Nijland, Dirk Hidde (1881-1955)

 
English | Nederlands

NIJLAND, Dirk Hidde (1881-1955)

Nijland, Dirk Hidde, schilder en graficus (Dordrecht 2-4-1881 - Santpoort 27-3-1955). Zoon van Hidde Nijland, koopman, en Adriana Volker. Gehuwd op 29-5-1902 met jkvr. Maria Gijsberta van der Meer de Walcheren, pianiste. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren. Na haar overlijden (7-2-1947) gehuwd op 15-5-1947 met Mea Verweij, literator en uitgeefster. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Nijland, Dirk Hidde

Al op jonge leeftijd, in het ouderlijk huis te Dordrecht, raakte Dirk Nijland vertrouwd met de voortbrengselen van de hedendaagse schilderkunst. In de verzameling van zijn gefortuneerde vader, een bekende collectionneur, bevonden zich werken van, onder anderen, George Breitner, Jan Toorop en Vincent van Gogh. De invloed daarvan is terug te vinden in Dirks vroege tekeneningen. Dat hij kunstenaar zou worden, stond namelijk reeds vroeg vast. Op de HBS kwam hij niet verder dan de derde klas, want op vijftienjarige leeftijd zond zijn vader hem naar het Noordhollandse Laren om zich in het atelier van A.J. Derkinderen in de schilderkunst te bekwamen. De zeer ambachtelijk gerichte leertijd die hij hier van 1896 tot 1898 doorbracht, rondde Dirk in het daaropvolgende jaar af met lessen aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam. In 1900 volgde hij ten slotte de cursus voor naakttekenen aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam, waar hij tekenles kreeg van A.H.R. van Maasdijk en J.D. Huibers. In deze tijd ontstonden ook zijn precieze, met pen, penseel en Oostindische inkt uitgevoerde stillevens van eenvoudige en alledaagse voorwerpen, zoals keukengerei, olielampen en oude schoenen.

Beslissend voor de ontwikkeling van Nijlands kunstenaarsschap - dat vrij van financiële zorgen beoefend kon worden - was een verblijf van enkele jaren in het buitenland: van 1900 tot 1902 te Brussel en aansluitend in Parijs, waar hij enkele maanden verbleef met de schrijver Pieter van der Meer de Walcheren. In het laatstgenoemde jaar trad Dirk Nijland in het huwelijk met diens zuster, de pianiste Marie van der Meer de Walcheren. Het paar vestigde zich te Ukkel, een voorstad van Brussel. De werken uit deze jaren verraden de invloed van de Franse contemporaine schilderkunst, vooral het pointillisme van George Seurat. Het verlangen naar meer waterrijke, Hollandse landschappen deed Nijland en zijn vrouw in 1905 besluiten naar Nederland terug te keren. Na een kortstondig verblijf in Monnickendam en Katwijk vestigden zij zich te Rhoon, in het polderland ten zuiden van Rotterdam. Het voor hen door architect H. van der Kloot Meyburg gebouwde huis werd naar zijn vrouw 'Mariahoeve' genoemd.

Ontdaan van invloeden van buitenaf, ontwikkelde de schilderkunst van Dirk Nijland zich vervolgens op een welhaast autonome wijze. Hij zag het pittoreske en prozaïsche in banale onderwerpen - die tot op dat moment door de schilders nog niet zo nadrukkelijk als vaste motieven werden gezocht - en legde van deze zelfveroverde en zelfontdekte wereld getuigenis af op een nuchtere, bijna zakelijke, maar ook verdiepte en doorleefde wijze. Het grote gebaar en de snelle manier van werken waren hem daarbij vreemd. Nijland was een bezonken waarnemer, die met oog voor de essentie een objectieve beschrijving gaf van wat dichtbij huis ligt: het nabije landschap, de stadjes met de mensen in hun verhouding tot het water, in het bijzonder de rivieren en stromen in en om de Zuidhollandse eilanden. Zijn belangstelling ging niet alleen uit naar de natuur, zoals het water, de kust en de invloed van het getij, maar ook naar de tekenen van menselijke aanwezigheid ìn de natuur, zoals de kaden, pieren, loodsen, strekdammen en vuurtorens. Hij gaf, kortom, vorm aan de hem omringende werkelijkheid in een expressief realisme met een zakelijke inslag, op een tekenachtige manier en in een altijd sober kleurgebruik.

Door toedoen van de kunstpedagoog H.P. Bremmer bekwaamde Nijland zich vanaf 1916 in de techniek van de houtsnede, daarbij geholpen door de grafici Julie de Graag en Chris Lebeau. Laatstgenoemde leerde hem voor de blokken langshout in plaats van kopshout te gebruiken. In de houtsnedetechniek ontwikkelde hij een eigen manier van uitdrukken, waarin Jugendstil-elementen werden verwerkt en waarin - alweer met oog voor de essentie - vorm en inhoud op elkaar werden afgestemd in de kunst van het zwart en wit. Na 1927 raakte hij de houtsnedegutsen echter niet meer aan, omdat hij in deze techniek alles gezegd had wat hij zeggen wilde. Nijland beoefende tevens de lithografie en illustreerde boeken, onder andere Boefje van M.J. Brusse. Monumentale wandschilderingen van zijn hand bevinden zich in de gemeentehuizen van Leidschendam, Noordwijkerhout en Wateringen. De schilderingen die hij maakte voor het landhuis 'De Goede Reede' van architect A.J. Kroppenholler in het Gelderse Velp werden voor 1940, toen het huis in andere handen overging, overgebracht naar het stadhuis van Medemblik.

In oktober 1919 verhuisde het gezin Nijland naar het 'Rose huisje' in Wassenaar, ontworpen door de architect M.J. Granpré Molière. Vele vrienden werden hier gastvrij onthaald, onder wie de schilder Paul Arntzenius, de lithograaf Rudolf Bremmer, de dichter Martinus Nijhoff, de criticus Cornelis Veth, de schrijver Herman de Man, de beeldhouwer John Rädecker, de schilderes Charley Toorop en de Rotterdamse bankiers Jacob Mees en Karel van der Mandele. In de jaren tussen de twee wereldoorlogen werkte Dirk Nijland bij voorkeur in Zuid-Holland en op de Zeeuwse eilanden, in plaatsen als Scheveningen, Bruinisse, Brouwershaven, Hellevoetsluis en Vlissingen. In 1930 verbleef hij korte tijd op Wieringen om de Zuiderzeewerken in ogenschouw te nemen.

Tijdens de Duitse bezetting kreeg ook Nijland te maken met voedsel- en brandstofschaarste en met een tekort aan doek en verf. In verband met de evacuatie van de kuststrook bij Wassenaar zag hij zich eind november 1943 gedwongen naar Leiden te vertrekken. Tot 1945 vond Nijland hier een onderkomen in het huis van de jurist en kunstkenner W.C. Feltkamp. In deze tijd werd zijn vrouw getroffen door een langdurige ziekte; in 1947 zou zij overlijden. Enkele maanden later huwde hij Mea, de dochter van de dichter Albert Verwey en de weduwe van uitgever C. Alting Mees. Dat zelfde jaar verhuisde Nijland naar Santpoort, waar zijn vrouw de leiding had van het uitgeversbedrijf van haar eerste echtgenoot. Na 1945 wist hij het gelijkmatige niveau van zijn werk niet meer te overtreffen. Bovendien kreeg hij na 1950 last van een oogaandoening, die hem steeds meer hinder gaf. Zijn werkkracht bleef echter onverminderd tot 1953, toen hij blind werd. Ook zijn evenwichtsorgaan raakte verstoord. Hij overleed in 1955 na vijftien maanden lijden.

Dirk Nijland neemt in de ontwikkeling van de moderne kunst in Nederland in het begin van de 20e eeuw een geheel eigen plaats in. Naar de vorm werkend in de traditie van een beproefd Hollands realisme, heeft hij vooral naar de inhoud een nieuwe en moderne wending gegeven aan de tijdens zijn jonge jaren heersende stemmingskunst uit de nadagen van de Haagse school. Nijland is niet de man geweest van de verre horizonten; hij was de schilder van de binnenwateren, en nu en dan van de kust. Anders dan de door hem zeer bewonderde Britse romanschrijver Joseph Conrad - die hij in 1936 eerde met een stilleven getiteld Hommage aan Conrad - heeft Nijland nooit de behoefte gevoeld zelf het avontuur te zoeken, zelf de wereldzeeën te bevaren. In zijn schilderijen geeft hij ruimte aan zijn verbeelding, maar houdt hij daarbij in de meest letterlijke zin zijn gezichtsveld beperkt. Vaak blokkeert in zijn schilderijen een obstakel, bijvoorbeeld een schutting, het gezichtsveld naar gene zijde. Er blijken evenwel ook aan déze zijde nog meer dan genoeg gewone motieven voorhanden, waarvan Nijland ons op zijn kernachtige en bescheiden wijze deelgenoot heeft willen maken.

A: Brieven van D.H. Nijland aan H.P. Bremmer berusten in het gemeentearchief te 's-Gravenhage.

L: 'Lijst van belangrijkste literatuur over Nijland', in Marijo Ariëns-Volkers, Dirk Nijland 1881-1955 (Assen, 1993) 171-173.

I: Marijo Ariëns-Volkers, Dirk Nijland 1881-1955 (Assen, 1993) 101 [Nijland omstreeks 1932].

J.R. de Groot


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013