Edgar, George Willem Fred (1915-1980)

 
English | Nederlands

EDGAR, George Willem Fred (1915-1980)

Edgar, George Willem Fred, arts en jazzmusicus (Amsterdam 31-3-1915 - Amsterdam 8-4-1980). Zoon van Alexander George Edgar, koopman in Indische produkten, en Georgine Adeline Marie Reisner. Gehuwd op 30-9-1942 met Mimosa Frenk. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na haar overlijden (3-12-1958) gehuwd op 5-7-1960 met Ida Jannie Lengtat. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (28-6-1971) hertrouwde hij met haar op 11-7-1973. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Edgar, George Willem Fred

Edgar, bijgenaamd 'Boy', groeide op in een zeer welgesteld milieu. Zijn vader, van Armeense afkomst, was koopman in Indische produkten. Als jongen vergezelde Boy zijn ouders op enkele reizen naar familiebezittingen in Nederlands-Indië. In 1935, kort nadat de economische depressie van de jaren dertig het gezin van alle welvaart had beroofd, overleed zijn vader en bleef de familie in behoeftige omstandigheden achter.

Als middelbaar scholier op de HBS in Amsterdam had Boy intussen Amerikaanse jazzmuziek leren kennen en waarderen. Vooral Duke Ellingtons compositie 'Mood Indigo' sprak hem zo sterk aan dat hij voortaan soortgelijke muziek zelf wilde gaan spelen. Hoewel zijn vader een goed pianist in het klassieke genre was geweest, had Boy geen enkele muzikale opleiding gehad. Niettemin slaagde hij erin zich enige vaardigheid te verwerven op de piano en de trompet.

In 1932 ging Edgar medicijnen studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Inkomsten bracht hij bijeen door zoveel mogelijk op te treden met orkesten op dansavonden. Na in 1936 in Brussel een prijs voor amateur-solisten te hebben gewonnen, solliciteerde hij het jaar daarop met succes naar een plaats als trompettist in het gerenommeerde Haagse ensemble 'The Moochers'. Daar begon hij zich geleidelijk ook als arrangeur te ontwikkelen. Zijn werk werd door tijdgenoten - getuige de recensies - zeer op prijs gesteld, maar er bestaan geen grammofoonopnamen van. Vanaf 1939 had Edgar de leiding van 'The Moochers'. Hij zette het orkest voort totdat de Duitse bezettingsautoriteiten jazzmuziek verboden.

Inmiddels gehuwd, deed Edgar op 10 februari 1943 zijn artsexamen. Hij moest onderduiken, maar zag kans zich verdienstelijk te maken met illegaal werk. Het laatste oorlogsjaar werkte hij als onbezoldigd assistent op de psychiatrische afdeling van een Amsterdams ziekenhuis. Al kon hij zelf niet optreden tijdens de oorlog, wel bleef hij af en toe composities en arrangementen leveren aan Nederlandse beroepsorkesten, die nog actief waren. Dat hij zijn eigen, op Ellington geënte, smaak daarvoor geen geweld hoefde aan te doen, blijkt uit werk van hem dat zelfs in april 1944 nog op grammofoonplaten werd vastgelegd door het orkest van Dick Willebrands.

Na de oorlog weigerde Boy Edgar, die ook in politiek opzicht een onafhankelijke geest kreeg, dienst in Nederlands-Indië en werd hij daarvoor veroordeeld. Zijn detentie benutte hij om zich te verdiepen in filosofie. Behalve arrangeerwerk voor radio-orkesten, heeft hij in de eerste naoorlogse jaren ook engagementen vervuld als pianist in Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Hij trad daar op met een eigen orkest en werkte verder mee in andermans gezelschappen. Te midden van deze muzikale besognes bereidde Edgar, sinds 1950 wetenschappelijk ambtenaar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, zijn dissertatie voor. Op 7 juli 1955 promoveerde hij in Amsterdam cum laude op Myelination studied by quantitative determination of myelin lipids. With reference to the problem of demyelination . Het betrof een onderzoek naar processen in het zenuwstelsel bij multiple sclerose, de ziekte waar zijn vrouw in ernstige mate aan leed. Deze laatste omstandigheid dwong hem zijn muzikale activiteiten te staken. Hij concentreerde zich nu volledig op zijn werk in het medisch onderzoek en op de verzorging van zijn echtgenote. In 1958 overleed zij.

Eind 1960 raakte Boy Edgar - intussen hertrouwd en hoofd geworden van het neuropathologisch laboratorium 'Meer en Bosch' in Heemstede - weer bij de jazzmuziek betrokken. Voor een eenmalig concert werd hem gevraagd enkele repetities te leiden. Het optreden had echter zo veel succes dat de VARA-radio besloot een hele reeks van dergelijke concerten te organiseren. 'Boy's Big Band' werd de naam van het nieuwe orkest, dat onder zijn leiding stond. Edgars nog altijd voortdurende verering van Duke Ellington en diens muziek kon hij nu gestalte geven met een eigen formatie. Schetsmatige arrangementen, haastig genoteerd en snel aanpasbaar aan de persoonlijke behoeften van solisten of aan de muzikale invallen van de leider, kenmerkten het geïmproviseerde karakter van het geheel. Twee langspeelplaten, waarvan er een de Edison-prijs van de Nederlandse grammofoonplatenindustrie ontving, werden opgenomen. Geregelde radio- en televisieoptredens vonden plaats, soms met befaamde Amerikaanse gastsolisten. In 1964 kreeg hij de Wessel Ilcken-prijs van de stichting Jazz in Nederland.

Het behoorde tot Edgars verdiensten voor de Nederlandse jazzmuziek dat hij erin slaagde allerlei kloven die er tussen muzikantenkliekjes bestonden, in zijn orkest te overbruggen. Zijn chaotische, maar aimabele persoonlijkheid verbond vertegenwoordigers van sterk uiteenlopende muzikale stromingen met elkaar. Zeker zo belangrijk was dat Edgar als een der eersten de mogelijkheden onderkende van sponsoring en subsidiëring. Zijn maatschappelijk aanzien en gemoedelijke ongevoeligheid voor autoriteit hielpen hem daarvan te profiteren. Zo slaagde hij erin een rijkssubsidie te krijgen voor enkele concerten in het kader van het Holland Festival, waardoor de jazzmuziek in Nederland voor het eerst de facto als officiële kunstvorm erkend werd. Zijn orkest was echter zo aan Edgars sfeer en aanpak gewend geraakt dat, toen hij in oktober 1966 naar de Verenigde Staten vertrok om daar aan enkele universiteiten docentschappen te vervullen en medisch onderzoek te verrichten, 'Boy's Big Band' spoedig uit elkaar viel.

Drie jaar duurde Edgars Amerikaanse verblijf. Na zijn terugkeer in Nederland besloot hij een huisartsenpraktijk in de Amsterdamse Bijlmermeer over te nemen, die hij tot 1979 uitoefende. Daarnaast bleef zijn voornaamste belangstelling - volgens eigen formulering - uitgaan naar de genetica, biochemie en pathologie van aangeboren stofwisselingsafwijkingen die neuropsychiatrische verschijnselen opleverden. Op muzikaal terrein zette hij zogeheten 'workshop'-optredens in het Amsterdamse Shaffy-theater op. Zij hadden een meer experimenteel karakter dan Edgars 'Boy's Big Band', die in 1971 ophield te bestaan. In 1977 zette Edgar een eerbetoon aan Duke Ellington op de plaat: Music was his mistress . Hij had daarvoor de beschikking over bijdragen van verscheidene Amerikaanse solisten, over de kern van zijn oorspronkelijke orkest en over zangeres Gerrie van der Klei, met wie hij een verhouding was aangegaan.

Edgars leven aan twee fronten begon echter zijn tol te eisen. Rust gunde hij zich nauwelijks, slapen deed hij maar gedurende enkele uren. Voor de buitenwacht kwam zijn overlijden een jaar later misschien onverwacht, maar voor de kleine kring van intimi die hem konden gadeslaan in zijn onderling zo verschillende bezigheden als medicus en musicus - overigens door Edgar zelf altijd streng van elkaar gescheiden gehouden - was het duidelijk dat dit dubbele bestaan hem gesloopt had. Uit erkentelijkheid voor de rol die hij, vooral in de jaren zestig, in het Nederlandse jazzleven gespeeld had, werd de Nederlandse Jazzprijs in het jaar van zijn overlijden omgedoopt tot 'Boy Edgar-prijs'.

A: Persoonlijke bescheiden betreffende G.W.F. Edgar in familiebezit.

P: Behalve de in de tekst genoemde dissertatie publiceerde Edgar Keyword in context index to neurochemistry (New York [ca. 1961]) en een vijftigtal artikelen over medische onderwerpen in binnen- en buitenlandse vakbladen. Edgars muziek is vastgelegd op vier langspeelplaten: Now's the time Artone MGOS S 9463 (1965); Finch Eye Artone MDS 3001 (1967); Live in Shaffy White Elephant PE 888.017 (1973); Music was his mistress BV Haast 022 (1977).

L: Necrologieën in o.a.: NRC Handelsblad , 9-4-1980, Het Parool , 9-4-1980 en de Volkskrant , 9-4-1980.

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Jac. de Nijs; Collectie ANEFO; Edgar na het winnen van de Wessel Ilckenprijs in december 1964].

Lex Lammen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013