Star Busmann, Eduard (1904-1982)

 
English | Nederlands

STAR BUSMANN, Eduard (1904-1982)

Star Busmann, Eduard, diplomaat (Bussum 20-5-1904 - Cordast (Zwitserland) 25-7-1982). Zoon van Cornelis Willem Star Busmann, rechtsgeleerde, en Johanna Wilhelmine van Kregten. Gehuwd op 12-11-1929 met jkvr. Jacoba Johanna Adriana Röell. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren. afbeelding van Star Busmann, Eduard

Star Busmann ging, na het doorlopen van het Stedelijk Gymnasium te Utrecht, in 1924 aan de Rijksuniversiteit in deze stad rechten studeren. Tijdens zijn studie werkte hij in 1926 enkele maanden als volontair bij het consulaat-generaal in Parijs en na het voltooien van zijn studie begin 1929 eveneens enkele maanden te Hamburg. Na zijn intrede in de diplomatieke dienst in maart 1929 was hij als gezantschapsattaché en -secretaris verbonden aan de gezantschappen te Berlijn, Parijs, Kopenhagen en Pretoria. Zijn pogingen om na mei 1940 de Afrikaner nationalisten te overtuigen van de onjuistheid van hun pro-Duitse houding brachten hem in ernstig conflict met de hoofdredacteur van Die Transvaler, de latere premier J. Verwoerd.

Ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog veranderde de tot dan toe regelmatig verlopen carrière van Star Busmann. Wegens zijn precisie werd hij in mei 1941 belast met de leiding van de afdeling Juridische Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen, waar hij al snel demonstreerde oog te hebben voor de implicaties van allerlei juridische finesses. Star Busmann vertegenwoordigde, samen met W. Huender, Nederland in veel ambtelijke intergeallieerde commissies ter voorbereiding van naoorlogse regelingen. Hij maakte deel uit van de commissie voor de voorbereiding van een nieuw statuut voor het Hof van Internationale Justitie en van de commissie voor de bestudering van de aan Duitsland op te leggen wapenstilstandsvoorwaarden. Voorts trad Star Busmann op als vertegenwoordiger bij het Comité National Français van generaal De Gaulle (1941-1944) en was hij van 1941 tot 1945 rechter in de Nederlandse rechtbank te Londen. Na de terugkeer van het ministerie naar Den Haag was hij tot eind 1945 chef van de Directie Algemene Zaken. Na zijn benoeming tot gevolmachtigd minister te Parijs in januari 1946 trad hij vooral op de voorgrond als Nederlands gedelegeerde op de vredesconferentie met de vroegere bondgenoten van Duitsland. Zijn advies als voorzitter-rapporteur van de subcommissie voor Triest over de vorming van een neutrale en gedemilitariseerde vrijstaat werd in het vredesverdrag van Parijs (februari 1947) geïncorporeerd.

In afwachting van een benoeming tot gezant werd Star Busmann in april 1948 geheel onverwacht benoemd tot secretaris-generaal van de Westerse Unie, de organisatie van het Verdrag van Brussel (17 maart 1948) voor economische, sociale, culturele, militaire en politieke samenwerking tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en de Beneluxlanden. Deze eerste organisatie voor Westeuropese samenwerking was slechts een kortstondige, maar intensieve leidende rol beschoren in het op gang komende proces van Westeuropese integratie. In de eerste jaren van haar bestaan ontplooide de Westerse Unie vooral activiteiten op het gebied van politieke en militaire samenwerking. Toen de Verenigde Staten zich na het uitbreken van de oorlog in Korea, in juni 1950, direct met de Westeuropese defensie ging bemoeien via de Noordatlantische Verdragsorganisatie (NAVO), verloor de Westerse Unie snel aan betekenis. Star Busmann bouwde in 1948 in korte tijd een efficiënt secretariaat op en probeerde ook aan de economische, sociale en culturele doelstelling van de Westerse Unie inhoud te geven. Op sociaal gebied lukte hem dit enigszins door het tot stand brengen van verdragen over de sociale zekerheid. Toen in april 1951 het militaire hoofdkwartier van de Unie overging naar de NAVO, was de kern uit de organisatie verdwenen. Star Busmann maakte in 1952 aan de Nederlandse regering kenbaar dat hij, overeenkomstig de afspraak van 1948, in de Nederlandse dienst wilde terugkeren.

In juli 1953 overhandigde Star Busmann in Wenen zijn geloofsbrieven als gezant. Op deze post speelde zijn afkeer van het socialisme en radicaler fenomenen ter linker zijde hem parten in zijn rapportage over de ontwikkelingen binnen de coalitieregering van socialisten en katholieken, vooral toen na de totstandkoming van het Staatsverdrag in 1955 de verhoudingen binnen de coalitie minder harmonieus werden. Zijn vooringenomenheid bracht hem ertoe nogal alarmistisch te rapporteren over het z.i. door de Sozialistische Partei Oesterreichs nagestreefde 'collectivisme'. Opvallend genuanceerd was daarentegen zijn visie op de Oost-Westverhoudingen.

Als ambassadeur in Kairo (1958-1963) bleef het voor Star Busmann uiterst moeilijk zich in zijn rapportage over de binnenlandse ontwikkelingen te beperken tot het weergeven en analyseren en zijn persoonlijke afkeer van het bewind van president Nasser naar de achtergrond te schuiven. In zijn beschouwingen over de internationale positie van de Verenigde Arabische Republiek toonde hij veel distantie. Zijn inzet voor de behartiging van de Nederlandse belangen schoot evenals in Wenen allerminst te kort.

De benoeming tot ambassadeur in Moskou kon Star Busmann niet erg waarderen, omdat hij met het oog op zijn leeftijd om een minder prominente bestemming had gevraagd. Tijdens zijn ambassadeurschap zette een zekere dooi in de Nederlands-Sovjetrussische betrekkingen in, een koerswijziging die tot uiting kwam in het bezoek van minister J.A.M.H. Luns aan de Sovjet-Unie in 1964, het eerste bezoek van een Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken sinds het aanknopen van betrekkingen in 1942. In het kielzog daarvan kwam in 1965 een cultureel verdrag tot stand. Eind 1965 vertrok Star Busmann naar Bern, zijn laatste standplaats als ambassadeur. Na zijn pensionering in 1969 vestigde hij zich in Zwitserland.

Star Busmann kwam ondanks zijn diplomatieke bekwaamheden niet in aanmerking voor de aanzienlijkste diplomatieke posten; in zijn optreden was hij vaak rigide en stijl; tegenover ondergeschikten toonde hij zich opvliegend en niet altijd vol begrip en tact. Een eenmaal ingenomen standpunt laten varen onder invloed van de zienswijze van de andere partij viel hem moeilijk.

P: Ambtelijke stukken van zijn hand zijn opgenomen in Documenten betreffende de Buitenlandse Politiek van Nederland 1919 -1945. Periode C: 1940-1945. Bew. door A.F. Manning met medew. van A.E. Kersten ('s-Gravenhage, 1980-1987). RGP: Grote serie 172; 188 en 203.

L: A.E. Kersten, 'Vrijlating van 'Nederlandse' krijgsgevangenen na de Spaanse Burgeroorlog', in Jaarboek van het Departement van Buitenlandse Zaken 1975-1976. 244-256; idem. Buitenlandse Zaken in ballingschap, 1940-1945 (Alphen aan den Rijn, 1981).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Collectie ANEFO; Star Busmann in 1942].

A.E. Kersten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013