Vries [jr.], Salomon de (1894-1974)

 
English | Nederlands

VRIES [JR.], Salomon de (1894-1974)

Vries [jr.], Salomon de, auteur en hoorspelregisseur (Winschoten 11-2-1894 - Amsterdam 28-3-1974). Zoon van Abraham de Vries, manufacturier, en Rozette Frankforter. Gehuwd op 12-4-1923 met Sara de Jonge. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

Sallo de Vries doorliep op wens van zijn vader de handelsschool. Daarna volgde hij, bij gebrek aan belangstelling voor het zakenleven, de opleiding tot onderwijzer. Na het behalen van zijn akte studeerde hij nog enige tijd MO-Nederlands en Letterkunde. Deze studie brak hij in 1917 af om journalist en schrijver te worden. Hij kwam als verslaggever in dienst van het Groninger Dagblad. Na een ruzie verliet hij na zes jaar deze courant en ging hij als free-lancer werken voor het Nieuwsblad van het Noorden en voor een groot aantal andere bladen en tijdschriften (o.a. het Algemeen Handelsblad en Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift) met reisreportages, feuilletons, cabaretrepertoire en toneelkritieken. Daarnaast schreef hij nog enkele toneelstukken, onder meer - in samenwerking met de journalist Jan Lamers - De fakir en De onderwereld (beide in 193 5) en alleen Duikie zwaait af en Ik kan het toch niet helpen (beide in 1939), die alle door het beroepstoneel werden uitgevoerd. Ook publiceerde hij een roman, Max, mijn jongen (Rotterdam, 1928). In 1925 trad hij op uitnodiging van directeur Y.G. van der Veen in dienst van het socialistische dagblad Voorwaarts in Rotterdam. Bij al die gevarieerde bezigheden voor de drukpers leidde hij samen met zijn collega Arie Pleysier een politieke cabaretclub, waarvoor zij beiden nogal scherpe, satirische teksten schreven. Toen in 1931 Voorwaarts en het eveneens socialistische dagblad Het Volk onderdelen werden van de NV Arbeiderspers, werkte Sallo, die zich in Amsterdam vestigde, ook voor Het Volk. Hij werd onder meer belast met de feuilletonredactie en de zaterdagbijlagen van zeven bladen van de Arbeiderspers, schreef grote reportages over o.a. kwakzalvers, waarzeggerij, de onderwereld en daarnaast kunstkritieken.

In 1930 maakte De Vries voor het eerst kennis met de radio. Op verzoek van Van der Veen schreef hij, ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van Voorwaarts (1930), het hoorspel De lijfwacht des heeren voor de VARA. De uitvoering beviel hem echter helemaal niet. Toen de VARA-leiding hem om een tweede spel vroeg, wilde hij dit wel schrijven, maar op voorwaarde zelf de regie te voeren. Hij kreeg toestemming, en zijn De moderne Paljas (1931) werd zijn eerste werkstuk als hoorspelregisseur. Al wist hij niets van microfoons, hij wist wel welk effect hij bij de luisteraars wilde bereiken en hij kon zijn intenties overdragen aan de technicus. Hij haatte bij een hoorspeluitvoering elke vorm van toneeleffect en pathos. Zijn beginsel als regisseur was dat de uitvoering zó moest zijn dat het leek alsof de acteurs zich dicht bij de toehoorders bevonden en met hun natuurlijke stemmen, ondersteund door achtergrondgeluiden en -muziek, de luisteraars de indruk gaven alsof alles werkelijk gebeurde. Zoals hij het eens kernachtig zei: 'Als U het gehoord hebt, moet U het gezien hebben' ( Het Vrije Volk, 13-2-1959). Tot 1935 zou hij naast het journalistieke werk freelance voor de VARA als auteur en regisseur van hoorspelen, cabaretprogramma's en 'bonte avonden' optreden. Op aandringen echter van Arie Pleysier, die in oktober 1934 bij de VARA omroepleider was geworden, deed hij de definitieve stap naar die omroep en trad hij op 1 september 1935 in vaste dienst. Daar ontwikkelde 'Es', zoals zijn omroepcollega's hem in de wandeling noemden, zich tot een volwaardig radioauteur en -regisseur. Samen met Pleysier verzorgde hij in de tweede helft van de jaren dertig de zg. maandrevues, bonte programma's waarin als in een 'hoorkrant' actuele gebeurtenissen, vooral op politiek terrein, op een satirieke manier in dialogen en liedjes werden behandeld - programma's waardoor de VARA nog al eens in botsing kwam met de Radio-omroep Controlecommissie, die waken moest voor de veiligheid van de staat, de openbare orde en de goede zeden. Daarnaast verzorgde 'Es' reportages en amusementsprogramma's, meer nog dan hoorspelen.

De Duitse bezetting maakte voorlopig een einde aan dit radiowerk. Hij kreeg in 1941 ontslag en kwam in een, gezien zijn weinige dienstjaren, korte afvloeiingsregeling. Nog even kon hij zich als onderwijzer op een kleine joodse school in Hilversum verdienstelijk maken, totdat de anti-joodse maatregelen hem ook dit onmogelijk maakten. Hij dook onder en leefde verder als de 'zenuwzieke onderwijzer Hofman'. Hij hield een oorlogsdagboek bij, waaruit hij na de bevrijding het materiaal putte voor verscheidene hoorspelen, zoals Februari 1941 (1946) en De 2de overval op de Weteringschans (1947), na zijn terugkeer bij de VARA. In het radiowerk heeft hij zich na de bevrijding ook verder vooral beziggehouden met het schrijven en regisseren van hoorspelen. Tot zijn bekendste produkties behoren de series Dodenhuis, die hij onder het pseudoniem Peter Goodman uitzond. Dit pseudoniem had hij ontleend aan een Amerikaanse radioauteur van die naam, die hem de ideeën had verschaft. In 1939 was De Vries met de 1e episode van die reeks begonnen. Na de oorlog zette hij haar voort in 1946 en 1947. Zij kregen een grote luisterdichtheid. Daarnaast heeft 'Es' een enorme produktie op zijn eigen naam staan. Dit alles verhinderde hem overigens niet nog enkele boeken te publiceren. Daarin speelden soms nog zijn radio-ervaringen door, zoals blijkt uit zijn roman Ruiters op de aethergolven (Amsterdam, 1949). In dit 'eigenwijs boek van een spotter met een jonge liefde De Radio', zoals hij het annonceert, laat hij het publiek kennismaken met het werk van programmamakers en -uitvoerders. Hij doet dit geestig, soms ironisch en mild-satirisch, maar altijd boeiend. De Vries was in hart en nieren een radioman. Met de collega's van de televisie van zijn omroep had hij weinig contact. Toch heeft hij een televisiespel geschreven in vier delen, maar niet voor de VARA, doch voor de KRO. Op verzoek van het hoofd van de KRO-televisie, Jan Castelijns, schreef hij Het Huis, een thrillerachtig detectiveverhaal, naar ideeën van Peter Goodman, dat in het voorjaar van 1963 is uitgezonden. 'Ik vond het wel leuk om te doen', verklaarde hij ( Het Parool, 27-3-1963), al meende hij wel dat de radio meer mogelijkheden bood dan de televisie. Toen 'Es' in 1959 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt had, verzocht de VARA-leiding hem nog twee jaar met zijn werk door te gaan. In 1961 verliet hij de omroep.

De Vries was een bezeten werker, altijd met zijn vak bezig. Een perfectionist, die hoge eisen stelde aan zichzelf en de acteurs. Hij gold in zijn optreden als eigenwijs. 'Es' was het daarmee eens: 'Een regisseur is verantwoordelijk, dus eigenwijs. Men verwacht van hem dat hij het weet. Dus weet hij het óók als hij het niet weet, want het is zijn vak' ( Het Vrije Volk, 6-12-1952). Al kon hij soms scherp zijn in zijn aanmerkingen, de kleine beweeglijke man met zijn Gronings accent en de pijp in de mond werd meer geacht dan gevreesd. Men waardeerde hem als vakman, al was hij lastig: hij was in wezen een hartelijk mens. Een man van de klok overigens, die zeer ongeduldig was als hij op iets wachten moest. Administratieve bezigheden verfoeide hij en liet hij graag aan zijn vrouw over. Van officieel gedoe, zeker als het hemzelf betrof, van loftuitingen en huldigingen moest hij niets hebben. Altijd, ook in zijn vrije tijd, actief bezig, wilde hij op de hoogte blijven van wat er zich in de wereld van de letteren en van het toneel afspeelde. Rust maakte hem onrustig. Bij alles wat hij deed bleef hij de journalist met socialistische overtuiging. Terugkijkend op zijn verleden verklaarde hij: 'M'n eigenwijsheid die m'n hele leven gekenmerkt heeft, trok me naar de volksopvoeding. Ik voelde me al vroeg gedreven door bepaalde maatschappelijke beginselen. Ik was zeer rood, ben 't altijd geweest, ook toen ik 't nog niet wist' ( Het Vrije Volk, 6-12-1952).

A: Correspondentie, jaarverslagen, persoonsgegevens en scripts van hoorspelen in Archief van de VARA te Hilversum.

P: Behalve overzicht van geschreven en of geregisseerde hoorspelen in onder L genoemd werk van Bulte: 'Radiohoorspelen', in Filmliga 6 (1932) 2 (,) 51-53; Verduisterde jaren (Amsterdam, 1945); 'Het moderne hoorspel', in J.J.F. Stokvis en L.J. van Looi, Radio Nederland (Amsterdam [etc.], 1946) 21-29; De fakir van de Prinsengracht (Amsterdam, 1948); Niets is helemaal waar (Baarn, 1955).

L: Interviews en herdenkingsartikelen, in De Radiogids, 2-4-1938, 9-4-1938, 14-2-1954; Gooische Klanken, 24-12-1948; Het Vrije Volk (Amsterdamse editie), 6-12-1952, 13-2-1959; Haagsch Dagblad. 6-2-1954; Het Parool, 27-3-1963, 1-4-1974; De Varagids. 13-4-1974.

Meyer Sluyser, Hier is de VARA (Amsterdam, 1950) 115-116; Rob Geraerds, De spelleiding heeft... Kommer Kleyn (Hoorn, 1954) 74-75; Meyer Sluyser, Een klein mannetje met een klein potloodje (Amsterdam, 1965) 82; C.H. Bulte, Het Nederlandse hoorspel (Utrecht, 1984) passim.

H.W.A. Joosten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013