© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W. Slagter, 'Heel, Gerardus Henricus van (1904-1984)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/heel [12-11-2013]
HEEL, Gerardus Henricus van (1904-1984)
Heel, Gerardus Henricus van, voetballer (Rotterdam 21-1-1904 - Rotterdam 18-12-1984). Zoon van Marcelis van Heel, bootwerker, en Gerardina Vos. Gehuwd op 2-8-1933 met Maria Schellekens. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Op straat, in Rotterdam-Zuid, trapte de jonge Van Heel - het vierde van de elf kinderen van een Rooms-katholieke havenarbeider - zijn eerste ballen. In de partijtjes met zijn vriendjes legde 'Puck', zoals hij wegens zijn bescheiden lengte werd genoemd, de basis voor zijn later veel bewonderde traptechniek en atletische vermogen. Het lag daarom min of meer voor de hand dat hij zich aanmeldde als lid van de Rotterdamsche Voetbal Vereeniging Feyenoord, de club van de linker Maasoever. Op 12 oktober 1919 droeg hij voor de eerste maal het rood-witte shirt van deze club, die hij zijn leven lang trouw zou blijven.
Van Heels talenten bleven niet lang onopgemerkt, en in augustus 1924 maakte hij zijn debuut in het eerste elftal van Feyenoord. Toch behoorde hij hier niet tot de basisspelers, omdat zijn positie van linkshalf vooralsnog werd ingenomen door Cor van der Velde. Toen zich evenwel het unieke feit dreigde voor te doen dat Van Heel, als speler uit het tweede team, in de nationale ploeg zou worden gekozen, trad Van der Velde vrijwillig terug om zijn jeugdige concurrent èn opvolger niet langer in de weg te staan. Ruim vijftien jaar lang was Van Heel vervolgens de centrale figuur van Feyenoords eerste elftal, terwijl hij eveneens een vaste plaats in de Oranje selectie verwierf. Tussen 19 april 1925 (1-4 tegen Zwitserland in Zürich) en 23 oktober 1938 (2-2 tegen Denemarken in Kopenhagen) speelde Van Heel in totaal 64 interlands, een record dat pas in 1979 zou worden gebroken. In 29 duels trad hij bovendien op als aanvoerder, en opvallend is dat hij in geen van zijn vele wedstrijden voor Oranje een doelpunt scoorde. Een teleurstelling - niet alleen voor Puck van Heel! - was de voortijdige uitschakeling van het Nederlands elftal bij de eindronden van het wereldkampioenschap in 1934 in Italië. Ondanks de aanwezigheid van klassespelers als Bep Bakhuys, Kick Smit en Leen Vente kon Nederland het in de achtste finale in Milaan tegen Zwitserland op 27 mei 1934 niet bolwerken: het liep uit op een 2-3 nederlaag. Zijn populariteit leed er nauwelijks onder, want na het spelen van zijn vijftigste en zestigste interland, respectievelijk op 12 januari 1936 en 27 februari 1938, werd hem in Rotterdam telkens een grootse ontvangst bereid.
Toch zal de naam van Puck van Heel in de eerste plaats verbonden blijven aan 'zijn' Feyenoord. Vooral de middenlinie, met Van Heel en de broers Bas en Jaap Paauwe, was in het begin van de jaren dertig het pronkstuk van de club. Onder leiding van aanvoerder Van Heel werden de Rotterdammers tussen 1925 en 1939 elfmaal afdelingskampioen, vijfmaal landskampioen en twee keer winnaar van de nationale voetbalbeker. In het 'topjaar' 1938 won Feyenoord niet alleen de Nederlandse voetbaltitel, maar ook het belangrijke toernooi om de 'Zilveren Bal', terwijl het befaamde Arsenal uit Londen, vele malen Engels kampioen, in een volgens ooggetuigen onvergetelijke oefenwedstrijd met 1-0 werd verslagen. Dit laatste duel vond overigens plaats in het een jaar eerder in gebruik genomen Stadion Feyenoord, waarvoor Puck van Heel - wie anders? - in juli 1935 de eerste paal had geslagen.
Op 2 mei 1940 nam Van Heel afscheid als actief voetballer. Van Feyenoord was hij vanaf 1935 lid van verdienste. Andere officiële onderscheidingen zouden langer op zich laten wachten: de Koninklijke Nederlandsche Voetbalbond benoemde hem pas in 1964 tot Bondsridder. Hier en daar werd wel gesuggereerd dat deze late erkenning te maken had met het feit dat Van Heel nog tijdens zijn eigen voetballoopbaan een amateurclub trainde, waarvoor hij een bescheiden vergoeding ontving. Zulks strookte blijkbaar niet met de voorstellingen die de bondsbestuurders in het pre-professionele voetbaltijdperk van hun amateurleden hadden.
Na 1940 was Van Heel nog gedurende enige jaren als oefenmeester werkzaam bij een aantal amateurverenigingen in de Rijnmond, waaronder Fortuna Vlaardingen, SSS uit Spijkenisse en Flakkee. Als zovele ex-voetballers beheerde Van Heel na zijn carrière een café (1939-1969). Voordien was hij, om in zijn levensonderhoud te voorzien, enige tijd werkzaam geweest als arbeider in de margarinefabriek van Van den Bergh, als vertegenwoordiger van de kolenhandel van Feyenoord-bestuurslid C.R.J. Kieboom en als sigarenhandelaar.
Na zijn vijfenzestigste verjaardag trok Van Heel zich meer en meer terug uit de publiciteit, die hij zelf overigens nooit had gezocht. Slechts met tegenzin en na veel moeite liet hij zich bij zijn vijfenzeventigste en tachtigste verjaardag door de pers interviewen. Het overlijden van zijn vrouw in 1978 en een slechter wordend gezichtsvermogen waren hieraan zeker debet.
Puck van Heel behoort zonder twijfel tot de beste spelers uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis. Zijn lange loopbaan en zijn vele interlands dienen daarvoor als tastbaar bewijs. Hoewel klein van stuk won hij, door een enorm atletisch vermogen, toch vele kopduels, ofschoon hij zich daarbij af en toe ook op de schouders van tegenspelers afzette. Veel scheidsrechters ontgingen dergelijke onregelmatigheden niet, maar legden jegens Van Heel een opvallende clementie aan de dag, wat zijn reputatie alleen maar bevestigde. Tijdgenoten roemden zijn superieure techniek, waardoor hij veel wedstrijden meer op inzicht dan op inzet kon voltooien. Van Heel was overigens geen snelle voetballer, en naarmate hij ouder werd nam zijn tempo steeds verder af, een tekortkoming die door zijn ploeggenoten moest worden gecompenseerd. Bovendien werd hij gehinderd door zijn linkerknie, die hij, als puur linksbenige speler, te veel belastte. De dikke zwachtels die hij om die reden tijdens de wedstrijden altijd om zijn benen droeg, verleenden zijn toch al gedrongen gestalte een weliswaar weinig flatteuze, maar karakteristieke indruk. Van Heel dankte zijn populariteit voor een belangrijk deel ook aan het feit dat hij, ondanks zijn naam en faam, een uiterst eenvoudig en bescheiden persoon bleef. Of zoals ex-Feyenoord-voorzitter Kieboom hem eens typeerde: 'Een pracht mens en een pracht voetballer. Hij had een droom van een pass en hij stond altijd op het goeie plekkie' (Het Vrije Volk , 20-1-1979).
P: Een overzicht van de 64 interlandwedstrijden waaraan Van Heel tussen 1925 en 1938 deelnam in Het Nederlands elftal. De historie van Oranje 1905-1989 . Samenst. Matty Verkamman (Amsterdam, 1989) 113-142.
L: Behalve interviews en necrologieën in o.a. Voorwaarts. Sociaal-Democratisch Dagblad , 30-4-1940; Rotterdamsch Nieuwsblad , 20-1-1979; Het Vrije Volk , 20-1-1979; De Feyenoorder 63 (1979) 2 (febr.) 24-26; NRC Handelsblad , 24-1-1984 en 21-12-1984; Het Vrije Volk , 20-12-1984; Rotterdams Jaarboekje 1985 (Rotterdam, 1985) 163-166: Phida Wolff, Geen woorden maar daden. De roemruchte historie van topclub Feyenoord (Baarn, 1971) 95-97, 128-129; A. van Emmenes, Neerlands voetbalglorie. Alle interlands van 1905 tot heden (6e dr.; Amsterdam, 1980); H.A. van Wijnen, 'Aanvoerder: de precisie van een passer', in idem, De Kuip. De geschiedenis van stadion Feyenoord (Utrecht [etc.], 1989) 110-123.
I: ANP Historisch Fotoarchief, beeldnummer 69474 [Van Heel in april 1936].
W. Slagter
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013