Hout, Wilhelmus Henricus Maria van den (1915-1985)

 
English | Nederlands

HOUT, Wilhelmus Henricus Maria van den (1915-1985)

Hout, Wilhelmus Henricus Maria van den, (pseudoniemen o.a. Willy van der Heide en Willem W. Waterman), schrijver en publicist ('s-Hertogenbosch 3-6-1915 - 's-Gravenhage 24-2-1985). Zoon van Wilhelmus Henricus van den Hout, leraar, en Jantiena Henderika Bodewes. Gehuwd op 28-6-1937 met Louise Petronella Maria Grossouw (1914-1986). Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren. Na echtscheiding (27-7-1948) gehuwd op 8-8-1952 met Anneliese Jülkenbeck (1928-1998). Dit huwelijk bleef kinderloos. Na echtscheiding (22-8-1956) gehuwd op 27-3-1958 met Marjon Niemeijer (1930-1988). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

afbeelding van Hout, Wilhelmus Henricus Maria van denHoewel hij zijn leven en werken naderhand heeft overwoekerd door mystificaties, staat vast dat Wim van den Hout in Den Bosch werd geboren als zoon van een Groningse moeder en een Brabantse vader. Soms was het hem te moede, zei hij later, alsof hij een 'halfbloed' was. Boven de grote rivieren bleek hij zich meer thuis te voelen dan daaronder. Maar een moeilijke jeugd heeft hij naar eigen zeggen niet gehad. Wel hield hij aan zijn afkomst naar alle waarschijnlijkheid een gespleten karakter over, die op zijn hele verdere leven een bepalende invloed zou hebben.

Na middelbare school en militaire dienst belandde Van den Hout op 22-jarige leeftijd op de persdienst van Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven. Een jaar later, in 1938, werd hij overgeplaatst naar de buitenlandse reclameafdeling van het bedrijf. Deze werkkring bracht een dienstreis naar de Verenigde Staten met zich, waar hij onder meer een bezoek bracht aan Hollywood. Dat leverde hem de inspiratie op voor zijn kluchtige roman Amerika filmt. Een visie op Hollywood en op Hollywood's wonderlijke werkwijzen , het spottende relaas van een filmploeg uit Hollywood die opnamen maakt op een eiland in de Stille Zuidzee. Ook in zijn latere werk zou deze regio vaak opduiken, hoewel Van den Hout er nooit van zijn leven was geweest. Dat hoefde ook niet, zei hij: 'Als je van nature een beetje fantasie hebt, en je leest veel, en je ziet een kleurenfilm over de Bahama's, dan hoef ik niet meer naar de Bahama's om nog wat couleur locale op te doen. Dat is lariekoek. Ik blijf gewoon thuis en schrijf dat boek' (De Jong).

Aangezien zijn werkgever niet wilde dat Philips op zulke frivole nevenactiviteiten zou worden aangekeken, publiceerde hij het boek onder het pseudoniem Willy Waterman. Het verscheen in 1939, toen hij zelf wegens de mobilisatie weer onder de wapenen was. Ook deze ervaringen verwerkte hij, als naam Willem W. Waterman aannemend, tot een roman die in 1941 uitkwam met als titel De kruistocht van generaal Taillehaeck . Het leek wederom een burleske roman, maar ditmaal was de ondertoon uiterst serieus: de lotgevallen van het Nederlandse leger tijdens de mobilisatie toonden volgens de schrijver op schrijnende wijze aan dat de gemiddelde Nederlander veel te individualistisch en veel te weinig soldatesk was ingesteld. Dat was, betoogde hij, mede de schuld van het vooroorlogse gezag: 'Men tráchtte zelfs niet hun geestesgesteldheid te veranderen en hen militair te laten denken, omdat men ons leger beschouwde als een ergerlijke noodzaak en omdat men geen notie had, hoe de geest in een werkelijk leger behoorde te zijn' (pp. 280-281). Een vervolg op De kruistocht verscheen in 1943 onder de titel Een strijd om Nederland . Hij gaf daarin blijk van zijn ijzervretersovertuiging dat alleen een sterk volk de woelingen van de tijd zou overleven.

Om ook metterdaad partij te kiezen zocht Van den Hout aansluiting bij het fascistische Nationaal Front van Arnold Meijer, die hem in januari 1941 benoemde tot propagandaleider. In augustus van dat jaar vertrok hij weer. Op eigen initiatief, zei hij na de oorlog, maar in zijn tot roman verwerkte terugblik Bankroet van een politieke beweging , in 1943 onder eigen naam gepubliceerd, wordt de propagandaleider van het imaginaire Nederlandsch Front op staande voet ontslagen, omdat hij de stafleden met slappe vaatdoeken heeft vergeleken.

Als freelance-publicist onder de naam Willem W. Waterman werkte Van den Hout onder meer voor het Haagse dagblad De Residentiebode , dat aanvankelijk met Arnold Meijer sympathiseerde en later met de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Daarnaast begon hij in 1943 onder het pseudoniem Willy van der Heide in het nationaal-socialistische blad Jeugd het avontuurlijke feuilleton 'De avonturen van 3 jongens in de Stille Zuidzee'. Van den Hout had een non-conformistische geest, die hem in augustus 1943 bijvoorbeeld in staat stelde als radiomedewerker Willem W. Waterman in het amusementsweekblad Cinema en Theater aandacht te vestigen op de aanstaande uitzending van een hoorspel van 'de jonge auteur Willy van der Heide'. Het betrof hier een bewerking van het verhaal in Jeugd , waarin de Amsterdamse rederszoon 'Rob Evers' de centrale held was. Twee weken later kwam hij er in hetzelfde blad zelfs nog op terug; toen bekritiseerde hij de manier waarop dit hoorspel was uitgevoerd, en voegde er bewonderend aan toe dat de Britse omroep, de BBC, dat vóór de oorlog heel wat beter deed: een ongekende brutaliteit. Ook bleef hij onverstoorbaar over de Ramblers schrijven nadat het dansorkest van Theo Uden Masman die Engelstalige naam allang niet meer mocht voeren.

Allengs verruilde Van den Hout zijn gezinsleven voor een bohémienachtig bestaan,waarover hij in zijn naoorlogse memoires, Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig (1979), veel avontuurlijke, maar volstrekt oncontroleerbare verhalen vertelde. Zo zou hij geregeld hebben verkeerd in het milieu van agenten en dubbelagenten. Zijn opvallendste rol speelde hij echter bij het vanaf maart 1944 verschijnende periodiek De Gil , in werkelijkheid een uitgave van de Hauptabteilung für Volksaufklärung und Propaganda, maar ogenschijnlijk een blad dat onbekommerd de spot dreef met Duitsers, NSB'ers en de Nederlandse regering in Londen. Het was opgezet door L. Thijssen, oud-hoofdredacteur van De Residentiebode , en verscheen in een oplage van meer dan 100.000 exemplaren.

Vanaf het derde nummer werd dit 'opnuchterend orgaan voor onnuchter Nederland' - zoals de ondertitel luidde - goeddeels volgeschreven door Willem W. Waterman, die met een Angelsaksisch soort ironie bij de lezer twijfel probeerde te zaaien over de wenselijkheid van een geallieerde invasie. Over geallieerde overwinningen aan de oorlogsfronten schreef hij even relativerend als over de leuzen van de NSB, die immers ook in Duitse ogen tamelijk lachwekkend waren. Zijn grappenmakerij was geïnspireerd op de toonzetting van het Amerikaanse blad Esquire , waarvan Van den Hout een vooroorlogse verzameling bezat. Door ruimschoots aandacht te besteden aan verboden onderwerpen, zoals de Amerikaanse jazz en de Nederlandse zender in Londen, maakte hij De Gil tot een blad dat sterk afweek van de reguliere, humorloze propaganda; en dat was precies de bedoeling. De verwarring die onder het publiek ontstond over de herkomst van het blad, werd des te groter door het nummer dat na 5 september 1944 verscheen, toen de Duitse nederlaag leek vast te staan en drommen NSB'ers een veilig heenkomen naar Duitsland zochten. Willem W. Waterman gaf die dag de allitererende bijnaam 'Dolle Dinsdag', en haalde honend uit naar de 'labbekakken' die op de vlucht waren geslagen.

In oktober 1944 werd De Gil opgeheven. Van den Hout verzorgde daarna tot in het vroege voorjaar van 1945, volgens hetzelfde procédé, het op een geheim gehouden locatie gevestigde radiostation De Gil-Club , dat zich, met medeweten van de bezettingsautoriteiten, voordeed als een illegale zender. In deze programma's draaide hij jazzplaten en trachtte hij interne wrijvingen in het geallieerde kamp aan te scherpen door bijvoorbeeld een Amerikaanse overwinning toe te schrijven aan de Britten, en omgekeerd. Ook leverde hij lacherig commentaar op alles wat in het reeds bevrijde zuiden nog niet helemaal naar wens verliep.

Na de oorlog werd Van den Hout, als 'dubbelzinnige figuur', door de Raad van Beroep voor de Perszuivering een journalistiek publicatieverbod van tien jaar opgelegd. Tot een proces wegens collaboratie is het echter niet gekomen; hij zat drie jaar in voorarrest, en daarna werd zijn zaak geseponeerd. Maar in de cel vond hij alweer nieuw emplooi voor zijn pen; hij begon te schrijven aan een reeks jongensboeken die voortborduurde op het feuilleton in Jeugd . Zo kon hij op 19 mei 1949 een contract sluiten met de Meppelse uitgeverij M. Stenvert & Zoon voor de publicatie van zijn 'Bob Evers'-boeken, geschreven onder de naam Willy van der Heide. Het eerste deeltje, onder de titel Een overval in de lucht , volgde in 1950. In totaal verschenen er 32 delen, meestal onder allitererende titels als Cnall-effecten in Casablanca , Hoog spel in Hong Kong en Trammelant op Trinidad . Door zijn rijkelijk met hyperbolen doorspekte schrijfstijl en de vet aangezette slapstickeffecten was de serie zeer populair bij het jonge lezerspubliek. Volgens een ruwe schatting werden van de 'Bob Evers'-serie vijf miljoen exemplaren verkocht. Ook schreef hij enkele meisjesboeken onder het pseudoniem Sylvia Sillevis. Maar in de ogen van de jeugdboekdeskundigen heeft Van den Hout nooit veel goeds kunnen doen. 'Van het begin af aan werd er over deze serie ernstig gefronst; er wordt nóg steeds over gefronst, omdat ze niet cultureel of opbouwend zou zijn,' zei hij in 1974. 'En ik had altijd het argeloze idee - en dat heb ik nog - dat dat kinderen geen ene moer interesseert. Die willen gewoon eerlijke boeken lezen waar wat in te beleven valt. Er zijn genoeg mensen die op de morele zeurtoer gaan; dat laat ik graag aan anderen over' (Beringen, 26).

Als hij niet schreef - in hoog tempo rammend op zijn oude schrijfmachine - leidde Van den Hout een rommelig leven met een hoog alcoholverbruik en diverse liefdesaffaires. Martin van Amerongen omschreef hem als 'een stuk burengerucht op alcoholbasis' (Vrij Nederland , 3-3-1979). Geerten Meijsing noemde hem, in 1993 in een toespraak voor het Bob Evers Genootschap, 'een kleurrijker persoonlijkheid dan wij in onze stoutste dromen hadden kunnen vermoeden, veel wilder dan de boeken, turbulenter dan alle boeven- en jongenskarakters van die reeks tezamen, met behoud van de krankzinnige charme en aantrekkelijkheid van beide categorieën' (Dijksman).

Na een tweede echtscheiding en een derde huwelijk verkocht Van den Hout de 'Bob Evers'-rechten in 1967 voor een eenmalig bedrag van ruim 100.000 gulden aan uitgever Stenvert. Toen later bleek dat de opbrengsten vele malen hoger waren, trachtte hij vergeefs die overeenkomst ongedaan te maken. Eind jaren zeventig publiceerde hij nog twee deeltjes - 34 en 35 - bij een andere uitgever. Het tussentijds geschreven deel 33 bleef onvoltooid.

Voortdurende geldnood dreef Van den Hout ook in de armen van de makers van het seksblad Candy , voor wie hij onder de naam Joke Raviera pornoverhalen schreef. 'Hij was een onvolwassen padvinder,' zei zijn zoon Paul uit zijn eerste huwelijk, 'in die zin heeft-ie nooit iets geleerd, ook niet van die oorlog. Hij voelde zich alleen maar verschrikkelijk gegriefd door de afrekening en dat heeft zeker bijgedragen aan zijn paranoïde gedrag. Niks kon normaal, alles was avontuur' (Dijksman).

Tot zijn dood heeft Van den Hout volgehouden dat hij tijdens de oorlog een uitgekiend spel had gespeeld en dat hij na de bevrijding het slachtoffer was geworden van complotten om hem als publicist monddood te maken, omdat hij te veel zou hebben geweten over de oorlogsgedragingen van vooraanstaande Nederlanders. Enig bewijs voor die claim heeft hij echter nooit kunnen leveren. Wel is hij zijn leven lang een ongrijpbare man geweest, die zich op onverstoorbare wijze vergaande brutaliteiten heeft gepermitteerd. Zo blijft hij voor de één de maker van De Gil , het merkwaardigste blad dat tijdens de bezetting is verschenen, en voor de ander de geestelijk vader van een lange serie jongensboeken, die wegens het onophoudelijke succes na zijn dood zelfs nog door een andere auteur - Peter de Zwaan - is voortgezet.

A: Documentatiedossier-W.H.M. van den Hout en persdocumentatie betreffende Van den Hout bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.

P: Een bibliografie van W.H.M. van den Hout, met zijn verschillende pseudoniemen, in de onder L genoemde publicatie van Beringen, 7-8, 159-160.

L: John Beringen, Het Verschijnsel Bob Evers. Een verhandeling over Bob Evers, Arie Roos, Jan Prins en hun geestelijke vader Willy van der Heide (Breda 1993). Hierin een lijst van publicaties over W.H.M. van den Hout, 161-162. Verder: Eelke de Jong, 'Willem W. Waterman en het morele verval', in Haagse Post , 11-11-1978; Dick Verkijk, Radio Hilversum, 1940-1945. De omroep in de oorlog (Amsterdam 1974); Daan Dijksman, 'Willem W. Waterman', in Haagse Post , 8-10-1993; Hans Kleppe en Ton Kleppe, Wetenswaardigheden over Willem Waterman [Particuliere uitgave] (Papendrecht [etc.] 1995).

I: HP/De Tijd , 8-10-1993 (p. 99) [Foto: Ronald Hoeben; Van den Hout in 1978].

Henk van Gelder


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 22-02-2021