Dieben, Willem Frederik Christiaan (1886-1944)

 
English | Nederlands

DIEBEN, Willem Frederik Christiaan (1886-1944)

Dieben, Willem Frederik Christiaan, (artiestennaam Willy Derby), zanger en entertainer ('s-Gravenhage 5-4-1886 - 's-Gravenhage 9-4-1944). Zoon van Franciscus Albertus Jacobus Dieben, metselaar, later gemeentebode, en Frederika Wilhelmina Ninaber. Gehuwd op 23-4-1915 met Adelaïde Marie de Kuijper (1881-1957). Dit huwelijk bleef kinderloos.

afbeelding van Dieben, Willem Frederik ChristiaanWilly Dieben groeide op in een Haagse volksbuurt in een arm gezin, als de middelste van vijf kinderen. Hij bleek beter in zingen dan in leren. Na de lagere school werkte hij in een stoffeerderij en later bij een kleermaker. Hij vond het werk afschuwelijk, maar wist wel zijn collega's met zijn liedjes te vermaken. De militaire dienst verloste hem van de stoffige werkplaatsen.

Na in 1908 te zijn afgezwaaid trok Dieben de wijde wereld in. Eerst verdiende hij als zingende kelner de kost in Antwerpen. Vandaar trok hij naar Londen om er hetzelfde beroep uit te oefenen. Het volgende jaar monsterde Dieben als hutbediende op een boot naar de Verenigde Staten, en natuurlijk trad hij op voor de passagiers. In de havenplaats Hoboken bij New York bleef hij enige tijd hangen als succesrijke zanger-humorist in een zeemanskroeg. Heimwee dreef hem terug naar Nederland, maar daar trok weer het zoute water. Hij vond werk op de Hoek van Holland-Harwich Lijn, wederom in de beproefde combinatie van kelner en zanger-humorist.

Tijdens de mobilisatie van 1914 moest Dieben opnieuw onder de wapenen. Maar hij werd spoedig afgekeurd en ging het horecavak weer in. Hij werkte als kelner in los verband, en als het zo uitkwam zong hij er zijn liedjes bij.Toen Dieben het jaar daarop trouwde met de vijf jaar oudere Adelaïde de Kuijper, een Rotterdamse uit een zakenmilieu, ging het paar in Scheveningen wonen om er 's zomers kamers aan badgasten te verhuren. Mede op aandringen van zijn vrouw ging Dieben nu serieus werk maken van zijn artiestencarrière. Hij kreeg zijn eerste engagementen in Rotterdam en werd een veelgevraagde artiest in variétés. Spoedig was Dieben te zien in bijna alle theaters in Den Haag, en al in 1915 stond hij op de Scheveningse Pier. Impresario Frits van Haarlem merkte op: 'Die man brengt het nog eens ver'. Hoewel hij ook geregeld buiten Den Haag optrad, zou zijn geboortestad de basis blijven.

Dieben heeft bij de opbouw van zijn carrière zeer veel te danken gehad aan zijn vrouw. Zij verzorgde de zakelijke aangelegenheden, hielp bij het zoeken van repertoire en het instuderen van teksten, en naaide de kostuums. Kortom, zij was behalve echtgenote ook manager, impresario en kleedster. Adelaïde tobde het hele huwelijk met haar gezondheid en moest vaak het bed houden. Dat belette haar niet om haar man te blijven steunen en stimuleren.

Diebens jongste broer, Lou, had hetzelfde vak gekozen en maakte een soortgelijke carrière. In 1916 afficheerden de broers zich als 'The Bandy Brothers, American Singers and Dancers'. Zij kregen een contract voor een reeks voorstellingen in Rotterdam, maar het succes bleef uit. De broers maakten voornamelijk ruzie, en het was slechts dankzij de diplomatie van Willy's vrouw dat ze het contract uitdienden. Terwijl Lou Dieben aan het avontuur zijn artiestennaam 'Lou Bandy' overhield, noemde zijn broer zich aanvankelijk 'Will. Bandy'. Deze naam wijzigde hij in 1918 in 'Will. Derby', later in 'Willy Derby'. Over de oorsprong van de achternaam bestaan twee lezingen: het zou een samentrekking zijn van 'd'r bij' of de naam zou eenvoudig van een indertijd bekend schoenenmerk zijn overgenomen.

Na het gezamenlijke avontuur ging Derby weer solo verder. Zijn naam op de affiches van variétévoorstellingen trok volle zalen. In de grote steden moesten soms extra trams en bussen worden ingezet om het publiek naar het theater te vervoeren. Derby's optreden - ingebed tussen goochelaars, acrobaten en dansnummers - begon meestal met een conference, gevolgd door wat vrolijke meezingers. Dan ging het licht op rood en zong hij zijn gevoelige liederen als 'Blindgeschoten', 'Drankduivel' en 'Het fiere schooiershart'.

Het repertoire van de zanger-humorist bestond uit liedjes van velerlei aard. Hoewel gering in aantal maakten de smartelijke teksten de meeste indruk. Vandaar dat Willy Derby ten onrechte in de herinnering is blijven voortleven als zanger van uitsluitend smartlappen. In een interview in 1941 zei hij hierover: 'Men zegt wel eens, jij laat de menschen maar huilen. Maar dat is heelemaal niet waar. Integendeel, ik laat hen lachen en daar tusschen door zing ik dan een gevoelig liedje en juist daarover raken de menschen 't meest in geestdrift'. Derby's stem - met hier en daar een snik en falset - leende zich uitstekend voor het droevige en sentimentele lied. En hij meende wat hij zong. Zijn criterium om een gevoelig lied op het repertoire te nemen was of hij bij het lezen van de tekst tranen in de ogen kreeg. Dieben maakte gebruik van verscheidene tekstschrijvers. De meeste teksten waren echter afkomstig van 'Ferry': zijn vriend Ferry van Delden.

Vanaf 1919 werden deze liedjes door Derby op de plaat gezet. Daarna verschenen er ieder jaar weer grammofoonplaten van hem. Voor de opnamen moest hij naar het buitenland, meestal Berlijn. De productie is zeer groot geweest. Hij had platenwinkels in Den Haag, waar zijn eigen platen natuurlijk vooraan stonden. In 1929 was Derby ook op het witte doek te zien in een kort geluidsfilmpje dat door het Haagse bedrijf 'Hofstad Film' werd gemaakt. Hierin zong hij, met begeleiding van de Koninklijke Militaire Kapel, het bekende liedje 'Turf in je ransel'.

Derby was een aimabel mens. Hij heeft nooit sterallures gekregen. Hij was toegankelijk voor zijn publiek en onderhield hartelijke betrekkingen met zijn fans. Wat dit betreft, heeft hij zijn achtergrond van eenvoudige volksjongen nooit verloochend. Wel stelde hij prijs op een piekfijn verzorgd uiterlijk: hij trad altijd op in rokkostuum, met een gouden ring met diamant aan zijn pink.

In de jaren twintig stond Derby dikwijls in revues. Vaak was hij te zien naast Lou Bandy, maar als duo zijn de broers nooit meer opgetreden. In 1927 richtten zij een eigen revuegezelschap op. In Trianon-Theater in Den Haag werd de revue Vergeet je me niet? opgevoerd met onder anderen Albert Klein, Sarah van der Heym, Sylvain Poons en natuurlijk de beide directeuren zelf. De teksten waren van Ferry van Delden. De revue was in Den Haag een groot succes, maar een aansluitende tournee was geen lang leven beschoren.

In 1931 vertrok Derby voor een tournee naar Nederlands-Indië. Zijn liedjes 'Hallo Bandoeng', 'Brief uit Indië' en 'Slamat tidoer' hadden via de PHOHI-omroep al voor de nodige populariteit in de kolonie gezorgd. Zijn vertrek in 1931 bracht een ongekend grote schare bewonderaars op de been. Een maand na de geslaagde Indië-tournee stond Derby alweer in eigen land op de planken. Hij werkte als een bezetene. Maar eind 1933 werd hij getroffen door een hartinfarct en moest hij het op doktersadvies wat kalmer aan doen. De platenproductie ging ondertussen volop door. Veel succes hadden indertijd ook zijn parodieën op opera en ander bekend licht klassiek werk: de Barbier van Sevilla , Dichter en boer , de Tweede rapsodie van Liszt.

Derby moet kapitalen hebben verdiend aan zijn optredens, grammofoonplaten, bladmuziek, radiouitzendingen en platenwinkels. Door een bankbreuk verloor hij in het begin van de jaren dertig vrijwel al zijn geld. Maar zijn inkomen was groot genoeg om hem te helpen daar weer snel bovenop te komen.

Derby knoopte in 1936 een romantische relatie aan met de vijftienjarige revueactrice Teddy Schaank. Hij bracht het uit Groningen afkomstige meisje de levenskunst en eruditie bij die hij zich in de loop van zijn leven had eigen gemaakt. Hij ontwikkelde haar smaak; zij maakten buitenlandse reizen en bezochten musea. De twee waren dol op elkaar. Ze hebben vijf jaar lang in een mooi huis in Den Haag gewoond. Echtgenote Adelaïde bleef haar man zakelijk steunen, en Willy zorgde goed voor zijn ziekelijke vrouw; niet alleen financieel. Hij bleef haar geregeld bezoeken in de echtelijke woning in de Riouwstraat. Zij zijn nooit gescheiden.

Derby maakte vanaf 1934 steeds vaker gebruik van het werk van tekstschrijver Jacques van Tol. In 1940 schreef deze voor hem 'Het lied van de Grebbeberg' op een bekende Duitse melodie. Derby maakte met deze ode aan de gevallen Nederlandse soldaten op het publiek veel indruk. De bezetter wist er niet goed raad mee. Het riep nationalistische gevoelens op, maar er stond geen anti-Duits woord in. Uiteindelijk werd het verboden met het argument dat deze larmoyante tekst de eer van de Nederlandse militairen bezoedelde.

Derby was door 'Het lied van de Grebbeberg' in de ogen van de Duitse bezetter politiek suspect geworden. Ofschoon hij ervoor waakte opzettelijk te provoceren, verwachtte het publiek wel zoiets van hem. De zaal reageerde direct op elke opmerking die maar enigszins als bedekte toespeling op de politieke situatie kon worden opgevat. En met zijn feilloze gevoel voor de stemming van zijn gehoor reageerde Derby daar dan weer op. Hij trad ook op voor besloten gezelschappen. Daar kon hij ongecensureerd in vaderlandse en anti-Duitse zin zingen en spreken.

Dat moest wel mis gaan. Medio 1941 werd Derby opgesloten in de beruchte strafgevangenis te Scheveningen op beschuldiging van anti-Duitse provocatie. Omstreeks 13 februari 1943 werd hij, om dezelfde reden, voor de tweede keer naar het 'Oranjehotel' overgebracht. Daar werden hem de medicijnen die hij nodig had voor zijn hartkwaal onthouden. Teddy Schaank wist met list en moed te bereiken dat ze haar vriend kon bezoeken. Zij smokkelde de medicijnen naar binnen en redde daarmee mogelijk zijn leven. Op 30 maart kwam Derby weer vrij, maar hij mocht een half jaar niet optreden.

Het werk onder moeilijke omstandigheden in bezettingstijd viel Derby steeds zwaarder. Zijn hartkwaal verergerde. Hij was een oude, zieke man geworden. De grammofoonplatenproductie liep tot een minimum terug. Maar hij bleef werken: hij kon niet zonder zijn publiek. Zijn vriendin beëindigde in 1944 de verslechterde relatie. Enkele weken later overleed Derby op 58-jarige leeftijd aan een hartaanval.

'Scheiden doet lijden', de titel van zijn bekendste lied, staat op Willy Derby's grafsteen op de Haagse begraafplaats 'Oud Eik en Duinen'. Hij heeft een omvangrijk oeuvre aan liedjes nagelaten. Naar schatting zijn er een kleine tien miljoen grammofoonplaten van hem verkocht. Sommige van Derby's liedjes zijn deel van onze volkscultuur geworden. 'Scheiden doet lijden', 'Aan de muur van het oude kerkhof', 'Het fiere schooiershart' en 'Hallo Bandoeng' zijn daarvan de bekendste voorbeelden.

A: Archief-Willy Derby en persdocumentatie in het Theater Instituut Nederland te Amsterdam. Collectie documentatie betreffende Willy Derby in het Nederlands Muziek Instituut te 's-Gravenhage.

P: Rinus Blijleven, 'Voorlopige discografie van Willy Derby', in De Weergever 13 (1991) 85-115. Aanvulling op deze voorlopige discografie in de onder L genoemde publicatie van Blijleven, 'Aanvulling', 136-137. Van de ongeveer 700 liedjes die van Willy Derby bewaard zijn gebleven, staan er 24 op de p> Willy Derby (Serie Amusement Klassieken van het Theater Instituut Nederland 1996, Favorite Fav 1-95196).

L: Behalve necrologieën en herdenkingsartikelen o.a. in Het Volk , 11-4-1944; De Residentiebode , 11-4-1944; De Telegraaf , 13-4-1944; door Alex de Haas in Cinema en Theater , 22-4-1944; in De Waarheid , 10-4-1969; door Laurens Ydo, in VARA-Gids , 25-10-1969; Adriaan Venema, in Studio , 26-10-1969; in Haagse Courant , 19-11-1969; Jacques Klöters, in VARA-Gids , 5-4-1986 en Henk van Gelder, in NRC Handelsblad , 5-4-1986: E.P. Weber, Gedenkboek van het Oranjehotel (Kampen 1945); Henk van Gelder en Jacques Klöters, Door de nacht klinkt een lied. Amusement in Nederland, 1940-1945 (Amsterdam 1985); Jacques Klöters, 100 jaar amusement in Nederland ('s-Gravenhage 1987); Rinus Blijleven, 'Willy Derby', in De Weergever 13 (1991) 56-70; idem, 'Aanvulling op verhaal en voorlopige discografie van Willy Derby', ibidem 14 (1992) 134-136.

I: De Weergever 13 (1991) t.o. p. 80.

Ben Leenders


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013