© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: L. Brummel , 'Molhuysen, Philipp Christiaan (1870-1944)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/bwn1/molhuysen [12-11-2013]
MOLHUYSEN, Philipp Christiaan (1870-1944)
Molhuysen, Philipp Christiaan, bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek (Stad-Almelo 20-8-1870 -'s-Gravenhage 15-7-1944). Zoon van Hendrik Emilius August Molhuysen, directeur Deventer Stoomboot Maatschappij, en Henriena Johanna Elisabeth de Lange. Gehuwd op 12-6-1902 met Johanna Agatha Valken en na haar overlijden op 15-3-1919 met Elsa Rachel Oppenheim op 5-8-1920, welk huwelijk werd ontbonden door echtscheiding op 8-2-1923. Hertrouwd op 8-6-1923 met Julia Ulrica de Vries. Uit het eerste huwelijk werden 2 dochters en 1 zoon, uit het tweede 1 zoon en uit het derde 1 zoon en 1 dochter geboren.
Het gezin verhuisde enkele jaren na zijn geboorte naar Deventer, waar zijn vader directeur der Deventer Stoomboot Maatschappij werd. Zijn grootvader, naar wie hij heette, was er predikant en bibliothecaris van de Athenaeumbibliotheek geweest. Van deze bibliotheek werd hij later een trouw bezoeker. Na een gymnasiale opleiding aldaar te hebben voltooid, ging hij in 1891 te Leiden klassieke letteren studeren. Zijn studie voltooide hij snel, ook al nam hij van harte deel aan het studentenleven. Op 4 november 1896 promoveerde hij op een proefschrift De tribus Homeri Odysseae codicibus antiquissimis waarvoor hij geruime tijd in Italiaanse bibliotheken had gewerkt. Toen S.G. de Vries in 1897 bibliothecaris van de Leidse universiteitsbibliotheek werd, volgde hij hem in dat jaar te Leiden op als conservator der handschriften. Hij heeft deze functie tot eind juni 1913 bekleed. Het was een unieke post, waarbij hem de zorg werd toevertrouwd van wereldberoemde handschriften. Wetenschappelijk gezien was de Leidse periode zijn beste tijd. Hij maakte een aanvang met de nauwkeurige beschrijving der handschriften, waarvan drie deeltjes Codices manuscripti Bibliothecae Universitatis Leidensis het resultaat waren. Hij bereidde zijn uitgave voor van de Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, waarvan in 1913 het eerste deel verscheen. In 1911 kwam inmiddels deel I uit van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, waarvan de redactie eerst samen met prof. P.J. Blok, later met anderen bij hem berustte tot het laatste en tiende deel in 1937 verscheen.
In 1913 werd hij door het bestuur van de Carnegie-stichting tot bibliothecaris van het Vredespaleis benoemd. Een totaal andere taak wachtte hem hier: het opbouwen van een geheel nieuwe bibliotheek op het gebied van het internationale recht en de diplomatieke geschiedenis. Wat dit aan werk en organisatie vergde, wordt duidelijk als men de Catalogue de la Bibliothèque du Palais de la Paix ziet, die in 1916 het licht zag; in 1922 volgde een supplement. Toch werd er daarnaast nog veel wetenschappelijk werk verzet. De uitgave der Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit vond geregeld voortgang. Hij legde echter ook de grondslag voor zijn uitgave van de Briefwisseling van Hugo Grotius, waarvan de eerste twee delen van 1928 tot 1936 in de serie Rijks Geschiedkundige Publication het licht zagen. Toen was hij reeds lang met de leiding van een andere bibliotheek belast. Op 1 oktober 1921 volgde hij nl. W.G.C. Byvanck als bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek op. Daar was een organiserende hand dringend gewenst en Molhuysen heeft in dit opzicht aan de verwachtingen beantwoord. De reorganisatie en voltooiing van de alfabetische catalogus, die hij zich ten doel gesteld had, was vrijwel gereed gekomen bij zijn aftreden. In 1922 werd een begin gemaakt met de inrichting van een centrale catalogus van de Nederlandse wetenschappelijke bibliotheken. Hiermede zou het interbibliothecaire leenverkeer in hoge mate bevorderd en bespoedigd worden. Met grote energie werd aan de opbouw van deze catalogus gewerkt, die, toen Molhuysen aftrad, tot een belangrijk instrument geworden was binnen het kader van de samenwerkende Nederlandse bibliotheken.
De centrale catalogus was typerend voor zijn beleid, dat een samenwerking met andere bibliotheken voorstond, met de Koninklijke Bibliotheek als middelpunt. Dat was ook het geval met het in 1928 opgerichte Internationale Ruilbureau, dat de publikaties van universiteiten en geleerde genootschappen, die voor ruil bestemd zijn, in verzamelzendingen naar het buitenland stuurde en soortgelijke buitenlandse zendingen onder de Nederlandse geadresseerden distribueerde. Ook de in 1922 op zijn voorstel door de regering ingestelde Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen kan evenzeer als een uitingsvorm van hetzelfde streven beschouwd worden, aangezien het voorzitterschap bekleed werd door de bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek. Het doel van de Commissie was, behalve het uitbrengen van adviezen aan autoriteiten, ook het bevorderen van contact tussen de directeuren der grote bibliotheken. Op andere wijze werd dit laatste bevorderd door de zg. Bibliotheekcongressen, waartoe hij mede de stoot gaf. Deze waren ingesteld om de ambtenaren van de wetenschappelijke bibliotheken en van de openbare bibliotheken nader bijeen te brengen, want ook de openbare leeszalen hadden zijn hart. In 1909, één jaar na de oprichting van de Centrale Vereniging voor Openbare Leeszalen, werd hij in het bestuur gekozen, waarvan hij tot zijn dood onafgebroken deel heeft uitgemaakt. Hij was jarenlang voorzitter van de Opleidingscommissie en van de Commissie van toezicht en sinds 1900 inspecteur der Openbare Leeszalen. Met E.A. van Beresteyn en H.E. Greve drukte hij zijn stempel op de ontwikkeling van de openbare bibliotheken in ons land.
Zo heeft hij een bijzonder werkzaam leven geleid, waarin hij zich een degelijk geleerde en een uitstekend organisator heeft getoond. Als wetenschapsman muntte hij vooral uit door zijn bronnenuitgaven, als organisator meer door zijn energie dan door een wikkend en wegend vooruitzien. Het blijft evenwel een feit, dat hij het Nederlandse bibliotheekwezen grotelijks aan zich heeft verplicht.
P: Een volledige bibliografie in A.J. de Mare, Herinneringen aan Dr. P.C. Molhuysen. Feiten en geschriften ('s-Gravenhage, 1948).
L: A.G. Roos, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen 1944-45, 161-175.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1029.
L. Brummel
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013