© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: G.A.M. Beekelaar, 'Scheffer, Arij (1795-1858)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/scheffa [12-11-2013]
SCHEFFER, Arij (1795-1858)
Scheffer, Arij, schilder (Dordrecht 10-2-1795 - Argenteuil (Frankrijk) 15-6-1858). Zoon van Johann Bernhard Schäffer, portretschilder, en Cornelia Lamme, miniatuurschilderes. Hij had 1 dochter bij Marie Johanna de Nes. Gehuwd op 16-3-1850 met Françoise Louise Sophie Marin. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Hij werd op 6-11-1850 genaturaliseerd tot Fransman.
Reeds als elfjarige bezocht Ary Scheffer de Amsterdamse Stads Teeken-Academie, terwijl hij daarnaast ook schilderlessen van zijn ouders kreeg. In 1808 exposeerde hij voor het eerst in de hoofdstad. Na het overlijden van zijn vader, in 1809, vertrok Ary - in een lang gedicht bemoedigd door Willem Bilderdijk: 'De glorie wenkt u van den top; / Uw Vader moet in u herleven!' - voor verdere scholing naar Rijssel. Twee jaar later gingen hij en zijn moeder, die grote invloed op hem zou blijven uitoefenen, naar Parijs; zijn twee broers Karel-Arnold en Henry volgden later. Hier kwam hij als leerling van Pierre Guérin, schilder uit de classicistische school van Jacques Louis David, terecht op de école des Beaux-Arts.
In Parijs, het politieke en artistieke middelpunt van het Napoleontische Europa, trachtte moeder Scheffer haar drie zoons in de vaart der volkeren op te stuwen. In 1812 nam Ary voor het eerst deel aan de prestigieuze Salon de Paris. Zijn werken trokken aanvankelijk echter weinig aandacht. De armoede was dan ook groot. Vanaf 1817 kwam hierin langzamerhand verandering: in dat jaar won Scheffer een medaille op de Salon de Paris voor zijn Dood van Lodewijk de Heilige , en in 1819 presenteerde hij een in opdracht geschilderd portret van generaal La Fayette, de populaire held uit de Amerikaanse vrijheidsoorlog en opposant van het Bourbonregime. In diens kasteel La Grange leerde hij de leiders van de liberale beweging kennen, van wie hij de gevierde (portret)schilder werd. Allengs raakten Ary en zijn broers nauwer betrokken bij revolutionaire organisaties zoals de Charbonnerie, die onder meer eind 1821 een opstand in Belfort (Elzas) organiseerde, die overigens mislukte.
Na dit echec richtte Ary Scheffer zijn politieke aandacht meer op de gematigde oppositie. Op aanbeveling van de schilder baron François Gérard werd hij in 1822 tekenleraar van de kinderen van Louis-Philippe, hertog van Orléans. Met hen en met hun moeder, Marie-Amélie van Bourbon-Sicilië, verkreeg hij een bijzonder goede verstandhouding. De clientèle voor portretten, waarvoor Scheffer hoge bedragen vroeg, en voor andere doeken van zijn hand - zowel gevoelvolle genrestukjes als grote historische taferelen - breidde zich nu gestadig uit. Dit ging bij hem gepaard met een ontwikkeling van een klassicistische naar een meer romantische, zelfs rembrandtieke stijl, en met een groeiende en inspirerende vriendschap met zijn collega's Eugène Delacroix en Théodore Géricault. Deze laatste schilderde hij op zijn sterfbed in 1824. Scheffer kwam nog regelmatig in Nederland, onder meer in 1829 en 1830, voor familiebezoek en ter bestudering van de 17e-eeuwse meesters.
Het jaar 1830 was in Scheffers leven van grote betekenis. Eind juli werd zijn dochter Cornélia in Parijs geboren, een gebeurtenis die de vrijgezel zorgvuldig voor zijn omgeving, en vooral voor zijn moeder, verborgen trachtte te houden. Over het lot van Cornélia's moeder bestaat onzekerheid. In ieder geval bracht Scheffer zijn dochter ergens op het Franse platteland onder bij vrienden. In diezelfde julimaand brak in Parijs de opstand uit tegen het reactionaire regime van Karel X, de laatste Bourbonkoning. Scheffer schaarde zich aan de kant van de liberale oppositie, die haar hoop stelde op de hertog van Orléans in plaats van de republiek, waar het opstandige Parijse volk om riep. Samen met Adolphe Thiers, hoofdredacteur van Le National , reed Scheffer, aldus Grote, in de vroege ochtend van 30 juli vanuit Parijs te paard naar Neuilly, de residentie van Orléans, om Louis-Philippe namens de liberale burgerij te verzoeken de leiding van het verzet tegen Karel X op zich te nemen. De missie slaagde, en binnen enkele dagen werd Louis-Philippe uitgeroepen tot koning der Fransen.
De Julimonarchie werd Scheffers glorieperiode. Met zijn moeder en broer Henry bewoonde hij inmiddels een groot, nieuw huis met ateliers in de rue Chaptal te Parijs: het huidige Maison Renan-Scheffer, Musée de la Vie romantique. Tot geruststelling van hun moeder leken de drie broers te hebben gekozen voor 'le juste milieu'; althans voorlopig, want Arnold belandde spoedig in de oppositie. Ary en Henry daarentegen konden de picturale opdrachten van staat, kerk, adel en bourgeoisie nauwelijks verwerken. Naast alle opdrachten onderhield Ary ook een levendig sociaal verkeer met vele beroemdheden van zijn tijd, zoals de politici en publicisten Guizot, Montalembert, Lamennais en Tocqueville, de componisten Chopin en Liszt, de schilders Ingres en Dupré en de dichter Béranger. Ook de meeste leden van de Franse en Belgische koninklijke families portretteerde hij. Een groot aantal leerlingen en assistenten, afkomstig uit verschillende landen, werkte in de ateliers aan de rue Chaptal, waardoor de authenticiteit van een aantal werken met Scheffers signatuur niet duidelijk is.
Voor het historisch museum in het paleis van Versailles, dat Louis-Philippe voor de nationale glorie van Frankrijk wilde inrichten, kregen Ary en Henry vele opdrachten. In 1832 ging hij als oorlogskunstenaar met het Franse leger mee naar Antwerpen, waar het de in de citadel verschanste Nederlandse troepen belegerde. Veel aandacht trok Scheffer in deze tijd ook met zijn schilderijen van literaire - vooral Goethe, Schiller, Byron, Dante en Shakespeare waren inspiratiebronnen - en sacrale onderwerpen, zoals: Gretchen aan het spinnewiel (1831), Francesca da Rimini (1835) en Christus, trooster der verdrukten (1837). Gravures naar zijn schilderijen werden alom verspreid en gaven zijn kunst bekendheid onder alle lagen der bevolking. Met zijn werken nam hij deel aan tentoonstellingen in vele landen, waaronder de Verenigde Staten en zijn geboorteland.
In 1837 ontdekte Scheffers moeder het bestaan van kleindochter Cornélia, die zij meteen opnam in het huis aan de rue Chaptal. Gezien hun nauwe verbondenheid was de dood van zijn moeder, twee jaar later, voor Scheffer een zware slag; en had hij niet zijn dochter, zo schreef hij aan zijn oom de schilder Arnold Lamme, het leven zou voor hem zinloos geworden zijn. In zijn atelier plaatste hij een twee meter lang marmeren grafmonument voor zijn moeder. Na 1839 ging hij - van moederszijde gereformeerd opgevoed - steeds meer over tot het schilderen van religieuze doeken. Voorlopig zond hij geen werken meer in voor de Salon de Paris. Onder meer in 1844 en 1845 bracht hij bezoeken aan Nederland. Hierna presenteerde hij in 1846 weer schilderijen op de Parijse Salon, waar vooral zijn Sint Augustinus met de heilige Monica de aandacht trok. Maar de tijdgeest bleek geleidelijk aan te veranderen. Hoe populair Scheffer nog steeds was, de critici bleken verdeeld over dit schilderij. Wat de een prees, wees de ander als zoetelijk en weeïg van de hand. Met enige bitterheid verzuchtte Scheffer dat zijn tijd voorbij was. Het vertrek van zijn dochter, na haar huwelijk op vijftienjarige leeftijd met een Franse arts, maakte hem somber en eenzaam. Steeds sterker kwelden hem schuldgevoelens en een deprimerend besef dat het noodlot op zijn leven rustte.
Tijdens de revolutiedagen van 1848 herleefde Scheffers spankracht. Als kapitein van de Garde Nationale escorteerde hij op 24 februari de koninklijke familie bij de vlucht uit de Tuilerieën. Daarna vergezelde hij de hertogin van Orléans naar de Chambre des Députés, waar zij vergeefs hoopte haar zoon, de graaf van Parijs, als troonopvolger erkend te zien. In de junidagen streed Scheffer mee in het leger van generaal Cavaignac bij de beteugeling van de opstand van de Parijse arbeiders. De wreedheid en de haat van regeringszijde schokten hem echter evenzeer als de armoede en misère van het volk. Met het daaropvolgende regime van Lodewijk-Napoleon (sinds 1852: keizer Napoleon III) wenste hij zich niet in te laten.
Na 1848 verminderde Scheffers betrokkenheid bij de politiek en concentreerde hij zich meer op zijn artistieke milieu, waarvoor hij muzikale matinees gaf, en op de opdrachten voor portretten en schilderijen, die in groten getale bleven binnenstromen. In 1850 trouwde de door zovele vrouwen aanbeden vrijgezel met een generaalsweduwe. Een gelukkige echtverbintenis werd het niet. De laatste jaren van zijn leven maakte Scheffer vele reizen naar België, Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland. Zijn gezondheid liet evenwel steeds meer te wensen over. In 1858 stierf de gevierde schilder - twee jaar na zijn echtgenote - in zijn buitenhuis te Argenteuil aan de hartkwaal waaraan hij reeds lang leed.
Het werk van Ary Scheffer omvat een 500 portretten - vaak van hoog gehalte - en 300 andere schilderijen, waaronder vooral de historiestukken interessant zijn door de erin verwerkte wisselende politiek-sociale visies. Verder vervaardigde hij nog zo'n 70 illustraties voor boeken, 100 aquarellen, een 400 tekeningen en vele schetsen en proeven. Hemelhoog geprezen en diep verguisd, heeft Scheffer in elk geval de tijdgeest van de Romantiek op een heel eigen manier vertegenwoordigd, hoewel niet op baanbrekende of vernieuwende wijze. Voor de dichter Charles Baudelaire waren Scheffers werken niet meer dan sentimentele apekool ('singes du sentiment'), voor dominee J.J.L. ten Kate vormde elk doek daarentegen 'een harptoon'. In Nederland hebben zijn bewogen, dramatische voorstellingen in de 19e eeuw velen, uiteenlopend van Jozef Alberdingk Thijm tot Vincent van Gogh, voor korte of lange tijd diepgaand aangesproken, vooral in hun religieuze gevoelens.
A: De correspondentie van Ary Scheffer en verschillende van zijn familieleden berust in het Dordrechts Museum te Dordrecht.
P: 'Catalogue de l'oeuvre de Ary Scheffer' in het onder L genoemde werk van Ewals, Ary Scheffer. Sa vie et son oeuvre , 201-467.
L: [H.] Grote[-Lewin], Memoir of the life of Ary Scheffer (Londen, 1860); Marthe Kolb, Ary Scheffer et son temps 1795-1858 (Parijs, 1937); P. Hoenderdos, Ary Scheffer, sir Lawrence Alma-Tadema, Charles Rochussen of de vergankelijkheid van de roem [Tentoonstellingscatalogus] (Rotterdam, 1974); Jan Jaap Heij, 'Ary Scheffer en de revolutie van 1848', in De Negentiende Eeuw 1 (1977) 170-175; Ary Scheffer, tekeningen, aquarellen en olieverfschetsen . Onder red. van J.M. de Groot [e.a.] [Tentoonstellingscatalogus] (Dordrecht, 1980); Thomas W. Gaehtgens, Versailles van koninklijke residentie tot nationaal monument (Antwerpen, 1984); L.J.I. Ewals, Ary Scheffer. Sa vie et son oeuvre (Nijmegen, 1987); Bruno Foucart, Le renouveau de la peinture religieuse en France (1800-1860) (Parijs, 1987); Michael Marrinan, Painting politics for Louis-Philippe. Art and ideology in Orléanist France 1830-1848 (New Haven [etc.], 1988); Barbara Stoeltie, 'Het romantische kunstenaarschap van Ary Scheffer, Hollands schilder in Parijs', in Vrij Nederland. Bijvoegsel , 30-9-1989; L.J.I. Ewals, Ary Scheffer bewonderd door Vincent van Gogh [Tentoonstellingscatalogus] (Dordrecht, 1990); Anne-Marie de Brem, L'atelier d'Ary Scheffer [Tentoonstellingscatalogus Museé de la Vie romantique te Parijs] (Parijs, 1991).
I: Leo Ewals, Ary Scheffer 1795-1858. Gevierd Romanticus. [Tentoonstellingscatalogus] (Dordrecht 1995) 43 [Portret door Léon Benouville, 1858; Dordrechts Museum].
G.A.M. Beekelaar
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013