Borghouts, Johannes Josephus Franciscus (1910-1966)

 
English | Nederlands

BORGHOUTS, Johannes Josephus Franciscus (1910-1966)

Borghouts, Johannes Josephus Franciscus, (verzetsnaam Peter Zuid), verzetsstrijder en staatssecretaris van Defensie (Bergen op Zoom 5-12-1910 - Rotterdam 5-2-1966). Zoon van Henricus Martinus Borghouts, steenkolenhandelaar, en Wilhelmina Catharina Wanrooij. Gehuwd op 27-9-1939 met Wilhelmina Johanna Hendrika van Veen. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren. afbeelding van Borghouts, Johannes Josephus Franciscus

In 1930 deed Borghouts eindexamen aan de R.K. Hoogere Handelsschool in Bergen op Zoom, waarna hij zijn militaire-dienstplicht vervulde. Reeds aan het einde van het daaropvolgende jaar kreeg hij een betrekking als tijdelijke klerk bij het arbeidsbureau in zijn geboorteplaats. Een ambtelijke loopbaan leek voor Borghouts te zijn weggelegd: eerst was hij vanaf oktober 1934 adjunct-chef van het gemeentelijk bureau voor sociale zaken in Hillegersberg en daarna, sinds eind april 1941, chef van de Algemeene Arbeidsbemiddeling bij het Rijksarbeidsbureau te Bergen op Zoom. Allerlei omstandigheden die weinig met dit ambtelijk werk te maken hadden, noodzaakten hem echter deze functie op te geven: op 5 juni 1943 zou hij onderduiken.

Na de Duitse inval - waarbij hij als reserve-eerste-luitenant bij het 26e Regiment Infanterie aan het Maas-Waalkanaal was ingezet - was Borghouts namelijk betrokken geraakt bij het verzetswerk. Onder de schuilnaam 'Peter Zuid' speelde hij daarin al spoedig, met figuren als C.B. Ninaber van Eijben en zijn stadsgenoot Johannes van Bijnen ('Frank'), een belangrijke rol. Had Borghouts zich aanvankelijk beperkt tot administratieve sabotage; allengs was hij zich, in het kader van de activiteiten van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, vooral gaan bezighouden met het zoeken naar onderduikadressen in oostelijk Noord-Brabant en Limburg. Geleidelijk ging zijn belangstelling, maar ook die van 'Frank', steeds meer uit naar het werk van de knokploegen. Beiden raakten aldus betrokken bij het sabotagewerk. In mei 1944 stelde Borghouts uitgebreide concept-plannen op voor ondermijnende activiteiten, die vervolgens door 'Frank' verder werden uitgewerkt.

In de zomer van 1944 werd Borghouts gewestelijk sabotagecommandant in het zogeheten derde gewest - de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg omvattend - van de Landelijke Knokploegen, die onder leiding stonden van 'Frank'. In september van dat jaar, na de bevrijding van Eindhoven, volgde Borghouts benoeming tot commandant van de Stoottroepen der Binnenlandse Strijdkrachten ten zuiden van de grote rivieren. Deze functie vervulde hij tot december 1944 om vervolgens te worden geplaatst bij de staf van prins Bernhard, de Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten.

Aangezien de bevrijding van de rest van Nederland op zich liet wachten, kreeg Borghouts in januari 1945 een nieuwe taak. Hij vertrok toen naar Groot-Brittannië voor een opleiding parachutespringen, waarna hij twee maanden later werd neergelaten bij Benthuizen in het nog bezette Zuid-Holland. Spoedig ontmoette hij de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, reserve-kolonel Henri Koot, en overeenkomstig de opdracht van prins Bernhard trad hij op als commandant van het Strijdend Gedeelte van dit troepenverband en als algemeen plaatsvervanger van Koot. Bij het uitvoeren van sabotageactiviteiten zou Borghouts in principe, buiten Koot om, rechtstreeks onder bevel staan van prins Bernhard.

Juist deze taak werd in de laatste oorlogsmaanden geïntensiveerd tot 27 april 1945, toen Reichskommissar A. Seyss-Inquart in onderhandelingen met het verzet bereid bleek enige concessies te doen in verband met de voedselvoorziening. In de laatste bezettingsdagen wist Borghouts op 3 mei bij de Sicherheitsdienst in Den Haag gedaan te krijgen dat gevangen genomen leden van de Binnenlandse Strijdkrachten zo spoedig mogelijk in vrijheid werden gesteld en verkreeg hij in de nacht van 4 op 5 mei van luitenant-generaal P. Reichelt, de chef-staf van Oberbefehlshaber J. Blaskowitz, dat de Duitse troepen zich bij de capitulatie rustig zouden houden.

Na de bevrijding verbleef Borghouts langdurig in Nederlands-Indië. Inmiddels opgeklommen tot reserve-luitenant-kolonel vervulde hij daar onder meer een tijdlang de functie van plaatsvervangend hoofdverbindingsofficier der Koninklijke Landmacht en vervolgens die van hoofd van de Dienst Legercontacten. Van maart 1949 tot juni 1950 had hij het commando over het Korps Speciale Troepen, een elite-eenheid die zich bezighield met contraguerrilla. Onder Borghouts leiding werd op West-Java onder andere in april en mei 1949 de actie 'Grens' uitgevoerd, waarbij aan de zijde van de tegenstander 93 en bij het eigen korps 4 doden vielen.

Na terugkeer uit Indië bleef Borghouts aanvankelijk werkzaam voor de Koninklijke Landmacht. In januari 1951 ging hij over naar het wapen der militaire Luchtvaart en vervulde hij verscheidene functies in de personeels- en opleidingssector; sinds november 1961 was hij hoofd van de sectie personeelszorg van de Luchtmachtstaf. In 1962 ontving Borghouts de kolonelsrang en in dat zelfde jaar werd hij beroepsofficier. In april 1964 werd hij ten slotte hoofd van de afdeling personeelszaken van de Koninklijke Luchtmacht. In deze functies maakte hij zich sterk voor een wetenschappelijke aanpak van de selectie en de opleiding van het vliegend personeel.

Op 12 juli 1965 trad Borghouts, als staatssecretaris van Defensie, toe tot het kabinet-Cals, waarin hij werd belast met aangelegenheden betreffende de Koninklijke Luchtmacht. In verband met deze benoeming meldde hij zich aan als lid van de Katholieke Volkspartij (KVP). Kort na de aanvaarding van zijn nieuwe functie overviel Borghouts echter een ernstige ziekte, waarvan hij niet meer herstelde. Ondanks zijn slechte gezondheidstoestand voerde hij tijdens de behandeling van de defensiebegroting in de Tweede Kamer begin december 1965 toch het woord. Twee maanden later overleed hij, 55 jaar oud.

Borghouts legde steeds grote vasthoudendheid en doorzettingsvermogen aan de dag. Hij verdedigde zijn principes met overtuiging, maar verviel daarbij niet in starheid. Als militair hield hij vele lezingen om op die manier de geestelijke weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen het communisme te vergroten. Voor zijn verzetswerk werd Borghouts in 1946 benoemd tot Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse

A: Het persoonlijke archief van J.J.F. Borghouts is in familiebezit.

L: Verhoor J.J.F. Borghouts, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 Vc ('s-Gravenhage, 1950) 712-715; Ridders der Militaire Willems-Orde bij de Koninklijke Luchtmacht ('s-Gravenhage, 1965) 30-32; necrologie in de Volkskrant , 7-2-1966; G.J. van Ojen jr., De Binnenlandse Strijdkrachten (2 dln.; 's-Gravenhage, 1972); G.J. van Ojen jr., Leven en werken van Henri Koot (1883-1959) ('s-Gravenhage, 1978) 92-93; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog X ('s-Gravenhage, 1980); J.A.M.M. Janssen, 'Voorgeschiedenis en rol van Commando-Zuid', in Stoottroepen 1944-1984 . Samengest. door J.A.M.M. Janssen [e.a.] (Utrecht, 1984) 7-58; C.M. Schulten, Frank van Bijnen 1910-1944 ('s-Gravenhage, 1985); J.A. de Moor, 'Het Korps Speciale Troepen. Tussen Marechaussee-formule en politionele actie', in De politionele acties . Onder red. van G. Teitler en P.M.H. Groen (Amsterdam, 1987) 121-143.

I: J.A. de Moor, Westerling's Oorlog. Indonesië 1945-1950 ([Amsterdam], 1999). Tweede fotokatern [Borghouts als commandant van het KST/RST, Batoedjadjar, 1949].

J.A.M.M. Janssen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013