Fernhout, Edgar Richard Johannes (1912-1974)

 
English | Nederlands

FERNHOUT, Edgar Richard Johannes (1912-1974)

Fernhout, Edgar Richard Johannes, schilder (Bergen (N.H.) 17-8-1912 - Bergen (N.H.) 4-11-1974). Zoon van Hendrik Fernhout, filosoof, en Annie Caroline Pontifex Toorop, schilderes. Gehuwd op 10-12-1934 met Rachel Louise Pellekaan, tekenares. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (28-7-1947) gehuwd op 12-4-1949 met Nannette Salomonson. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Fernhout, Edgar Richard Johannes

De jeugd van Eddy Fernhout was verre van harmonisch. Zijn ouders hadden een slecht huwelijk, en door voortdurende geldzorgen kon de familie zich geen vaste woonplaats veroorloven. Ironisch genoeg trad er pas nadat het huwelijk van zijn ouders in 1917 definitief was gestrand, voor het gezin - er waren drie kinderen - enige verbetering op. De grootvader, de schilder Jan Toorop, nam toen de zorg voor zijn kleindochter op zich, terwijl hij zijn dochter Charley Toorop en haar beide zoons - Edgar en zijn één jaar jongere broer John - financieel ondersteunde. Voor hen liet hij in het Noordhollandse Bergen de atelier-woning 'De Vlerken' bouwen. In 1922 namen zij er hun intrek.

Na de lagere school bezocht Edgar Fernhout het gymnasium: eerst te Alkmaar en vervolgens in Amsterdam, waar Charley in 1926 was gaan wonen omwille van de contacten met de artistieke avant-garde. Terwijl zijn broer in de leer werd gedaan bij de filmer Joris Ivens, ging Edgar zich vanaf zijn zestiende, onder leiding van zijn moeder, toeleggen op de schilderkunst. In zijn eerste werk - vooral stillevens en zelfportretten - herkent men duidelijk Charley's invloed. Fernhouts liefde voor het landschap werd gewekt tijdens de vakanties die hij iedere zomer met zijn moeder doorbracht op Walcheren. Zeeland, met het in een diffuus licht gehulde land en water, zou een duidelijk stempel drukken op zijn werk. Ook later zou hij steeds weer naar deze provincie terugkeren.

Charley's onrustige en onregelmatige levenswijze kwam de middelbare-schoolopleiding van haar zoon niet ten goede. In 1928 onderbrak Fernhout deze om haar later, nog tot 1930, in Baarn weer op te vatten. In het laatstgenoemde jaar verhuisde hij met zijn moeder naar Parijs. Door haar verhouding met de historicus en anarchist Arthur Lehning en haar bemoeienissen met diens tijdschrift Internationale Revue i10 ontmoette Charley vertegenwoordigers van de internationale avant-garde, zoals Jean Arp, Alexander Calder en Max Ernst; met Piet Mondriaan hernieuwde zij haar contacten. Vooral de laatste maakte, zowel als persoon als door zijn werk, indruk op Fernhout. De invloed van deze schilder op zijn latere schilderijen zou groot blijken te zijn.

In de zomer van 1932 keerde Fernhout terug naar Amsterdam, waar hij zich zelfstandig vestigde. Op twintigjarige leeftijd kreeg hij zijn eerste solotentoonstelling, die niet zonder succes verliep. Hij ontmoette de zeven jaar oudere tekenares Rachel Pellekaan, met wie hij in september 1932 ging samenwonen. Uit dat zelfde jaar dateert het grote Dubbelportret dat hij van hen beiden maakte. Toen zij in 1934 trouwden, werd de verhouding van Fernhout met zijn jaloerse moeder uitermate gecompliceerd. Niettemin bleef Charley het paar tot 1933 geldelijk ondersteunen, en tot 1940 organiseerde zij financiële hulp van derden, zodat Fernhout tamelijk onbezorgd kon werken.

Vanaf september 1936 woonden de Fernhouts in Alassio aan de Italiaanse rivièra. De reden van dit verblijf was tweeledig: de zwakke gezondheid van Rachel vereiste een warm klimaat, en Fernhout wilde de Renaissance-schilderkunst bestuderen. Tevens gaf dit verblijf in het zuiden hun de mogelijkheid de dominante moeder te ontvluchten. Zij reisden onder meer naar Lucca, San Gimignano en Florence, waar Fra Angelico de meeste indruk maakte. Naarmate vanaf 1936 het aantal portretopdrachten voor hem toenam, was Fernhout steeds meer in staat in zijn eigen onderhoud te voorzien. Daarnaast schilderde hij veel landschappen. In deze periode werd het werk van Fernhout verfijnder.

De dreiging van de Tweede Wereldoorlog deed Fernhout en zijn vrouw naar Bergen terugkeren. In september 1939 namen zij hun intrek bij Charley in 'De Vlerken'. Door dit gedwongen samenwonen namen de spanningen toe, en het toch al niet goede huwelijk tussen Fernhout en zijn vrouw strandde eind 1940 definitief. Vanaf de zomer van dat eerste oorlogsjaar woonde en werkte Fernhout - alleen - op verschillende adressen, meestentijds echter bij kennissen in Baarn. Het werd uiteindelijk een vorm van onderduiken, aangezien hij in 1942 weigerde lid te worden van de Kultuurkamer. Fernhout maakte in deze periode een zware depressie door, die niet alleen samenhing met zijn stukgelopen huwelijk en de Duitse bezetting, maar ook met twijfels over zijn kunstenaarschap. Terwijl portretopdrachten het hem mogelijk maakten de oorlogsjaren door te komen, bleef hij doorwerken aan polderlandschappen, waarbij hij zich, overeenkomstig de adviezen van zijn moeder, liet inspireren door het voorbeeld van de 17e-eeuwse meesters.

Na de bevrijding kwam Fernhout steeds meer uit zijn isolement en begon hij een prominente rol in de Nederlandse kunstwereld te spelen. In juli 1945 vestigde hij zich in Amsterdam. Hij was hier een van de organisatoren van de vereniging 'De Groep', die in het Stedelijk Museum tentoonstellingen organiseerde. Daarnaast kon hij zich in de jaren vijftig opnieuw op het buitenland oriënteren, doordat zijn broer, de cineast John, hem zijn appartementen in Parijs en Rome ter beschikking stelde. Na zijn introverte werk uit de bezettingstijd stelde Fernhout zich nu weer open voor invloeden van buiten. Vooral de rijksopdracht die hij in 1953 ontving om de herstelwerkzaamheden op Schouwen-Duiveland na de watersnoodramp te schilderen, kwam zijn werk ten goede. Fernhout, die zich steeds meer tot het landschap voelde aangetrokken, leerde nu de abstracties van het licht zien.

Door zich steeds duidelijker een eigen stijl eigen te maken wist Fernhout zich aan de dominante invloed van zijn moeder te ontworstelen. Hij stemde zelfs toe te poseren voor Charleys doek De drie generaties uit 1950, waarop zij, naast haar zelfportret, ook haar vader en haar zoon schilderde. Voordien had Fernhout geweigerd model te staan, daar hij bang was dat zij met dit doek te grote invloed op hem zou krijgen. Nu kon hij de confrontatie aan. Intussen was hij van Rachel gescheiden en in 1949 getrouwd met Netje Salomonson. Dit tweede huwelijk bracht een zekere stabiliteit in zijn leven. Hij kreeg meer zelfvertrouwen en stortte zich geheel op zijn werk. Toen Charley in november 1955 overleed, durfde Fernhout drie maanden later de voor hem zo beladen atelier-woning te betrekken. 'De Vlerken' werd ook zijn thuisbasis.

Tussen 1956 en 1958 nam het aantal portretopdrachten af. Fernhout kon voortaan leven van zijn vrije werk. Ook de stillevens verdwenen uit zijn oeuvre. Steeds meer richtte hij zich op het schilderen van landschappen in een stijl die, mede onder invloed van Mondriaan, werd gekenmerkt door vereenvoudiging en accentuering van afzonderlijke elementen. De tweejaarlijkse tentoonstellingen van zijn werk in de galerie van Magdalena Sothmann in Amsterdam overtuigden een breder publiek van Fernhouts talent. Ook de grote Nederlandse musea - vooral het Stedelijk Van Abbemuseum in Eindhoven - begonnen belangstelling voor zijn werk te tonen. Ondanks zijn activiteiten leidde Fernhout een uiterst teruggetrokken bestaan, wat hem de bijnaam 'de kluizenaar van Bergen' opleverde. In zijn eenzaamheid bracht hij zijn doeken terug tot steeds eenvoudiger constructies; aan het einde bleven slechts Rasters (1974) over.

In 1967 werd Fernhout een van de begeleiders van de 'Ateliers '63' in Haarlem, een sterk op de praktijk gerichte opleiding voor beeldende kunstenaars. Hij was inmiddels een man van gezag geworden. In 1968 behoorde Fernhout tot degenen die protesteerden tegen de veranderingen die de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam wilde doorvoeren. Hij was gekant tegen de 19e-eeuwse structuur van deze instelling, die de studenten te veel in een keurslijf zou dwingen en te weinig openstond voor nieuwe ontwikkelingen in de kunst. Voor de eigen inbreng van de studenten was zodoende geen plaats. Fernhout was voorstander van een individuele benadering, zoals bij de 'Ateliers '63'. Juist omdat doctrines hem vreemd waren, leerde hij hier vele kunstenaars, zoals Ansuya Blom, Dineke Blom, Hans van Hoek en Toon Verhoef, hun eigen weg te gaan.

Toen Edgar Fernhout in 1974 onverwacht overleed, had hij zich een geheel eigen plaats in de Nederlandse kunstgeschiedenis veroverd. Zijn oeuvre bestaat uit landschappen, stillevens en portretten. Indrukwekkend zijn de zelfportretten waarin hij steeds genadelozer zijn eigen zieletoestand analyseerde. Onder invloed van zijn moeder kwam Fernhout tot een realisme dat hij als fijnschilder benaderde. Zij wees hem op het belang van de grote meesters uit het verleden. De belangrijkste factor in zijn schilderijen was het licht waarmee hij vooral in zijn landschappen steeds intensiever experimenteerde. Ten slotte bleef een abstractie over die verwant is aan het werk van Mondriaan.

A: Foto's, documenten en aantekeningen in familiebezit. Brieven van Edgar Fernhout aan jhr. M.R. Rademacher Schorer in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.

P: Oeuvrecatalogus in de onder L genoemde publikatie Fernhout: schilder/painter , 110-141.

L: L. Gans, Edgar Fernhout [Tentoonstellingscatalogus Stedelijk Van Abbe Museum] (Eindhoven, 1963); G.J.P. Cammelbeeck, Edgar Fernhout (Amsterdam, 1969); Hans L.C. Jaffé, 'Edgar Fernhout', in Museumjournaal 1 (1974) 266-267; R.H. Fuchs [e.a.], Edgar Fernhout [Tentoonstellingscatalogus Stedelijk Van Abbe Museum] (Eindhoven, 1976); Geurt Imanse [e.a.], Van Gogh tot Cobra. Nederlandse schilderkunst 1880-1950 (Amsterdam, 1980); De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945 . Onder eindred. van Geurt Imanse (Amsterdam, 1984); Nico J. Brederoo, Een familie van kunstenaars. Charley Toorop en Edgar Fernhout (['s-Gravenhage] 1985); Aloys van de Berk [e.a.], Fernhout: schilder/painter ('s-Gravenhage, 1990); John Steen, 'Edgar Fernhout 1912-1974', in Magisch Realisten en tijdgenoten in de verzameling van het Gemeentemuseum Arnhem . Onder red. van Jan Brand en Kees Broos (Zwolle [etc.], 1994) 162-173; Marcel Feil, 'Edgar Fernhout', in De maaltijd der vrienden. Kunstenaars in Bergen 1930-1935 . Samengest. door Alette Fleischer en Alexander Valeton (Amsterdam, 1994) 39-50; Nico J. Brederoo, 'De derde generatie', in Tableau. Tijdschrift voor beeldende kunst en antiek 16 (1994) 6 (mei) 46-52.

I: Mieke Reijnders en Aloys van den Berk, In het licht van Alassio. Edgar Fernhout, neo-realist (Arnhem [etc] 2002) 6 [Foto: Eva Besnyö, 1936].

Nico J. Brederoo


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013