© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Mw. F. de Jong, 'Broekman, Gerrit Hendrik (1875-1948)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/broekma [12-11-2013]
BROEKMAN, Gerrit Hendrik (1875-1948)
Broekman, Gerrit Hendrik, (door naamstoevoeging bij KB van 18-12-1899 nr. 19 gewijzigd in Van Mourik Broekman), hoogleraar in de waterbouwkunde (Vianen 26-8-1875 - Voorburg 12-3-1948). Zoon van Willem Clement Gerrit Hendrik Broekman, notaris, en Maria Petronella van Mourik. Gehuwd op 26-4-1900 met Anna Aletta Henriette Haverkorn van Rijsewijk. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (25-11-1907) gehuwd op 19-8-1916 met Jacoba Josina Maria Beijerman. Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren. /p>
Broekman werd, nadat hij op zesjarige leeftijd bij een tragisch ongeval in Zwitserland beide ouders had verloren, opgevoed door familie van moederszijde. Hij volgde de HBS te Tiel en te Nijmegen en schreef zich in 1893 in als student aan de Polytechnische School te Delft. In 1897 behaalde hij het diploma van civiel-ingenieur en trad in dienst van gemeentewerken te Rotterdam. Hij ontwierp er onder meer bruggen binnen het prestigieuze Maashavenproject, waarbij geëxperimenteerd werd met gewapend beton. Aan de discussie in de vakpers over deze nieuwe werkwijze leverde ook Van Mourik Broekman zijn deel: hij stelde zich op het standpunt dat gedegen onderzoek noodzakelijk was.
Op aanbeveling van de directeur van gemeentewerken, G.J. de Jongh, werd de jonge Van Mourik Broekman in 1900 benoemd tot hoogleraar in de theoretische en toegepaste waterloopkunde aan de Universiteit van Santiago in Chili. Hij werd daar de opvolger van een andere Nederlander, namelijk J. Kraus, die tot directeur van de Polytechnische School te Delft was benoemd. Van Mourik Broekman gaf zijn colleges van het begin af aan in het Spaans, en ook zijn publikaties verschenen in die taal. In Chili waren Nederlandse ingenieurs betrokken bij de aanleg van havens en andere civiele werken, en Van Mourik Broekman trad daarbij op als adviseur dan wel vertegenwoordiger van de Chileense regering. Hij maakte de ontwerpen voor de rioleringen van Santiago en Concepciòn, de haven van San Antonio en het afwateringssysteem van Valparaiso. Voor de Rio Aconcagua en de Maipo ontwierp hij een waterkrachtinstallatie en - ten behoeve van enkele particuliere ondernemingen - de waterleiding van de salpeterhaven Iquique. Van Mourik Broekman stuurde zijn ontwerpen op naar het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) in Den Haag, dat er aandacht aan besteedde in het verenigingsorgaan De Ingenieur . Na een jaar Europees verlof in 1908/1909 exploreerde hij in opdracht van de Chileense regering het centrale hooggebergte met het oog op mogelijke waterbouwkundige projecten, werkte aan de afsluiting van het Yeso-dal ten behoeve van irrigatie en ontwierp een waterkrachtinstallatie te Puente del Christo.
Eind 1914 keerde Van Mourik Broekman naar Nederland terug. Over zijn werk in Chili hield hij toen een indrukwekkende lezing voor het KIVI: 'De werken van het Yeso-meer. Een studie in het hooggebergte van Chili' (in De Ingenieur 30 (1915) 72-90). Daarna bleef hij in Europa en werkte als adviseur bij verschillende waterkrachtcentrales in Zwitserland. Op verzoek van de studievereniging verzorgde hij in 1918 aan de Technische Hoogeschool te Delft een cursus over de 'Technisch-economische studie van waterkrachten' (samenvatting in De Ingenieur 33 (1918) 168-171). Het waren vooral deze prestaties die maakten dat studenten en docenten in Delft er bij de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, J.Th. de Visser, op aandrongen Van Mourik Broekman tot hoogleraar te benoemen op een nieuw te creëren vakgebied: waterkrachten, reservoirbouw en assaigneringswerken. In 1922 liet de minister weten dit verzoek niet te kunnen honoreren. Toen in 1924 evenwel de bestaande leerstoel in de waterbouwkunde vacant werd, viel deze Van Mourik Broekman ten deel, ook al vond de afdeling dat er iemand van Rijkswaterstaat benoemd had moeten worden. Minister en curatoren waren echter van mening dat Nederlandse civiele ingenieurs zodanig dienden te worden opgeleid dat zij konden concurreren op de internationale markt. Juist het onderwijs in grote werken was belangrijk.
Van Mourik Broekmans Delftse inaugurele rede uit 1924 luidde: Eenige beschouwingen over het water als bron van energie . In deze rede sprak hij van 'witte kolen', maar ook over de toekomstige mogelijkheden van 'blauwe kolen': het getijde als energiebron. In zijn boeiende colleges behandelde Van Mourik Broekman vrijwel alle onderwerpen van de natte waterbouw, waarbij hij het accent steeds legde op de samenhang tussen de onderscheiden deeltaken in het ontwerpproces. In de vorm van een dialoog probeerde hij de inzichten omtrent zijn vak op de studenten over te brengen. Zijn grote eruditie, gevoegd bij zijn aimabele persoonlijkheid, maakte hem als docent bijzonder populair.
Uit Van Mourik Broekmans Chileense jaren dateerden zijn contacten met de Hollandsche Maatschappij tot het Aannemen van Werken in Gewapend Beton. Sinds 1929 was hij commissaris van deze onderneming, en van 1933 tot zijn dood voorzitter van de raad van commissarissen. In 1933 werd hij bestuurslid van de nieuwe stichting 'Het Waterbouwkundig Laboratorium'. Toen in 1934 binnen deze stichting het Laboratorium voor Grondmechanica werd opgericht, was Van Mourik Broekman een van de initiatiefnemers. Zijn verdiensten op wetenschappelijk gebied vonden nationaal en internationaal erkenning. Zo verkreeg hij in 1936 een eredoctoraat van de Universiteit van Gent.
In 1943, toen de kwestie van het al dan niet ondertekenen van de loyaliteitsverklaring aan de orde kwam, liet Van Mourik Broekman weten niet langer in staat te zijn te functioneren 'onder de buitengewoon spannende omstandigheden'. Reeds tweemaal was hij door een hartinfarct getroffen. De afdeling wist hem echter te overreden naar vermogen door te gaan, totdat hem in 1946, op zeventigjarige leeftijd, eervol ontslag werd verleend.
Bij talrijke gelegenheden werd Van Mourik Broekman geprezen als iemand van groot aanzien, die veel heeft gedaan voor het Nederlandse bedrijfsleven. Internationaal heeft hij de kwaliteit laten zien van de Delftse opleiding tot civiel-ingenieur. Van Mourik Broekman toonde zich creatief bij het toepassen van nieuwe methoden en materialen, en had oog voor de telkens wisselende plaatselijke omstandigheden en mogelijkheden
P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties o.a.: Breve exposición del trabajo de la Dirección Fiscal del Alcantarillado (Santiago, 1906); Puerto de San Antonio. Texto [y] Atlas del proyecto (2 dln.; Barcelona, 1908); Lago del Yeso. Texto [y] Atlas del proyecto (Valparaiso, 1912); 'Rioleeringswerken van Santiago de Chile', in De Ingenieur 27 (1912) 153-161; 'De bepaling van den vertragingscoëfficiënt voor de enkelvoudige leidingen van de rioleering van Santiago de Chile', ibidem 27 (1912) 248-251; samen met A.S. [Keverling] Buisman, 'Waterspanningen in dijken en dammen', ibidem 49 (1934) B.105-111.
L: R.A. van Sandick, 'Bij het vertrek van prof. G.H. van Mourik Broekman c.i. uit Chili', ibidem 24 (1909) 21-22; H.A. van IJsselsteyn, 'De haven van San Antonio (Chili)', ibidem 27 (1912) 251-253; G. de Gelder, 'De werken van de Yeso (Chili)', ibidem 28 (1913) 838-839; Jaarboek van de Technische Hoogeschool te Delft ... 1925 (Delft, 1925) 58-59; J. Kraus en N. Nanninga, in De Ingenieur 60 (1948) A.211-212.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1048.
Mw. F. de Jong
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013