© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A. van Veldhuijzen, 'Rietkerk, Jacobus Gijsbert (1927-1986)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/rietker [12-11-2013]
RIETKERK, Jacobus Gijsbert (1927-1986)
Rietkerk, Jacobus Gijsbert, Tweede-Kamerlid, staatssecretaris en minister (Boskoop 14-12-1927 - 's-Gravenhage 20-2-1986). Zoon van Gijsbertus Rietkerk, ambtenaar, en Jacoba Passchier. Gehuwd op 3-10-1953 met Johanna Elisabeth Zwiers. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.
Koos Rietkerk groeide op in een klein behuisd, gereformeerd ambtenaarsgezin van twaalf kinderen. Zijn vader werkte als controleur bij de Raad van Arbeid en was voorzitter van de kiesvereniging van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) in Lisse. In 1946 behaalde Rietkerk het diploma HBS-B aan het Christelijk Lyceum te Haarlem, en een jaar later deed hij met succes staatsexamen gymnasium-B, waarna hij tot 1952 - als werkstudent - rechten studeerde aan de Leidse Universiteit.
Rietkerk was een aantal jaren lid van de Arjos, de jongerenorganisatie van de ARP, maar geleidelijk ontwikkelde zich bij hem een liberale maatschappij- en levensvisie. In 1958 brak hij bewust met zijn gereformeerde achtergrond en werd hij lid van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). Van 1953 tot 1967 was hij eerst werkzaam bij de Rijks Emigratie Dienst en in de avonduren op een advocatenkantoor; later als juridisch medewerker bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en als secretaris bij het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond.
Op 23 februari 1967 werd Rietkerk lid van de Tweede Kamer voor de VVD. In de fractie ontpopte hij zich als sociaal-economisch expert. Als woordvoerder van de liberalen bepleitte hij in februari 1971, bij de behandeling van de nota Ombudsmanvraagstuk, de aanstelling van een Nationale Ombudsman ter bescherming van de burger tegen onheus overheidsoptreden. Mede dank zij zijn inspanningen zou in 1980 een dergelijke functionaris worden benoemd.
Na van 20 juli 1971 tot 11 mei 1973 staatssecretaris van Sociale Zaken te zijn geweest in het eerste en tweede kabinet-Biesheuvel en korte tijd het directeurschap Sociale Zaken bij het Verbond van Nederlandse Ondernemingen te hebben bekleed, keerde Rietkerk op 11 september 1974 terug in de Tweede Kamer, waar hij drie jaar later H. Wiegel opvolgde als fractievoorzitter. Bij het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Van Agt-Wiegel hield Rietkerk, bij zijn eerste optreden als fractieleider op 17 januari 1978, een opmerkelijke redevoering over de tijdgeest. Hij rekende af met de stelling dat de nieuwe regering, die steunde op een krappe meerderheid in de Kamer, een te smal maatschappelijk draagvlak had. Integendeel, dit kabinet was in overeenstemming met de tijdgeest, die gekenmerkt werd door een heroriëntatie in het maatschappelijk denken, waarbij de vrije burger zich afzette tegen de bemoeizucht van de overheid als albedil. Dit zou het centrale thema van al zijn beschouwingen blijven.
Rietkerks fractievoorzitterschap, van 19 december 1977 tot 27 mei 1981, was voor hem een moeilijke periode. De sterk verdeelde fractie van het Christen Democratisch Appèl (CDA) zat hem en de VVD herhaaldelijk dwars in hun pogen greep te houden op de overheidsfinanciën. Bovendien ontbeerde hij de populariteit van zijn voorganger Wiegel. Hoewel Rietkerk zelf verklaarde het goede gebruik te willen voortzetten dat de fractievoorzitter in de Tweede Kamer tevens het politieke leiderschap bekleedde, was de werkelijkheid anders. Feitelijk bleef Wiegel als vice-premier de politieke leider. Dit bleek vooral toen CDA-minister van Financiën F.H.J.J. Andriessen eind februari 1980 aftrad vanwege een conflict over noodzakelijk geachte bezuinigingen. Rietkerk en de hele partijtop stonden achter hem, maar vice-premier Wiegel besloot dat de VVD-ministers zouden aanblijven. De liberale fractieleider was diep gegriefd door deze beslissing.
Rietkerk had de ondankbare en verre van eenvoudige taak de brugfunctie tussen kabinet en fractie te vervullen. Zelf zag hij het als een van zijn eerste doelstellingen het kabinet-Van Agt-Wiegel de eindstreep te laten halen. In deze opzet is hij geslaagd. Rietkerk viel op door zijn enorme dossierkennis en zijn grote belangstelling voor details, maar zijn intermediaire rol viel hem zwaar. Over zijn fractievoorzitterschap zei hij zelf: 'Ik voel me soms een circusdirecteur, maar mis m'n hoge hoed' (Vrijheid en Democratie , 6-5-1980, p. 8).
Eind mei 1981 nam Wiegel het fractievoorzitterschap van Rietkerk over om nog geen jaar later, in april 1982, als fractievoorzitter en politiek leider van de VVD te worden opgevolgd door E.H.T.M. Nijpels. Rietkerk schikte zich op loyale wijze in zijn nieuwe rol van vice-fractievoorzitter. Als beloning voor de bewezen diensten werd hij op 4 november 1982 benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken in het eerste kabinet-Lubbers. Zelf beschouwde hij deze benoeming als de kroon op zijn werk en het begeerde eindpunt van zijn actieve politiek-bestuurlijke carrière. Eind 1983 raakte Rietkerk in conflict met de ambtenarenorganisaties over de voorgenomen korting van 3 % op de salarissen over 1984. Ondanks massale en langdurige stakingsacties van de ambtenarenbond Abva/Kabo onder leiding van J. van der Scheur, waarbij de slogan 'Boos op Koos' legendarisch werd, haalde Rietkerk uiteindelijk zijn bezuinigingsdoelstelling, een prestatie die hem in eigen kring veel krediet bezorgde.
Rietkerk was nauw betrokken bij de reorganisatie van de Rijksdienst. Ook als minister bleef hij trouw aan zijn credo dat het overheidsapparaat verder moest worden afgeslankt. Hij was medeverantwoordelijk voor het niet-doorgaan van plannen tot bestuurlijke vernieuwing, zoals de opsplitsing van de provincies Zuid-Holland en Overijssel. Wel kwam in januari 1986 Flevoland als twaalfde provincie tot stand. Verder verdedigde Rietkerk met succes een aantal wetsvoorstellen tot grootschalige gemeentelijke herindeling voor Friesland, de Alblasserwaard, de Hoeksewaard en de Krimpenerwaard. Kort voor zijn overlijden werd op 18 februari 1986 de door Rietkerk voorbereide Wet opheffing Openbaar Lichaam Rijnmond in de Eerste Kamer aangenomen.
In 1978 wilde Rietkerk met zijn 'tijdgeestrede' de kant op van ideologische verdieping, maar als minister toonde hij zich meer een zakelijke uitvoerder, een bestuurder pur sang. Daarbij ontbrak het hem niet aan sociale bewogenheid. Hij toonde warme belangstelling voor de minderhedenproblematiek. Tijdens zijn ministerschap kwam de Minderhedennota tot stand, werd het kiesrecht voor in ons land woonachtige buitenlanders voor de gemeenteraden ingevoerd en kregen de in 1951 en 1952 gerepatrieerde Molukkers van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger recht op een jaarlijkse uitkering en op een penning, die in november 1986 officieel de 'Rietkerkpenning' werd gedoopt. Dit huldebetoon heeft Rietkerk niet meer mogen meemaken. Hij overleed negen maanden eerder, 58 jaar oud, tijdens een werkbespreking op zijn ministerie aan een acute hartstilstand.
De betekenis van Rietkerk voor de VVD was vooral gelegen in de ondankbare trait-d'unionfunctie die hij loyaal en met volle toewijding vervulde, maar altijd geruisloos en enigszins op de achtergrond. Daarom valt Rietkerk te karakteriseren als de concertmeester van de VVD, de onopvallende, maar belangrijke schakel tussen dirigent en orkest. Zowel door geestverwanten als politieke tegenstanders werd hij gerespecteerd om zijn deskundigheid, tolerantie, integriteit en sociale bewogenheid. Door zijn vasthoudendheid en gedrevenheid maakte hij soms een wat stroeve indruk en was hij lastig voor zijn opponenten. In zijn sobere en plichtsgetrouwe levenshouding weerspiegelde zich gedurende zijn hele leven zijn calvinistische achtergrond, ook al had hij daarvan formeel afstand genomen: een degelijk politicus en volhardend bestuurder, gestorven in het harnas.
A: Het Archief-J.G. Rietkerk berust bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. Het bevat o.a. het manuscript 'Veertig maanden meeregeren': Rietkerks herinneringen als fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer in de periode 1977-1981 (inv. nr. 41).
P: Behalve artikelen in Liberaal Reveil , Vrijheid en Democratie en Het Vaderland o.a.: 'Democratie op maat', in Liberalisme in de jaren tachtig . Onder red. van J.A.A. van Doorn [e.a.] ('s-Gravenhage, 1978) 25-38 [Geschrift van de ... Teldersstichting 32]; 'Beleid kabinet-Van Agt wezenlijk verschillend van dat van het kabinet-Den Uyl', in Civis Mundi 20 (1981) 11-14; 'Samen aan 't werk. Sociaal-economische aspecten van het VVD-verkiezingsprogramma', in Economisch Statistische Berichten 66 (1981) 430-433.
L: Behalve necrologieën op 21-2-1986 o.a. in Haagsche Courant , NRC Handelsblad , Het Parool , Trouw en de Volkskrant , en in Vrijheid en Democratie , 4-3-1986: Martijn de Rijk, 'De VVD van Wiegel/Rietkerk', in Haagse Post , 25-3-1978; Coen van Harten, 'Liberalen vechten niet in het openbaar', in Elseviers Magazine , 28-4-1979; interview door J. van Tijn, in Vrij Nederland , 12-5-1979; interview door Frank van Empel en Leon de Wolff, in Haagse Post , 25-7-1981; J.H.C. van Zanen, 'J.G. Rietkerk. De stille kracht', in Kopstukken van de VVD: 16 biografische schetsen: 40 jaar liberalisme in Nederland 1948-1988. Onder red. van W.J.A. van den Berg [e.a.] (Houten, 1988) 132-154; Ruud Koole [e.a.], 40 jaar vrij en verenigd. Geschiedenis van de VVD-partijorganisatie 1948-1988 (Houten, 1988); Jan Hoedeman, Hans Wiegel en het spel om de macht ('s-Gravenhage, 1993).
I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Bogaerts; Collectie ANEFO: minister Rietkerk in oktober 1983].
A. van Veldhuijzen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013