Tenhaeff, Wilhelm Heinrich Carl (1894-1981)

 
English | Nederlands

TENHAEFF, Wilhelm Heinrich Carl (1894-1981)

Tenhaeff, Wilhelm Heinrich Carl, parapsycholoog (Rotterdam 18-1-1894 - Utrecht 9-7-1981). Zoon van Carl Albert Johann Tenhaeff, directeur van een Rijnvaartonderneming, en Maria Christina van Noorden. Gehuwd op 5-2-1919 met Johanna Pieternella Hoffman. Na echtscheiding (12-10-1921) gehuwd op 4-6-1926 met Johanna Jacoba Hemmes. Na haar overlijden (10-5-1963) gehuwd op 19-6-1979 met Nicolauda Geertruida Louwerens. Uit deze huwelijken werden geen kinderen geboren. Bij Wet 21-5-1926 (Stbl. nr. 137) genaturaliseerd. afbeelding van Tenhaeff, Wilhelm Heinrich Carl

De drie Duitse voornamen die Wim Tenhaeff bij zijn geboorte ontving, dankte hij aan zijn vaders afkomst uit Ruhrort. Deze laatste had in Rotterdam carrière gemaakt en zag graag dat zijn enige kind eveneens voor een loopbaan in de handel koos. Tenhaeff bezocht daarom de gemeentelijke driejarige HBS met de daaraan verbonden tweejarige handelscursus en was daarna inderdaad enkele jaren - zeer tegen zijn zin - werkzaam op het kantoor van zijn vader.

Op ongeveer zeventienjarige leeftijd kwam Tenhaeff door de moeder van een klasgenoot in aanraking met paranormale verschijnselen, die juist aan het begin van de eeuw in gegoede en ethisch-religieuze kringen erg en vogue waren. Deze wondere wereld fascineerde hem dermate dat hij besloot zijn leven aan de bestudering ervan te wijden. Aanvankelijk deed hij dit naast zijn werk door zelfstudie en bezoek aan paragnosten en allerhande esoterische bijeenkomsten. Vanaf 1925 kon hij echter psychologie studeren aan de Utrechtse Universiteit. Tenhaeff kwam in contact met de experimenteel psycholoog prof. F.M.J.A. Roels, die hem stimuleerde op het ingeslagen pad verder te gaan. Op grond van zijn in 1926 in drie delen verschenen Beknopte handleiding der psychical research kreeg hij toestemming examens af te leggen. Na het doctoraal examen psychologie op 18 september 1928 volgde op 23 juni 1933 zijn promotie bij Roels op het proefschrift Paragnosie en ''Einfuehlen''. Bijdrage tot het vraagstuk der genialiteit.

Als assistent van zijn promotor gaf Tenhaeff sinds 1932 in Utrecht een inleidend college psychologie. Eind 1933 werd hem tevens toestemming verleend als privaatdocent lessen te geven in de parapsychologie. De studie van dit vak stond universitair gezien nog in de kinderschoenen en werd in academisch-wetenschappelijke kring nooit geheel serieus genomen. Tenhaeff speelde daarom een pioniersrol, samen met P.A. Dietz, die een jaar tevoren in Leiden privaatdocent was geworden. Beiden richtten in 1928 het Tijdschrift voor Parapsychologie op en bliezen de door G. Heymans in 1920 opgerichte Studievereeniging voor Psychical Research (SPR) nieuw leven in. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden tijdschrift en vereniging door de Duitse bezetter opgeheven, en Tenhaeff zelf in 1944 uit zijn docentschap ontzet. Gezocht wegens illegale activiteiten dook hij onder.

Na de bevrijding kon de draad weer worden opgenomen. In 1951 werd Tenhaeff in Utrecht een leeropdracht parapsychologie verleend. Twee jaar later volgde zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar in de parapsychologie vanwege de SPR, tevens directeur van het toen opgerichte Parapsychologisch Instituut. Dat ambt - waarschijnlijk het eerste op dit terrein in de wereld - aanvaardde hij op 5 oktober 1953 met de inaugurele rede Kanttekeningen bij een spontane paragnostische ervaring van een zeventiende-eeuwse zeevaarder. Deze rede gaf al onmiddellijk aanleiding tot ernstige, niet weerlegde kritiek van P. Spigt in De Nieuwe Stem, die de ondeugdelijkheid van de hierin gehanteerde methode hekelde.

Tenhaeff had inmiddels in brede kring bekendheid verworven, niet alleen door een gestage stroom van publikaties, maar ook door vele lezingen. Hij was een zeer begaafd docent, die op boeiende wijze, met talrijke treffende voorbeelden, zelfs een sceptisch publiek wist te overtuigen. Tenhaeff beijverde zich tevens de parapsychologie ingang te doen vinden in praktische kwesties, zoals het opsporingswerk voor de politie met behulp van paragnosten. Als man van wetenschap bewaarde Tenhaeff overigens de nodige kritische distantie ten opzichte van zijn studie-object. De bovennatuurlijke verschijnselen dienden naar zijn mening op wetenschappelijke basis te worden bestudeerd in het kader van de algemene psychologie. Op die manier heeft Tenhaeff veel voor het vak gedaan, zij het voornamelijk door het wekken van belangstelling en door kritische evaluaties van paranormale fenomenen. Daarvan getuigen boeken over uiteenlopende onderwerpen als geestverschijningen, wichelroedelopen, magnetisme, proscopie en telepathie.

Met het verstrijken der jaren ging de theoretische ontwikkeling echter steeds meer langs Tenhaeff heen, terwijl experimenteel onderzoek nooit zijn sterkste kant was geweest. Wat dit laatste betreft, deed hij vooral van zich spreken door zijn proefnemingen met de Twentse paragnost Gerard Croiset, die hij in 1945 had leren kennen en met wie hij tot diens overlijden in 1980 samenwerkte. Bekend werd de stoelenproef, waarbij Croiset aan de hand van een plattegrond van een zaaltje waar een bijeenkomst zou plaatsvinden, voorspellingen deed over de persoon die op één van de stoelen zou plaatsnemen. Experimenten als deze leverden echter geen meetbare resultaten op. Bovendien werd de kwaliteit ervan door andere vooraanstaande parapsychologen als G. Zorab ernstig in twijfel getrokken. Gevoegd bij Tenhaeffs autoritaire persoonlijkheid was dit voor een aantal leden reden de SPR in 1960 te verlaten en een eigen vereniging op te richten. Zoals wel meer het geval is bij gedreven strijders voor bepaalde opvattingen, kon ook Tenhaeff tegenspraak en een onafhankelijke inbreng van anderen moeilijk verdragen. Dat heeft aan zijn verdiensten zeker afbreuk gedaan.

Twijfel aan de wetenschappelijke waarde van zijn werk veroorzaakte ook een slepende affaire toen Tenhaeff in 1964, bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd, zou worden opgevolgd. Het resultaat was dat hij tot 1978 zijn functie als bijzonder hoogleraar is blijven uitoefenen, wat overigens niet verhinderde dat het parapsychologisch onderzoek in Utrecht uiteindelijk een geheel andere richting uit zou gaan. Al die tijd was Tenhaeff actief, waarbij zijn belangstelling in latere jaren vooral de godsdienstige aspecten van de parapsychologie gold, zoals het vraagstuk van de reïncarnatie. Zijn eigen geestelijk tehuis had Tenhaeff al in 1938 gevonden bij de vrijmetselarij, waarvan het ondogmatisch godsbesef hem aansprak.

A: Stukken betreffende Tenhaeffs wetenschappelijke functies berusten in het archief van het college van curatoren van de Rijksuniversiteit te Utrecht in het Rijksarchief te Utrecht. De briefwisseling tussen Tenhaeff en G. Zorab berust bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties o.a.: Over het geestenzien. [Openbare les] (Bussum, 1933); Het spiritisme (1936) (3e, herz. dr.; 's-Gravenhage, 1965); Oorlogsvoorspellingen. Een onderzoek met betrekking tot proscopie in verband met het wereldgebeuren ('s-Gravenhage, 1948); Het wichelroedevraagstuk ('s-Gravenhage, 1950); Magnetiseurs, somnambules en gebedsgenezers (1951)(2e, herz. dr.; 's-Gravenhage, 1969); Inleiding tot de parapsychologie (1952) (3e, herz. dr.; Utrecht, 1974); Beschouwingen over het gebruik van paragnosten voor politiële en andere practische doeleinden (Utrecht, 1957); Telepathie en helderziendheid. Beschouwingen over nog weinig doorvorste vermogens van de mens (Zeist, 1958); De voorschouw. Onderzoekingen op het gebied der helderziendheid in de tijd ('s-Gravenhage, 1961).

L: Behalve gelegenheidsartikelen en necrologieën in o.a.: Het Vrije Volk, 17-2-1955, 18-1-1964; Algemeen Handelsblad, 15-1-1964; Vrij Nederland, 25-1-1964; de Volkskrant , 29-5-1971; Elseviers Magazine, 11-3-1978; NRC Handelsblad, 13-7-1981; Prana, nr. 25 (najaar 1981) 4; Tijdschrift voor Parapsychologie 50 (1982) 1: P. Spigt, 'Het verzuim van dr. W.H.C. Tenhaeff', in De Nieuwe Stem 8 (1953) 715-724. Repliek en dupliek naar aanleiding van deze kritiek, ibidem, 9 (1954) 181-184; Frans Grosfeld, Is er leven na de dood? Gesprekken met prof.dr. W.H.C. Tenhaeff ('s-Gravenhage, 1974); Ileen Montijn, 'Dr. W.H.C. Tenhaeff en zijn speurtocht naar het bovennatuurlijke', in NRC Handelsblad, 24-1-1981; H. van Dongen en J.L.F. Gerding, PSI in wetenschap en wijsbegeerte. Geschiedenis van het parapsychologisch onderzoek in Nederland (Deventer, 1983). Ook verschenen als speciale afl. van Tijdschrift voor Parapsychologie 51 (1983) nr. 2/3; Ilse N. Bulhof, Freud en Nederland. De interpretatie en invloed van zijn ideeën (Baarn, 1983) 265-270; W. Kramer en A. Tresfon, 'Tenhaeff's ideeën over zijn leven, parapsychologie en religie', in Spiegel der parapsychologie 26 (1987) 85-100; W. Kramer, 'Politie en paragnost. Een kritische beschouwing van de theorieën en resultaten uit de school van Tenhaeff', ibidem 26 (1987) 200-207.

I: Ilse N. Bulhof, Freud en Nederland. De interpretatie en invloed van zijn ideeën (Baarn 1983) 259.

H. van der Hoeven


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013