Verdoorn, Petrus Johannes (1911-1982)

 
English | Nederlands

VERDOORN, Petrus Johannes (1911-1982)

Verdoorn, Petrus Johannes, econoom en onderdirecteur Centraal Planbureau (Amsterdam 21-3-1911 - 's-Gravenhage 21-11-1982). Zoon van Ferdinand Richard Petrus Verdoorn, sigarenfabrikant, en Laurina Francina Fiegen. Gehuwd op 30-1-1942 met Johanna Cunegonda Braat. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (16-3-1947) gehuwd op 19-12-1947 met Henriëtte Anna Logemann. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren.

Verdoorn bracht zijn jeugd door in het fabrikantenmilieu van Kampen, waarheen zijn ouders in 1916 vanuit Amsterdam waren verhuisd. In Kampen volgde hij lager en gymnasiaal onderwijs. Van 1932 tot 1936 studeerde hij economie aan de Universiteit van Amsterdam. In januari 1943 promoveerde hij aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool bij J. Tinbergen op een proefschrift De verstarring van de productiekosten (Haarlem, 1943). Deze, ten dele op een statistische analyse steunende, empirische studie laat zien dat groei van de ondernemingsgrootte niet resulteert in een relatieve stijging van de vaste kosten. Deze conclusie was in tegenspraak met de toen heersende mening, die in een toenemende rol van de vaste kosten een gevaar zag voor de flexibiliteit van de ondernemingen. Kort nadien publiceerde Verdoorn onder auspiciën van het Nederlandsch Economisch Instituut in het voetspoor van zijn dissertatie nog een studie over De ontwikkeling en druk der constante kosten (Haarlem, 1943).

Intussen was Verdoorn sinds zijn afstuderen werkzaam geweest bij Philips, een accountantskantoor en als marktonderzoeker bij de Nederlandsche Spoorwegen (NS). Vanaf 1939 volgde een functie bij de economische dienst van de PTT. Naast zijn wetenschappelijk debuut legde Verdoorn in deze periode ook de grondslag voor zijn handboek Grondslagen en techniek van de marktanalyse (Leiden, 1950. 3e dr. 1968), dat voor vele generaties studenten de eerste kennismaking met dit onderdeel van de bedrijfseconomie is geweest. Een andere wetenschappelijke vrucht uit zijn tijd bij de NS is een samen met prof. Tinbergen geschreven artikel over 'De vraag naar personenvervoer per spoor' (De Nederlandsche Conjunctuur 10 (1939)79-89).

Na de bevrijding kreeg Verdoorn een adviseurstaak bij het nieuw opgerichte Centraal Planbureau (CPB) in Den Haag en verlegde hij het accent in zijn werkzaamheden naar de macro-economie. Aanvankelijk ging daarbij zijn aandacht vooral uit naar vraagstukken van arbeidsduur, werkgelegenheid en volkswelvaart. Een eerste vrucht van dit nieuwe onderwerp was zijn artikel 'Het onbevredigend niveau onzer arbeidsproductiviteit', in Economisch-Statistische Berichten 31 (1946) 503-506, maar ook zijn monografie Arbeidsduur en welvaartspeil (Leiden, 1947) was hieraan te danken. Een van zijn analytische doch ook beleidsrelevante conclusies in dit werk was dat arbeidsduurverkorting wellicht noodzakelijk is om tot een bevredigend peil van werkgelegenheid te geraken. In deze tijd ontstond ook het sindsdien veelvuldig aangehaalde statistisch onderzoek naar het verband tussen de groei van de arbeidsproduktiviteit en het produktievolume ('Fattori che regolano lo sviluppo délia produttività del lavoro', in L'Industria 1 (1949) 3-11). De relatie die hier door Verdoorn empirisch werd vastgesteld werd later bekend onder de naam van 'de wet van Verdoorn' en hield lang discussie daarover gaande.

In 1950 werd Verdoorn op het CPB hoofd van de hoofdafdeling lange-termijnvraagstukken. In deze functie gaf hij de eerste aanzet tot het ontwikkelen van een praktisch groeimodel voor de Nederlandse economie, o.a. in zijn bijdrage 'Complementary and long-range projections', in Econometrica 24 (1956) 429-450 te vinden. Dit werk van Verdoorn is vele jaren de grondslag geweest voor de lange-termijnanalyses op het CPB en gaf aanleiding tot verschillende publikaties die Verdoorn, ten dele met anderen, het licht deed zien. In diezelfde jaren raakte Verdoorn ook betrokken bij de problematiek van de Europese integratie als lid van een werkgroep van de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, waarin hij meewerkte aan een rapport en een aantal wetenschappelijke publikaties over dit onderwerp. Ruime aandacht kreeg in dit verband zijn, ten dele kwantitatief opgezette, preadvies uit 1952 voor de Vereniging voor de Staathuishoudkunde: Welke zijn de achtergronden en vooruitzichten van de economische integratie in Europa en welke gevolgen zou deze integratie hebben, met name voor de welvaart in Nederland? (Den Haag, [1953]). Hierin construeerde hij een vraagmodel voor internationale goederenstromen en schatte hij prijs- en substitutie-elasticiteiten voor de invoer.

Het was geen wonder dat ook in wetenschappelijke kring zijn publikaties bekendheid en waardering kregen. In 1952 volgde Verdoorns benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de marktanalyse en bedrijfsstatistiek aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool te Rotterdam. Deze nevenfunctie heeft hem - zo weten wij nu - in staat gesteld op het terrein van de marktanalyse een typisch Rotterdamse traditie te vestigen. Hieraan zou hij later het nieuwe vak commerciële economie, in de zin van modellering van in- en verkoopbeleid van de onderneming, toevoegen, waarover hij ook een academisch handboek zou schrijven: Het commercieel beleid bij verkoop en inkoop (Leiden, 1964. 2e dr. 1971). Verdoorns invalshoek is in hoge mate geïnspireerd op Tinbergens analyse van de economische politiek, waarin het onderscheid tussen doelstellingen en instrumenten van het beleid de kern vormt. Verdoorn verbijzonderde deze algemene benadering voor de bedrijfseconomie ('Marketing from the producer's point of view', in Journal of Marketing 20 (1956) 221-235). Hij publiceerde samen met R. Ferber voorts nog Research methods in economies and business (New York, 1962).

Met een benoeming tot onderdirecteur van het CPB in 1955 was ondertussen reeds Verdoorns werkterrein op het gebied van economische planning opnieuw verbreed en kwam ook de economische korte-termijnproblematiek onder zijn aandacht. In deze functie gaf hij mede leiding aan de bouw van het zg. jaarmodel van het CPB, dat tot het einde van de jaren 1960 'het' macro-economische model van het CPB ten behoeve van de beleidsadvisering is geweest (vgl. zijn 'The shortterm model of the Central Planning Bureau and its forecasting performance (1953-1963)', in Macro-economie models for planning and policy-making (Genève, 1967) 35-51).

Na zijn pensionering bij het CPB in september 1975 werd Verdoorn benoemd tot gewoon hoogleraar in de staathuishoudkunde, macro-economische politiek en algemeen economisch onderzoek in Rotterdam, welke functie hij tot begin 1980 vervulde, toen hij om gezondheidsredenen met emeritaat ging. Erkenning had Verdoorn internationaal en nationaal reeds veel gekregen voordat hij zich teruggetrokken had: van 1948 tot 1949 was hij reeds uitgenodigd geweest voor een verblijf bij de Economische Commissie voor Europa der Verenigde Naties in Genève; in 1961 werd hij gevraagd voor een gasthoogleraarschap in Berkeley, en van 1968 tot 1969 had hij aan de Wesleyan University in Middletown, Conn. (USA) gewerkt. Eerbewijzen vielen hem eveneens ten deel: fellow van de Econometric Society, Nederlandse onderscheidingen en in 1971 de toekenning van de Shell-prijs, waarmee juist de combinatie van bedrijfseconomie met macro-economie in Verdoorns werk werd gehuldigd.

Verdoorn heeft zowel door zijn langdurig en zich zeer veelzijdig ontplooiend hoogleraarschap als door zijn invloedrijke positie op het CPB gedurende een lange periode grote invloed uitgeoefend op de kwantitatieve economiebeoefening in Nederland. In zijn optreden was hij weliswaar niet geheel vrij van een zeker zelfbewustzijn en ijdelheid en vertoonde hij soms kleine dogmatische trekjes wanneer het ging om het specificeren van de economische verbanden zoals hij die zag, maar hij straalde vooral een hoge mate van gezag uit en wist op een ruim terrein tot nieuwe toepassingen te komen. Door het grote aantal publikaties van zijn hand, door zijn drie leerboeken, door zijn beide wetenschappelijke functies maakte Verdoorn school en heeft hij lange tijd een stempel kunnen drukken op de beoefening van algemeen economisch en marktonderzoek in Nederland.

A: Dossier-Verdoorn in senaatsarchief van Archief Erasmus Universiteit Rotterdam.

P: 'Selected bibliography' tot 1977 in onder L vermeld werk Modeling... . Verder 'Verdoorn's law in retrospect: a comment', in Economic Journal 90 (1980) 382-385.

L: C.J. van Eijk, in Modeling for government and business. Ed. by C.A. van Bochove [et al.] (Leiden, 1977) 1-8.

M.M.G. Fase


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013