Crone, Cornelius Carolus Stephan (1914-1951)

 
English | Nederlands

CRONE, Cornelius Carolus Stephan (1914-1951)

Crone, Cornelius Carolus Stephan, schrijver (Utrecht 26-12-1914 - Arnhem 9-11-1951). Zoon van Carl Joseph Crone, kledingverkoper, en Theodora Hendrika Albertine Maria Engelman, eigenaresse van een lingeriewinkel. Gehuwd op 31-3-1943 met Johanna Petronella Wilhelmina Markenhof (1917-1992). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.

afbeelding van Crone, Cornelius Carolus Stephan'Hij had priester willen worden, maar dat was met zijn dichterlijke neiging het struikelblok voor heel zijn leven geworden; nu werd hij geen priester-dichter, alleen maar ongelukkig', liet Kees Crone een van zijn verhaalfiguren zeggen (Gymnasium en liefde (1936) 16). Maar deze bekentenis moet ongetwijfeld op de toen 24-jarige auteur slaan. Crone groeide op als zesde van tien kinderen in een katholiek middenstandsgezin in Utrecht. Na de lagere school bij de fraters van de Gregoriusschool probeerde hij vanaf 1929 op de kostschool van de cisterciënzer abdij 'Lilbosch' te Peij nabij Echt in Limburg tevergeefs zijn religieuze belangstelling in een priesterroeping om te zetten. In september 1932 keerde hij terug naar Utrecht om er zijn gymnasiumopleiding te vervolgen aan het Sint Bonifacius Lyceum.

Al in Peij was Crone volgens studiegenoten altijd schrijvend in de studiezaal te vinden. Naast verschillende gedichten en korte schetsen publiceerde hij onder het pseudoniem Stephan van Oudtwijck in het internaatsblad Oriƫns in juli en september 1932 enige fragmenten uit zijn latere novelle Stephan en Lizette. In Stemmen, het schoolblad van het Sint Bonifacius Luceum, verschenen hieruit eind 1932 opnieuw enkele gedeelten. In 1933 gaf hij Stephan en Lizette in eigen beheer uit. Vrijwel onmiddellijk daarna begon hij aan een terugblik op zijn schooltijd in de bundel Gymnasium, die hij in 1934 voltooide. Crones pogingen dit werk te publiceren leden keer op keer schipbreuk. De dichter Jan Engelman, die zijn oom was, achtte het werk onrijp en adviseerde hem zijn schoolopleiding te voltooien en 'Grieksch en Latijn te leren tot je er bij neer valt' (Frans Crone, 16). Crone sloeg dit advies in de wind en brak in 1934 zijn schoolopleiding af. Hij meende het gymnasium ontgroeid te zijn. Bovendien wilden zijn ouders niet meer voor de studiekosten opdraaien. Sindsdien was hij volledig thuis in de kost, wat geld verdienend met journalistieke bijdragen en vertaalwerk.

Overtuigd van zijn talent zocht hij in 1934 contact met zijn stadgenoot de letterkundige coryfee en veelschrijver P.H. Ritter jr., met wie hij gedurende zijn gehele leven een ambivalente literaire verhouding zou hebben. Toen in 1936 Crone debuteerde met zijn herschreven schoolherinneringen Gymnasium en liefde, gaf Ritter blijk van weinig waardering voor het werk. Op zijn beurt haalde Crone zijn gram toen hij Ritters De zwerver met de tooverfluit. De levensroman van Hans Christiaan Andersen uit 1938 afdeed als weliswaar vlijtige arbeid, maar van bedenkelijke literaire kwaliteit (De Nieuwe Eeuw, 12-5-1938).

Crone schreef niet gemakkelijk. Tegenover Ritter gaf hij eens toe zijn woorden nors en moeizaam op de taalmaterie te moeten veroveren. Doorgaans verzamelde hij tijdens zwerftochten door verschillende steden - vooral Utrecht - allerlei invallen, gespreksflarden en observaties die hij thuis op strookjes papier noteerde om ze daarna, voorzien van een volgnummer, in een kasboek te plakken. Hieruit stelde hij een draaiboek samen, dat uiteindelijk in een verhaal of roman moest uitmonden. Dit welhaast filmische procédé was zeer arbeidsintensief. Collega schrijver Ab Visser verhaalde hoe hij eens onverwacht Crones kamer binnenkwam. 'Zijn raam stond open en een hevige tochtstoot waaide zijn strookjes proza als confetti door de kamer. Hoe vriendelijk hij doorgaans ook was, nu brulde hij woedend: ''Doe die deur dicht ... Je hebt in één seconde een week werk naar de bliksem geholpen!''' (Visser, 109).

Crones ambachtelijke manier van schrijven leidde tot een heel precies geschreven en onopgesmukt soort proza, vol ingehouden kracht en fijnzinnige humor. Ongetwijfeld heeft Crone invloed van Arthur van Schendel ondergaan, vooral van diens in 1936 verschenen verhaal De rijke man, dat hij voortdurend onder handbereik had. Daarnaast had hij ook waardering voor het werk van Nescio en Albert Helman. Honger, crisistijd, jeugdherinneringen, de levens van kleine mensen waren de vaste thema's. Crone gaf zijn verhaalpersonen nauwelijks diepgang, wars als hij was van psychologiseren.

Vanaf 1937 begon Crone film- en boekrecensies te verzorgen voor De Nieuwe Eeuw en incidenteel ook voor Opwaartsche Wegen, Roeping, Thijm-almanak en Vrijdag; vanaf 1946 tevens voor de AVRO-radio. In 1938 kon hij voor de uitgeverij Bosch&Keuning een bloemlezing De vroolijke dichtkunst. Humor en ironie uit de Nederlandsche poëzie samenstellen. Crones kracht lag echter in het proza. In Het feestelijke leven uit 1939 wordt de tragiek van een man die vrouw en kind verloor suggestief verhaald door herinneringen in de beschrijving van het leven van alledag te weven. Het gaat Crone niet zozeer om het verhaal, maar om de keuze en opeenvolging van beelden. De scherpe observaties en gevoel voor detail in deze novelle kenmerken ook zijn latere werk, zoals in de bundel Muziek over het water uit 1940, waarin Crone nu een huwelijksconflict vanuit het perspectief van de hoofdpersoon beschrijft. Waar zijn stijl in Het feestelijke leven door de critici nog verrassend en veelbelovend werd genoemd, typeerden enkelen van hen deze voor Muziek over het water als een 'maniertje'. Vooral het tussenvoegen van regels uit populaire liedjes deed afbreuk aan de suggestiviteit. Anderen, zoals Menno ter Braak (Het Vaderland, 19-11-1939), roemden juist zijn geserreerde proza.

In 1941 werd Crone letterkundig adviseur bij de Utrechtse uitgeverij A.W. Bruna&Zoon, totdat hij eind 1944 als gevolg van de oorlogsomstandigheden werd ontslagen. In een soortgelijke functie kwam hij daarna bij de Amsterdamse uitgeverij A.J.G. Strengholt in dienst. Hier verscheen in 1947 het merendeel van zijn verzameld proza, alles bij elkaar zo'n 150 bladzijden, onder de titel De schuiftrompet. In datzelfde jaar verhuisde Crone naar Arnhem, waar hij copywriter-journalist werd bij de Algemene Kunstzijde Unie NV. Hier redigeerde hij het personeelsblad Spindop en het externe orgaan Rayon Revue. Hij hield zich bezig met public-relationsactiviteiten en reclamecampagnes. De beroemde slogan 'Haal de ENKA-spons er over!' werd door hem bedacht. Ook schreef hij het scenario voor de AKU-bedrijfsfilm Viscose, een product van speurzin en energie uit 1949.

Crone, die niet tot een bepaalde literaire stroming is te rekenen, is vooral een 'writer's writer', die nooit heeft kunnen doorbreken. Zelf twijfelde hij nooit aan zijn literaire talent. 'Ik word niet oud, misschien niet eens veertig, maar door m'n werk word ik onsterflijk' (Vrij Nederland, 19-11-1977, p. 20), zei hij kort voor zijn overlijden op nauwelijks 37-jarige leeftijd aan kinderverlamming.

A: Particulier archief-C.C.S. Crone in familiebezit; collectie-C.C.S. Crone in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: Een bibliografie van 'afzonderlijk verschenen werken van Crone' [tot en met 1977] in: Eddy Mielen, C.C.S. Crone, Kroniek van een Utrechtse schrijver (Amsterdam 1978) 100-101. Verder: Drie in de pan. Verhalen (Maastricht 1942); 'Utrecht, stad sinds negentien maal honderd jaren', in De Tijd , 17-7-1948; Onze fatale geboortestad [2 brieven van en aan P.H. Ritter jr.] (Utrecht 1985).

L: Secundaire bibliografie van publicaties over Crone in: Rudi van der Paardt, 'C.C.S. Crone' [aug. 1990], in Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945 (Alphen aan den Rijn [etc.] 1980-). Verder: Pieter van Wissing, lemma in Utrechtse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters I. Onder red. van J. Aalbers [e.a.] (Amsterdam [etc.] 1994) 41-45; Frans Crone ' ''Mijne geheime verstandhouding met U''. De briefwisseling C.C.S. Crone - dr. P.H. Ritter jr. (1935-1950)', in Hollands Maandblad 5 (1995) 14-25.

I: Ik hou van jou. Drieënnegentig auteurs van Querido: fotografisch, biografisch en bibliografisch (Amsterdam 1982) 29.

P.W. van Wissing


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013