Polak, Eliazer (1880-1962)

 
English | Nederlands

POLAK, Eliazer (1880-1962)

Polak, Eliazer, (wijziging voornaam bij Besch. Arr. Rb. te Amsterdam op 30-1-1946 in Eduard), journalist en politicus (Amsterdam 14-6-1880 - Amsterdam 9-2-1962). Zoon van Moses Polak, diamantslijper, en Marianna Smit. Gehuwd op 23-4-1903 met Esther Polak. Na echtscheiding (2-12-1905) gehuwd op 28-10-1908 met Gerardina Margaretha de Meijer. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren. afbeelding van Polak, Eliazer

Ed. ('Eitje') Polak kwam uit een eenvoudig joods gezin met tien kinderen, waarvan de vader reeds vroeg overleed. Na de lagere school moest hij in de leer bij een sigarenmaker. Dit vak heeft hij tot zijn 22e jaar uitgeoefend; zonder veel animo overigens, want zijn persoonlijke voorkeur ging uit naar de journalistiek. Nadat hij zijn gebrekkige opleiding door zelfstudie had gecompenseerd, kon hij in 1902 in dienst treden bij het pas opgerichte sociaal-democratische dagblad Het Volk , eerst als corrector en later als verslaggever. Hier viel Polak al spoedig op als een veelbelovende journalist, en ofschoon hij nog maar nauwelijks in het vak zat, kreeg hij reeds in de zomer van 1902 tevens de leiding over het Zondagsblad , een bijvoegsel van Het Volk . Op 1 januari 1907 werd deze uitgave omgezet in De Notenkraker , een politiek-satirisch weekblad, dat vooral bekendheid verwierf door de politieke spotprenten van Albert Hahn. Jarenlang was Polak de drijvende kracht achter beide bladen.

Bij Het Volk hield Polak zich als redacteur vanaf 1906 vooral bezig met vakbewegingsaangelegenheden. Daarbij verdedigde hij - onder andere naar aanleiding van de zeeliedenstaking van 1911 - steeds de gematigde strategie van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen tegenover de syndicalistische opvattingen van andere vakbonden. Bekendheid verwierf Polak in 1909 door een geruchtmakend artikel over de zogeheten lintjeszaak rond oud-minister-president Abraham Kuyper, waardoor deze antirevolutionaire politicus in grote moeilijkheden kwam. Deze bijdrage zou een jaar later onder de titel Het lintje. De feiten der Kuyper-zaak ook als brochure verschijnen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Polak door de hoofdredactie van zijn krant naar verschillende fronten gestuurd om daar verslag te doen van de oorlogshandelingen. Hij maakte echter vooral naam door zijn onnavolgbare en bewogen reportages over de grote sociaal-democratische congressen in binnen- en buitenland.

'De journalistiek leidt tot alles' (De weg omhoog , 6) was een van Polaks geliefde uitspraken. In zijn geval bracht het werk voor de krant hem tot een actieve rol in de politiek. Zijn oudste broer, Henri, de bekende vakbondsleider en sociaal-democratische voorman, was hem daarin reeds voorgegaan. Na in 1900 lid te zijn geworden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), werd Polak een jaar later de eerste voorzitter van de afdeling Amsterdam van 'De Zaaier', de jeugdbond van de partij. In 1912 werd hij voorzitter van de federatie Amsterdam van de SDAP om het jaar daarop tot (jongste) lid van de Amsterdamse gemeenteraad te worden gekozen; dit laatste ondanks de heftige agitatie van anarchistische en marxistische zijde. Men was hier zijn artikelen naar aanleiding van de zeeliedenstaking namelijk nog niet vergeten. Sinds 1916 had Polak tevens zitting in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Binnen de SDAP was hij een aanhanger van het zogeheten ministerialisme: hij bepleitte steeds het aanvaarden van bestuurlijke verantwoordelijkheid door de partij, zowel op lokaal als op nationaal niveau.

Aan Polaks journalistieke werk kwam in 1923 een voorlopig einde. In dat jaar werd hij tot Amsterdams wethouder van onderwijs, burgerlijke stand en bevolkingsregister gekozen. Tijdens zijn wethouderschap werd een aantal belangrijke vernieuwingen tot stand gebracht, waaronder de invoering van het Montessori- en Dalton-onderwijs in de hoofdstad. Polaks ambtsperiode duurde tot 1927, toen door een conflict over het aantal wethoudersposten de SDAP twee jaar buiten het Amsterdamse gemeentebestuur bleef. Na de verkiezingen van 1929 kregen de sociaal-democraten opnieuw drie wethouderszetels, die door F.M. Wibaut, S.C. Rodrigues de Miranda en Polak werden bezet. De laatste zag zijn oude portefeuille uitgebreid met kunstzaken. Nadat Wibaut in 1931 was teruggetreden, werd Polak wethouder van Financiën, zij het niet van ganser harte. 'Een politicus is als een soldaat: hij kan tegen zijn wil naar elk front worden gestuurd' (ibidem , 8), liet hij zich bij de aanvaarding van dit ambt ontvallen.

In zijn nieuwe functie kreeg Polak al snel te maken met ernstige problemen als gevolg van de economische depressie van de jaren dertig. Bovendien deden zich spoedig de gevolgen voelen van de wet-De Geer uit 1929, waarbij de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten opnieuw werd geregeld. Als uitgesproken voorstander van grotere gemeentelijke autonomie heeft Polak deze wet dan ook steeds fel en principieel bestreden. Na een heftige strijd in de raad over de hoogte van de ambtenarensalarissen bleek in mei 1933 dat in Amsterdam opnieuw ingrijpende bezuinigingen noodzakelijk zouden zijn. In juni werd Polak evenwel ernstig ziek. Hierdoor was het hem onmogelijk de nieuwe begroting voor te bereiden, zodat hij zich in het najaar van 1933 gedwongen zag als wethouder af te treden. Twee jaar later gaf hij eveneens zijn raadszetel op. Ook daarna bleef de gemeentepolitiek hem echter bezighouden en wijdde hij er tal van artikelen aan, onder meer als voorzitter van de Vereeniging van Sociaaldemocratische Leden van Gemeenteraden en Provinciale Staten in Nederland en als redacteur van haar maandblad De Gemeente .

Na vele jaren gemeentepolitiek wijdde Polak zich vervolgens aan het provinciale bestuur: van 1935 tot 1940 was hij lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Bij de Duitse inval wisten hij en zijn vrouw door een gelukkig toeval naar Groot-Brittannië te ontkomen. Vandaar gingen zij naar Brazilië, waar het echtpaar bij Eduards broer Jo gedurende de rest van de oorlog een hartelijk onthaal vond. In augustus 1945 keerde Polak terug naar Nederland, waar hij zijn zetel in het college van Gedeputeerde Staten opnieuw innam. Een jaar later stelde hij zich, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, niet meer voor die functie beschikbaar. Daarmee kwam er aan Polaks politieke loopbaan een einde; niet echter aan zijn journalistieke werkzaamheden. Als een der laatsten van een voorbije generatie bleef hij artikelen publiceren, en van december 1952 tot mei 1954 hield hij voor de VARA-radio een serie korte lezingen over de opkomst en groei van het socialisme. Deze voordrachten werden na zijn dood gebundeld en onder de titel De weg omhoog uitgegeven.

Polak was zowel journalist als politicus. Hoewel minder markant dan F.M. Wibaut, S.C. Rodrigues de Miranda en E. Boekman, drukte Ed. Polak toch samen met andere sociaal-democratische wethouders een duidelijk stempel op de politiek en structuur van Amsterdam tussen beide wereldoorlogen. Dat gold vooral zijn bemoeienissen met betrekking tot onderwijs en kunst. Zijn korte ambtsperiode als wethouder van Financiën mag daarentegen weinig geslaagd worden genoemd. Bovenal was en bleef Polak echter journalist: hij was een uitnemend verslaggever en een geboren verteller.

A: Archief-E. Polak in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties o.a.: De zeeliedenstaking en haar gevolgen (Amsterdam, 1911); Prenten van Albert Hahn sr. Een keuze uit zijn werk . Samengest. door A. Hahn jr. Met een toelichting tot de platen door Ed. Polak (Amsterdam, 1928); 'De ontwikkeling onzer gemeentepolitiek', in Ir. J.W. Albarda. Een kwart eeuw parlementaire werkzaamheid in dienst van de bevrijding der Nederlandse arbeidersklasse... [Onder red. van E. Boekman e.a.] ([Amsterdam] 1938) 106-121; 'Jeugdjaren', in Doctor Henri Polak. Van het vuur dat in hem brandde . Onder red. van O. Montagne en J. Winkler (Amsterdam, 1948) 9-41.

L: 'Ed. Polak', in W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed. Geschiedenis der sociaaldemocratische arbeiderspartij in Nederland gedurende de eerste 25 jaren van haar bestaan... II (Amsterdam, s.a.) 501-502; A.C.J. de Vrankrijker, Het wervende woord. Geschiedenis der socialistische week- en dagbladpers in Nederland (Amsterdam, 1950); J[ohan] W[inkler], 'Eduard Polak. Groot journalist in een grote tijd', in Het Parool , 10-2-1962; G. van den Bergh, 'Eduard Polak ... nu ook hij', in Het Vrije Volk (editie Amsterdam), 10-2-1962; Inleiding door Lida Polak in het in de tekst genoemde De weg omhoog (Amsterdam, 1962) 5-10; G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut, mens en magistraat. Ontstaan en ontwikkeling der socialistische gemeentepolitiek (Assen [etc.], 1968); Tony Jansen en Jan Rogier, Kunstbeleid in Amsterdam 1920-1940. Dr. E. Boekman en de socialistische gemeentepolitiek (Nijmegen, 1983); lemma door Philip van Praag, in Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland IV (Amsterdam, 1990) 156-160; J. Bosmans, Romme, biografie 1896-1946 (Utrecht, 1991); G.W.B. Borrie, Monne de Miranda. Een biografie ('s-Gravenhage, 1993); Salvador Bloemgarten, Henri Polak. Sociaal democraat 1868-1943 (Amsterdam, 1993).

I: Website Joods Historisch Museum: http://www.jhm.nl/beeld.aspx?database=fotos&limit=1&start=27&SEARCH=wwwsamen%20=%20%22polak*%22 [30-6-2008].

J.K.T. Postma


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013