weer een fascinerende uitdaging: de organisatie van het openbare bibliotheekwerk in een grote stad. Ook daar weer een situatie die hem goed lag: er was nog niets, alleen een gebouw was gekozen, aan de Keizersgracht. Hij richtte daar de centrale bibliotheek in, die in 1919 werd geopend. Op die basis bouwde hij met een scherp oog voor de plaats van de openbare bibliotheek in de moderne samenleving een adequate organisatie op: een filialenstelsel, een handelseconomische bibliotheek, een blindenbibliotheek en een muziekbibliotheek vormden daarvan belangrijke elementen.

In 1924 werd Sevensma's taak nog verzwaard toen hij daarnevens werd belast met het directoraat van de hoofdstedelijke universiteitsbibliotheek; een unieke personele unie. Ook daar moest hij optreden als bouwheer, zij het dat nieuwbouw uitgesloten was. Hij moest zich beperken tot revisie en verbetering, waarmee hij overigens een voortreffelijk resultaat tot stand wist te brengen. In 1928 kwam wederom een verandering in zicht. In maart van dat jaar werd Sevensma geroepen tot de functie van bibliothecaris van de Volkenbond. In Genève was het weer nieuwbouw die hem wachtte. In 1927 had John D. Rockefeller jr. de Volkenbond twee miljoen dollar geschonken voor de oprichting en exploitatie van een nieuwe bibliotheek, die o.m. al het materiaal zou moeten verzamelen dat voor de bestudering van internationale vraagstukken van belang is. Sevensma maakte een studiereis naar de Verenigde Staten en ontwierp vervolgens een plan, dat de instemming kreeg van een internationale commissie. In 1930 begon de bouw, die lang geduurd heeft. Door verdeeldheid onder de vijf architecten van het project kon Sevensma in sterke mate een eigen stempel drukken op het nieuwe gebouw.

Door zijn benoeming in Genève had hij een unieke kans zijn werk op het internationale vlak verder te ontplooien. In 1929 werd hij secretaris-generaal van de een jaar eerder opgerichte International Federation of Library Associations (IFLA), een functie die hij tot 1958 zou blijven vervullen. Het leek erop dat Sevensma in Genève zijn eindbestemming in het bibliotheekwezen had gevonden. Toch ging het anders. In 1938 werd hij naar zijn vaderland teruggeroepen, waar hij per 1 juli van dat jaar benoemd werd tot bibliothecaris van de Rijksuniversiteit te Leiden. Hij begon zijn werk in Leiden met een belangrijke aanwinst: de aankoop van de bibliotheca Neerlandica Manuscripta, het door Willem de Vreese na zijn dood in 1938 nagelaten documentatieapparaat, waarin deze het resultaat van zijn intensieve speurwerk naar over de gehele wereld verspreide Middelnederlandse handschriften had neergelegd. Door de plaatsing van dit apparaat in de bibliotheek en de aanstelling van een wetenschappelijke kracht is gezorgd voor de continuïteit van het bijhouden van de documentatie. Een andere zaak die al spoedig de aandacht van Sevensma kreeg was de reorganisatie van de drie uit het begin van de jaren '20 daterende leeskamerverenigingen, die leeskamers voor theologie, letteren en rechten onderhielden. Hij beschouwde deze leeskamers als een 'staat in de staat' en nam maatregelen waardoor de leeskamers rechtstreeks onder het beheer van de bibliothecaris kwamen. De keuze van het tijdstip van deze ingreep - tijdens de Duitse bezetting - is Sevensma wel op kritiek komen te staan. Een gelukkige hand had hij daarentegen in zijn verzet tegen Duitse plannen tot wegvoering van bepaalde handschriften uit het bezit van de bibliotheek naar archiefbewaarplaatsen in Duitsland. Sevensma wist deze maatregel, die onder het mom van een 'handschriftenruil' tot stand moest komen, handig en diplomatiek te pareren, zodat de Leidse universiteitsbibliotheek eerder verrijkt dan beroofd uit de strijd is gekomen. In het algemeen geldt trouwens dat de bibliotheek onder het bewind van Sevensma de oorlog goed en zonder verlies doorstaan heeft. Van nieuwbouw is uiteraard in die periode geen sprake geweest.

In 1947 kwam voor Sevensma het einde van zijn ambtelijke loopbaan. Hij heeft zowel in eigen land als daarbuiten zeer veel tot stand gebracht, dank zij grote kennis van zaken, een praktische aanpak en vooral wilskracht en doorzettingsvermogen. Hij heeft voor zijn werk veel waardering gevonden, ook in het buitenland. Door zijn rechtlijnig karakter werd zijn optreden echter veelal als 'hardhandig' en 'zonder aanziens des persoons' ervaren.

A: Archief van de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Leiden; archief van de International Federation of Library Associations te 's-Gravenhage.

P: Behalve een vrijwel volledige bibliografie in onder L genoemd Jaarboek: Catalogus van de boekerij der Nederlandsche Maatschappij voor tuinbouw- en plantkunde (Amsterdam , 1910); Catalogus van de algemeene pharmaceutische bibliotheek en van de boeken over pharmacie en aanverwante vakken aanwezig in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (Amsterdam, 1911).

L: G.I. Lieftinck, 'Een handschrift uit de bibliotheek van Philips van Leyden na vier eeuwen weer teruggekeerd in onze stad', in Jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken 38 (1946) 177-191; A.C. Gebhart, in Bibliotheekleven 51 (1966) 617-619; G.A. van Riemsdijk, ibidem, 620; J.R. de Groot, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 1969-1970, 195-201; Vijftig jaar Rijkscommissie. Rijkscommissie van Advies inzake het bibliotheekwezen, 1922-1972 (Deventer, 1974) 119; P.J. Idenburg, De Leidse Universiteit 1928-1946 ('s-Gravenhage, 1978) 110; A.E. Cohen, 'Bij het afscheid van het Rapenburg', in Boeken verzamelen [red. J.A.A.M. Biemans et al.] (Leiden, 1983) 105-115.

I: Website International Federation of Library Associations: http://www.ifla.org/III/75ifla/sevens.htm [4-11-2008].

J.R. de Groot †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013