Unger, Willem Sybrand (1889-1963)

 
English | Nederlands

UNGER, Willem Sybrand (1889-1963)

Unger, Willem Sybrand, gemeentearchivaris van Middelburg, rijksarchivaris in Zeeland (Rotterdam 17-2-1889 - 's-Gravenhage 23-3-1963). Zoon van Johan Hendrik Willem Unger, gemeentearchivaris, en Cornelia Gerarda Stapert. Gehuwd op 28-4-1915 met Elsa Angeniza Wilhelmina van Brero. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Omgeving en aanleg waren bepalend voor werkkring en publicistische activiteiten van Unger. Zijn jong gestorven vader was gemeentearchivaris van Rotterdam en had als zodanig in zijn korte leven (1861-1904) in het archief veel tot stand gebracht. Ongetwijfeld heeft de loopbaan van zijn vader Unger als ideaal voor ogen gestaan, toen hij na zijn gymnasiumopleiding besloot in 1907 staatsrecht en geschiedenis in Leiden te studeren. Maar bepalend voor de richting waarin hij zich als historicus zou ontwikkelen was na zijn studie een verblijf in Gent gedurende het semester 1912/ 1913, waar hij colleges van Henri Pirenne volgde. Zijn bewondering voor Pirenne zou altijd groot blijven, en in zijn proefschrift over De levensmiddelenvoorziening der Hollandsche steden in de Middeleeuwen, dat hij in 1916 in Leiden bij D. van Blom als promotor verdedigde, sprak hij er zijn spijt over uit dat hij zijn manuscript niet aan Pirenne had kunnen voorleggen, omdat deze zich toen in Duitse gevangenschap bevond. Na deze promotie keek Unger al dadelijk uit naar een functie in het archiefwezen, en hij zocht daartoe een opleiding in Leiden onder leiding van de gemeentearchivaris J.C. van Overvoorde. In 1918 vond hij ten slotte een betrekking als gemeentearchivaris van Middelburg, die hij met een leraarsbetrekking in deze stad combineren moest.

Het Middelburgse gemeentearchief was grotendeels geordend, zodat Unger zich kon beperken tot enige kleinere bestanden waarvan hij inventarissen kon maken. Voor het overige kon hij zich geheel wijden aan studie in het rijke en tot dan toe weinig benutte Middelburgse archief, waaraan sinds 1918 een geregelde stroom van publikaties te danken zou zijn. In de eerste plaats moet worden genoemd Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd, welke uitgave in 1923 door het verloren gaan van de archivalia in 1940 nog een grotere waarde heeft gekregen. Ook verschenen vele kleinere studies betreffende Middelburg: over de geschiedenis van de stad, de economische ontwikkeling, de woonhuizen en de monumenten. Naast deze regionaal-historische bijdragen verzorgde Unger ook voor de sociaal-economische geschiedenis belangrijke publikaties. Hij voltooide in 1930 de door Z.W. Sneller begonnen uitgave van Bronnen tot de geschiedenis van den handel met Frankrijk. In 1939 verscheen zijn uitgave van bronnen betreffende de tol van Iersekeroord, die eveneens door het verlies van de originelen een documentaire meerwaarde kreeg.

De vernietiging van het Middelburgse archief door het Duitse bombardement in 1940 was voor Unger een zware slag. Diezelfde oorlogsomstandigheden leidden evenwel tot een nieuwe belangrijke werkkring. De rijksarchivaris in Zeeland, A. Meerkamp van Embden, werd in oktober 1942 door de Duitsers tot waarnemend burgemeester van Middelburg beëdigd. Hij deed de aanbeveling de hoofdcommies mevrouw D.A. Felix op grond van haar positieve instelling t.o.v. het nationaal-socialisme als opvolger te benoemen. De bezetter had echter bezwaren tegen de benoeming van een vrouw op een dergelijke post, zodat Ungers wetenschappelijke kwaliteiten konden prevaleren boven de gezindheid van mevrouw Felix.

Unger werd in 1944 benoemd tot rijksarchivaris in Zeeland. Ook in deze functie heeft hij belangrijk werk verricht, in de eerste plaats door inventarisatie van de archieven van de Commerciecompagnie, de Gewestelijke Besturen en de handschriftenverzameling. Na zijn pensionering in 1954 bekleedde hij de betrekking van inspecteur der provinciale archieven. Daarnaast was zijn aandacht vooral gericht op de overzeese geschiedenis met studies over de Oostindische Compagnie en de slavenhandel. Unger leverde bijdragen voor een artikelenreeks over de steden van Zeeland, aanvankelijk als afzonderlijke uitgave opgezet.

Naast zijn ambtelijke werkkring heeft Unger een aantal belangrijke functies binnen het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen vervuld. Toen hij zich te Middelburg vestigde was bij deze instelling juist de functie van conservator van de historisch-topografische atlas 'Zelandia Illustrata' vacant en werd hiervoor dadelijk een beroep gedaan op de jonge veelbelovende historicus. Voor de 'Zelandia Illustrata', een in 1863 verworven collectie van Zeeuws prentenmateriaal, was door de aanwas met ettelijke duizenden prenten en tekeningen onder handhaving van de onsystematische achttiende-eeuwse ordening een onhoudbare situatie ontstaan. Voor Unger lag in de herordening en beschrijving van deze verzameling een levenstaak, die hij met het verschijnen van het laatste deel van de vierdelige catalogus in 1957 tot een goed einde bracht. Naast de catalogisering behartigde hij de materiële verzorging en acquisitie.

In 1948 werd Unger tot secretaris van het Zeeuws Genootschap benoemd, waarmee hij ook verantwoordelijk werd voor de dagelijkse leiding van het museum van het Genootschap. Onder invloed van een artikel van P.J. Meertens in het Zeeuws tijdschrift in 1957 ontstond van buitenaf een beweging tot vernieuwing van het Zeeuwsch Genootschap. Unger was van mening dat een geleidelijke vernieuwing te prefereren was en zag weinig heil in een bredere maatschappelijke participatie in de vereniging. Zijn opponenten wilden daarentegen een snelle verandering. Een openlijk conflict bleef uit doordat Unger zich niet voor een nieuwe termijn als secretaris beschikbaar stelde, een tragische beëindiging van een lange periode van dienstbaarheid aan de belangen van de regionale geschiedbeoefening. Verbitterd door deze gang van zaken verliet Unger in 1960 Middelburg om zich in Rijswijk te vestigen. Hier zou hij met zijn echtgenote de testamentaire beschikking voorbereiden voor het zg. Unger-van Brerofonds tot bevordering van de doelstellingen van het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief.

Unger is een begaafd historicus geweest met een brede visie en een onvermoeibare ijver voor de belangen van het historisch onderzoek. Hij was daarbij een rechtschapen mens, steeds hulpvaardig, maar ook ongemakkelijk voor wie zijn visies niet kon delen. Vaak kon Unger geen onderscheid maken tussen persoon en opvattingen. Daarentegen kon zijn Zeeuwse omgeving het niet opbrengen de wetenschapsman, die een zo onvervangbare bijdrage aan de regionale geschiedschrijving had geleverd, te waarderen boven de persoon, die vaak als scherp en ongemakkelijk werd ervaren.

A: Notulen 1940-1970 in Archief van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen in Rijksarchief in Zeeland te Middelburg.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties: vrijwel volledige bibliografie in Ungers, De geschiedenis van Middelburg in omtrek 2e dr. (Middelburg, 1966), ondanks onvolkomenheden in de titelbeschrijving te prefereren boven andere, minder volledige opgaven.

L: J. Steur, 'Nationaal-socialistische plannen met het archiefwezen', in Nederlands Archievenblad 55 (1950-1951) 76-82; T.S. Jansma, in Economisch-Historisch Jaarboek 29 (1963) 342-346; H. van Werveke, in Jaarboek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België (1963) 315-317; J.J. Brugmans, in Nederlands Archievenblad 68 (1964) 9-11; J.G. van Dillen, in Tijdschrift voor Geschiedenis 77 (1964) 209-211.

J.H. Kluiver


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013