Korthals, Hendrik Albertus (1911-1976)

 
English | Nederlands

KORTHALS, Hendrik Albertus (1911-1976)

Korthals, Hendrik Albertus, Tweede-Kamerlid en minister (Dordrecht 3-7-1911 - Tarrytown (New York, Verenigde Staten) 3-11-1976). Zoon van Albertus Hendrik Korthals, gemeenteambtenaar, en Pieternella Gerdina de Korver. Gehuwd op 7-5-1940 met Marie Cécile Hamming. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren. afbeelding van Korthals, Hendrik Albertus

Al op de HBS-B in zijn geboortestad toonde Henk Korthals belangstelling voor de politiek. De discussie over het Schelde-Rijnkanaal, dat de Eerste Kamer in 1927 zou verwerpen, volgde hij met aandacht, en later trad hij herhaaldelijk in debat met voorstanders van nationale ontwapening. In die tijd had hij graag legerofficier willen worden, maar hij werd 'voor zijn ogen' afgekeurd en ging toen, in 1929, aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam studeren. Hij koos daar de staatkundig-economische studierichting, zich sterk richtend op staatsrecht en administratief recht. De colleges van prof. C.W. de Vries hadden zijn bijzondere voorkeur.

Reeds in zijn studiejaren was Korthals politiek actief. Hij werd lid van de Bond van Jonge Liberalen - later: Jong-Liberalen -, waarvan hij in 1935 hoofdbestuurslid werd en van 1937 tot begin 1940 voorzitter was. In de Liberale Staatspartij (LSP) trad hij in 1938 toe tot het hoofdbestuur, waar hij zich een pleitbezorger betoonde voor een moderner beleid.

Intussen was Korthals, direct na zijn afstuderen op 12 mei 1936, in dienst getreden van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC). Hier behandelde hij de Rotterdamse gemeentepolitiek en trad hij af en toe als parlementair overzichtschrijver op. Ook schreef hij verscheidene hoofdartikelen voor het Haagse dagblad Het Vaderland . In oktober 1940 verliet hij de krant om ambtenaar te worden op het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. In zijn woonplaats, Voorschoten, gaf hij leiding aan Het Dagelijks Nieuws , een in Leiden verschijnend illegaal blad. Ook was hij verbonden met de jong-liberale groep 'Slaet op den trommele', die het gelijknamige blad uitgaf en na de bevrijding een beslissende invloed zou hebben op de totstandkoming van de Partij van de Vrijheid (PVDV), opvolgster van de LSP.

Na de bevrijding was Korthals nog enige maanden aan de redactie van de NRC verbonden, totdat hij op 20 november 1945 zitting kreeg in de Tweede Kamer van het Noodparlement als opvolger van een overleden kamerlid en vertegenwoordiger van een stroming die de oude LSP radicaal wilde vernieuwen. Die stroming, waarin Korthals sterk op de voorgrond trad, had aanvankelijk succes, want in maart 1946 veranderde de LSP zich in de PVDV, met de politieke nieuweling D.U. Stikker als voorzitter. Korthals werd lid van het hoofdbestuur, (mede)hoofdredacteur van het partijweekblad Vrij! en organisator van de kaderopleiding. Als vroeg voorstander van samengaan met vooruitstrevenden uit niet-socialistische kring zag hij een andere wens vervuld toen de vroegere vrijzinnig-democratische voorman ex-minister P.J. Oud, die eerst zijn naoorlogs heil bij de Partij van de Arbeid (PVDA) had gevonden, toenadering zocht tot de PVDV. Uit de onderhandelingen tussen Oud en Stikker, waaraan Korthals intensief heeft deelgenomen, ontstond in januari 1948 de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), waarvan Oud tot 1963 de politieke leider zou zijn. Korthals trad van april 1948 tot januari 1954 op als hoofdredacteur van het partijweekblad Vrijheid en Democratie .

In de Tweede Kamer volgde Korthals, als vice-voorzitter van de fractie, Ouds nogal autocratische en solistische leiding. Hij gold dan ook als diens 'kroonprins'. In de fractie nam hij buitenlandse zaken en defensie voor zijn rekening. Op het eerste gebied ontpopte hij zich als overtuigd 'Europeaan'; overtuigder dan over 't algemeen de stemming in zijn partij jegens 'Europa' was. Van 1949 tot 1959 had hij zitting in de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa, en van 1952 tot 1959 in de Parlementaire Vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (later: Europees Parlement), waarin hij vice-voorzitter van de liberale fractie was. Hoewel hij in de Tweede Kamer niet de officiële woordvoerder van zijn partij inzake de Indonesische kwestie (1945-1949) was, heeft Korthals er zich toch mee beziggehouden. In 1946 en 1948 maakte hij deel uit van parlementaire delegaties naar Indonesië. Hij gold als gematigd oppositioneel ten opzichte van het regeringsbeleid terzake. Van 1947 tot 1956 was hij tevens lid van de parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, de laatste twee jaar als vice-voorzitter. Gemeentelijke vraagstukken hadden steeds zijn bijzondere belangstelling; van 1946 tot 1958 had hij zitting in de gemeenteraad van Voorschoten.

Het was duidelijk dat Korthals, als prominent liberaal politicus, op den duur in aanmerking moest komen voor een ministerschap. Na de verkiezingen van 1956 kwam dit, tijdens de onderhandelingen die zouden leiden tot het laatste kabinet-Drees, wel ter sprake, maar uiteindelijk trad de VVD niet tot dit kabinet toe. Drie jaar later was de weg vrij voor de liberalen, die gesterkt uit de verkiezingen van 1959 te voorschijn waren gekomen. Op 19 mei van dat jaar werd Korthals minister van Verkeer en Waterstaat, tevens vice-minister-president en tijdelijk minister voor Zaken Overzee. Bij de opheffing van dit laatste departement in augustus 1959 droeg hij de zorg voor de aangelegenheden betreffende Nederlands Nieuw-Guinea aan zijn collega van Binnenlandse Zaken over, doch hij behield Suriname en de Nederlandse Antillen in zijn portefeuille.

Korthals, die, mede door zijn 'Europese' optreden, zeer gewaardeerd werd door de politici van de Katholieke Volkspartij - trouwens ook door die van de PVDA -, voelde zich in het kabinet onder de verzoenende leiding van J.E. de Quay goed thuis. Als bewindsman had hij het in de hem vertrouwde Staten-Generaal, na een aarzelend begin, niet uitermate moeilijk. Onder zijn verantwoordelijkheid werd onder meer besloten tot indijking van de Lauwerszee, bouw van de IJtunnel en modernisering van Schiphol. Op het gebied van de verkeersveiligheid is het zebrapad aan Korthals te danken. Experimenten met de spatlap voor auto's en de knipperbol - die hem de gelijknamige bijnaam bezorgde - was geen lang leven beschoren. Zijn politiek onervaren minister-president was hij tot grote steun. In de kwestie-Nieuw-Guinea, die in 1962 haar ontknoping zou krijgen, behoorde hij tot de bewindslieden die vooral op zedelijke gronden - de beloften aan de Papoea's gedaan - er moeite mee hadden concessies aan Indonesië te doen.

Na het aftreden van het kabinet, op 24 juli 1963, kwam Korthals niet voor een nieuw ministerschap in aanmerking. Inmiddels had zich namelijk in zijn partij een oppositie, onder leiding van het Eerste-Kamerlid H. van Riel, ontwikkeld, die ernaar streefde de VVD een conservatievere koers te laten varen. Ook wilde men langzamerhand de 75-jarige Oud kwijt. Daardoor kwam Korthals zijn politieke ruggesteun te ontvallen. Bovendien was hij niet opgewassen tegen het geïntrigeer in zijn partij. Dat Oud hem daarin, naar zijn gevoel, niet genoeg steunde, was voor hem een reden voor verbittering. Ruim vóór de verkiezingen van 1963 liet hij weten niet beschikbaar te zijn als lijsttrekker - dus opvolger van Oud - en evenmin een kamerzetel te ambiëren. Zijn fractie wilde daarop hem niet opnieuw als minister voordragen.

Hiermee was een vroegtijdig einde gekomen aan Korthals' politieke loopbaan. Zijn wens commissaris der Koningin in Drenthe te worden ging niet in vervulling. Wel werd hij op 1 april 1964 lid van de Raad van State, een functie die hij tot zijn dood zou uitoefenen. Korthals bleef belangstelling tonen voor de politiek. Vooral de Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie (JOVD), die hij in 1949 had helpen oprichten en die doorgaans als linkse horzel in liberale kring optrad, was hem na aan het hart. In 1974 werd hij, al sinds 1949 erelid, erevoorzitter van de JOVD.

Ook in wijdere kring bleef Korthals de openbare zaak dienen, bijvoorbeeld als voorzitter van het Verbond voor Veilig Verkeer (1963-1967), van de stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand (1964-1970) en van de Persraad (sinds 1969). Korthals overleed, plotseling, in de Verenigde Staten tijdens een bezoek aan zijn aldaar woonachtige dochter.

Korthals behoorde niet tot de politieke zwaargewichten van de naoorlogse tijd. Daarvoor miste hij de nodige hardheid en misschien ook het nodige zelfvertrouwen; hoewel zijn enigszins deftig optreden en zijn gedragen stemgeluid anders deden verwachten. Anderzijds namen zijn heusheid, ijver, integriteit en afkeer van polarisatie velen voor hem in en was hij aldus niet zonder invloed. Zelf noemde Korthals zich een 'idealistische liberaal' en een 'voorstander van een sociaal vooruitstrevende politiek'. Dat waren geen loze beweringen - al vóór de Tweede Wereldoorlog was hij voorzitter geweest van het Rotterdamse Wester Volkshuis -, maar in zijn eigen partij kon hij er weinig eer mee behalen. Korthals was lid van de Nederlandse hervormde kerk, waarbinnen hij behoorde tot de vrijzinnige richting.

A: Archief-H.A. Korthals in de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.

P: Behalve vele artikelen, vooral in Slaet op den trommele , Vrij! en Vrijheid en Democratie : Korte geschiedenis der Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij N.V. 1873-1948 [Amsterdam, 1948].

L: Behalve necrologieën o.a. in NRC Handelsblad , 5-11-1976 en Leidsch Dagblad , 5-11-1976, en herdenkingsartikelen o.a. door J.[E.] de Quay in NRC Handelsblad , 9-11-1976 en door Hans Wiegel in Vrijheid en Democratie , 26-11-1976 o.a.: A. Stempels, De parlementaire geschiedenis van het Indonesische vraagstuk (Amsterdam, 1950) 266-267; F.J.F.M. Duynstee, De kabinetsformaties 1946-1965 (Deventer, 1966); H.J.L. Vonhoff, Bewegend verleden. Een biografische visie op prof. mr. P.J. Oud (Alphen aan den Rijn, 1969); Robbert Ammerlaan, Het verschijnsel Schmelzer. Uit het dagboek van een politieke teckel (Leiden, 1973) 96-97; P.F. Maas, Kabinetsformaties 1959-1973 ('s-Gravenhage, 1982); John Jansen van Galen, Ons laatste oorlogje. Nieuw-Guinea: de Pax Neerlandica, de diplomatieke kruistocht en de vervlogen droom van een Papoea-natie (Weesp, 1984); Ronald Gase, Misleiding of zelfbedrog. Een analyse van het Nederlandse Nieuw Guinea-beleid... (Baarn, 1984); A. Visser, Alleen bij uiterste noodzaak? De rooms-rode samenwerking en het einde van de brede basis 1948-1959 (Weesp, 1986); Ruud Koole [e.a.], 40 jaar vrij en verenigd. Geschiedenis van de VVD-partijorganisatie 1948-1988 (Houten, 1988); Marnix F. Westers, Mr. D.U. Stikker en de na-oorlogse reconstructie van het liberalisme in Nederland. Een zakenman in de politieke arena (Amsterdam, 1988); Hein Roethof, Dwars over het Binnenhof. Herinneringen van een liberale socialist (Utrecht [etc.], 1990).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Harry Pot; Collectie ANEFO; Korthals in april 1962].

J.L. Heldring


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013