Staalman, Andries Popke (1858-1938)

 
English | Nederlands

STAALMAN, Andries Popke (1858-1938)

Staalman, Andries Popke, politicus (Hellevoetsluis 2-11-1858 - Driebergen-Rijsenburg 6-3-1938). Zoon van Gerrit Staalman, zeilmaker, en Catharina Jannetje Vosseveld. Gehuwd op 19-3-1885 met Elisabeth Federmann. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 6 dochters geboren. afbeelding van Staalman, Andries Popke

De jonge Staalman groeide op in Den Helder, waar zijn vader chef van de zeilmakerij op de Rijkswerf was. Na de lagere school werd hij op twaalfjarige leeftijd klerkje bij de gemeenteontvanger in het naburige Nieuwediep. Zijn dienstplicht vervulde hij als miliciën in zijn woonplaats. De slechte arbeidsomstandigheden van het lagere marinepersoneel vormden het uitgangspunt voor zijn latere politieke optreden.

Na zijn diensttijd begon Staalman een boekwinkel, annex boekbinderij in Den Helder. Enige tijd later - de zaken liepen redelijk voorspoedig - ging Staalman het Noord-Hollandsch Nieuws- en Advertentieblad 'Extra Tijding' uitgeven, waarin hij in scherpe bewoordingen de arbeidsomstandigheden bij de Koninklijke Marine kritiseerde. Ook plaatselijke autoriteiten moesten het ontgelden, zodat het blad ten slotte op de marineschepen werd verboden en de redacteur in 1891, na een veroordeling wegens smaad, een korte gevangenisstraf moest uitzitten.

Staalman koos de Bijbel als leidraad voor zijn leven. Hij was kerkelijk aangesloten bij de orthodox-protestantse 'Vergadering der Gelovigen', een kleine sekte zonder voorgangers. Politiek voelde hij zich aangetrokken tot de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Aangezien hij zelf in woord en geschrift voor de 'gewone man' opkwam, volgde hij graag ARP-voorman A. Kuyper, die zich in het laatste decennium van de 19e eeuw als pleitbezorger voor de armen en verdrukten had opgeworpen en belangstelling begon te tonen voor de sociale kwestie.

In Den Helder, traditioneel een liberaal kiesdistrict, organiseerde Staalman de antirevolutionairen in de kiesvereniging 'Nederland en Oranje' en maakte hij van 1896 tot 1911 deel uit van de gemeenteraad. Een tussentijdse verkiezing bracht hem op 27 november 1894 in de Tweede Kamer. Daar de antirevolutionairen in Den Helder een minderheid vormden, moest het toen jongste kamerlid dan ook eerder als een vertegenwoordiger van alle 'kleine luyden' dan als een typisch ARP'er worden beschouwd. Staalman achtte zich wel aan het antirevolutionaire partijprogramma gebonden, maar zijn stemgedrag week op sommige punten - de sociale kwestie, het kiesrechtvraagstuk - vaak af van dat van de meer pragmatisch ingestelde ARP-kamerclub. Zijn inspanning voor de belangen van het lagere marinepersoneel, de vissers en het personeel op de rijkswerven ontmoette aanvankelijk in zijn kiesdistrict veel instemming: bij de verkiezingen van 1897 en 1901 werd hij in zijn district herkozen, in het laatstgenoemde jaar zelfs al in de eerste ronde.

Ernstig teleurgesteld was Staalman over het resultaat van de kabinetsformatie van 1901: verscheidene bewindslieden in het toen aangetreden ministerie-Kuyper (1901-1905) waren naar zijn mening te weinig democratisch gezind, en wel in die zin dat er bij hen te weinig echte belangstelling bestond voor de sociale nood van het volk. Hij herinnerde kabinetsleider Kuyper persoonlijk aan diens vroegere redevoeringen over de sociale kwestie: de deputatenrede Maranatha en Het sociale vraagstuk en de christelijke religie , beide uit 1891. Mede naar aanleiding van soortgelijke verwijzingen van andere kamerleden, wenste Kuyper deze 'oude plunje' thans echter af te leggen.

Staalmans oppositie tegen de machtige Kuyper, die behalve in de Tweede Kamer ook in het door hem sinds 1902 geredigeerde periodiek De Christen-Democraat. Weekblad voor Nederland werd verwoord, nam de antirevolutionaire achterban hem niet bepaald in dank af. Verscheidene kiesverenigingen in het land protesteerden bij de ARP-leiding, die na aanvankelijke besluiteloosheid in februari 1903 in Den Helder een tweede antirevolutionaire kiesvereniging, 'Vaderland en Oranje', erkende. Daarmee onderstreepte het Centraal Comité min of meer dat de banden met Staalman en 'Nederland en Oranje' reeds erg los waren geworden. Een besluit van het Provinciaal Comité van Anti-Revolutionaire Kiesvereenigingen in Noord-Holland om Staalman en de zijnen uit de ARP te stoten, werd door de partijleiding evenwel nog ongedaan gemaakt. Nadat in 1903 en de daaropvolgende jaren de eerste christen-democratische kiesverenigingen en propagandaclubs waren opgericht bleek de breuk ten slotte onvermijdelijk.

Toen het voorstel van 'Nederland en Oranje' tot 'invoering van kiesrecht voor gezinshoofden en daarmee gelijkgestelden' - het aloude huismanskiesrecht - op de deputatenvergadering van 13 april 1905 werd verworpen, verlieten Staalman cum suis de ARP en richtten zij op 24 april 1905 de Christen-Democratische Partij (CDP) op. Naast het huismanskiesrecht, bevatte het Program van Actie van de nieuwe partij vooral wensen op sociaal gebied, die zeker voor die tijd progressief waren, zoals een verplichte ziekte-, ouderdoms- en invaliditeitsverzekering. Bij de in juni 1905 gehouden kamerverkiezingen wist de CDP echter geen enkele zetel te verwerven. Aangezien bij de herstemmingen in enkele districten aanvankelijke christen-democratische kiezers niet vanzelfsprekend de antirevolutionaire kandidaten kozen, verloor de rechtse coalitie haar meerderheid en moest het kabinet-Kuyper in augustus 1905 zijn ontslag indienen. Kuyper weet later zijn nederlaag voor een belangrijk deel aan deze 'ontrouw en afval' van Staalman en zijn aanhang (Starrentritsen (1915) 46).

Pas op 17 september 1918 - na de invoering van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging - maakte Staalman zijn rentree in de Tweede Kamer, ditmaal voor de CDP. Daar viel hij nog slechts op door zich opnieuw voor het inmiddels achterhaalde idee van het huismanskiesrecht uit te spreken en een enkele keer een minister op ondubbelzinnige wijze de mantel uit te vegen. Bij de verkiezingen van 1922 en 1925 bleef zijn partij telkens onder de kiesdrempel, waarna hij zich in dat laatste jaar uit de politiek terugtrok. Dat Staalman bij zijn overlijden in 1938 door zijn vroegere kiezers nog niet geheel was vergeten, bleek toen bij de begrafenis in zijn latere woonplaats Driebergen het woord werd gevoerd door een vertegenwoordiger van de Heldersche Visschersvereeniging, die herinnerde aan Staalmans verdiensten voor de oudere vissers en vissersweduwen.

Ofschoon zijn electorale aanhang gering is gebleven en bovendien sterk regionaal was gebonden, heeft Staalman zeker een plaats in de parlementaire geschiedenis verdiend. Hij, die wel het 'christen- democratische geweten van Kuyper' is genoemd, stond voor zijn principes, waarvan hij de vaste overtuiging had dat deze, voortvloeiend uit het eerste beginselprogramma van de ARP ten aanzien van de sociale rechtvaardigheid en het kiesrecht, de enige juiste waren. Deze vasthoudendheid - door sommigen uitgelegd als starheid -, het feit dat hij binnen zijn groepering niet over medestanders van gelijkwaardige kwaliteiten beschikte, alsmede de grote machtspositie die Kuyper hiertegenover als voorman van het gereformeerde volksdeel innam, hebben uiteindelijk een echte ontplooiing en blijvende invloed van Staalmans Christen-Democratische Partij verhinderd.

P: Behalve artikelen, commentaren en satires in Eigen Tijding en De Christen-Democraat : Zijn de gebroeders Hogerhuis werkelijk onschuldig veroordeeld? (Aalsmeer, 1899); De Christen-Democratische Partij [Onze politieke partijen nr. 8] (Baarn [1909]).

L: [Frans Netscher,] 'Karakterschets A.P. Staalman', in De Hollandsche Revue 7 (1902) 781-796; De Standaard , 7-3-1938; J.A. de Wilde en C. Smeenk, Het volk ten baat. De geschiedenis van de A.R.-partij (Groningen, 1949); H.G. Ouwerkerk, 'Het optreden van Andries Popke Staalman binnen de Anti-Revolutionaire Partij 1858-1905' [Ongepubliceerde doctoraalscriptie, subfaculteit Geschiedenis RU Leiden] (Leiden, 1965); I. Lipschits, De protestants-christelijke stroming tot 1940 (Deventer, 1977); H.J. Langeveld, Protestants en progressief. De Christelijk-Democratische Unie 1926-1946 ('s-Gravenhage, 1988); 'Andries Popke Staalman (Anti-Revolutionair)', in Marinus Vermooten en Wim Kalkman, 100 jaar Den Helder en het bestuur van de stad van 1890 tot 1900 (Schagen, 1990) 30-31; lemma door H.G. Ouwerkerk, in Biografisch Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland V (Amsterdam, 1992) 279-282.

I: Marinus Vermooten en Wim Kalkman, 100 jaar Den Helder en het bestuur van de stad van 1890 tot 1900 (Schagen, 1990) 30.

W. Slagter


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013