Lulofs, Maria Geertruida (1854-1954)

 
English | Nederlands

LULOFS, Maria Geertruida (1854-1954)

Lulofs, Maria Geertruida, (bekend onder de naam Marie Muller-Lulofs), sociaal werkster (Amsterdam 1-9-1854 - Utrecht 23-1-1954). Dochter van Claas Lulofs, handelaar in graan en tabak, en Bregtje Posthuma. Gehuwd op 24-5-1877 met Samuel Muller [Fzn.] (1848-1922), archivaris en historicus. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Lulofs, Maria GeertruidaMarie Lulofs, dochter van een doopsgezinde vader en een Nederlands-hervormde moeder, bracht haar jeugd door aan de Amsterdamse Keizersgracht in een woonhuis annex kantoor. Voor haar vader, die al zes kinderen uit een vorig huwelijk had, was zij - het tiende en laatste kind uit het tweede huwelijk - meer dan welkom: 'Riet' werd zijn oogappel. Na de lagere school volgde zij een tweejarige opleiding bij de Hernhutters of Moravische Broedergemeente in Zeist, een van de weinige plaatsen waar meisjes toentertijd voortgezet onderwijs konden volgen. De spirituele rijkdom en de materiële soberheid in deze religieuze werk- en leefgemeenschap maakten een onuitwisbare indruk op de ontvankelijke zestienjarige. Behalve 'peu de talent' voor het pianospel kwam op dit internaat ook de passie voor het schrijven van opstellen aan het licht.

Het korte verblijf op de gerenommeerde meisjeskostschool had bij Marie Lulofs intellectuele ambities en de behoefte aan voortgezet onderwijs aangewakkerd. Terug in Amsterdam voelde zij zich echter geroepen om haar moeder, na de dood van haar vader in 1870, tot steun te zijn. Zij zag daarom af van de wens de in 1871 opgerichte meisjes-HBS te bezoeken. Evenals andere vrouwen van haar generatie, die van voortgezet onderwijs verstoken waren gebleven, volgde Lulofs lezingen en voordrachten over uiteenlopende onderwerpen bij onder meer letterkundige en culturele genootschappen.

De bijzondere plaats als jongste in het gezin en haar eigen welstand gaven Marie Lulofs al vroeg het gevoel bevoorrecht te zijn en in het krijt te staan bij de minder fortuinlijke medemens. De eerste confrontatie tussen 'bezitters en onterfden' vond plaats in de kleine villa aan de Haarlemmerhout waar de familie 's zomers verbleef. Vanuit de eetkamer ving Lulofs de verlangende blik op van een schamel gekleed leeftijdgenootje, voor wie de rijk gevulde tafel ter gelegenheid van moeders verjaardag onbereikbaar was. Een gerieflijk bestaan, hoe bescheiden ook in de weersafhankelijke graanhandel van haar vader, vond zij na dit incident niet langer vanzelfsprekend.

Op aandrang van haar moeder genoot Marie Lulofs desondanks van de vele logeerpartijtjes bij kostschoolvriendinnen en van alles wat het uitgaansleven in de hoofdstad een beschaafde jongedame te bieden had. Door haar broers in aanraking gebracht met de studentenwereld, gaf zij de voorkeur aan hun meer serieuze omgangsvormen en belangstellingssfeer boven het oppervlakkige vermaak van de 'handelsjongens' die zij bij het populaire uitgaanscentrum 'Felix Meritis' tegenkwam. Lulofs' slagvaardigheid en zelfstandig oordeelsvermogen trokken al snel de aandacht van de beste vriend van haar broer Sicco, de gemeentearchivaris van Utrecht, Sam Muller Fzn., met wie zij op 22-jarige leeftijd trouwde. Het jonge paar vestigde zich in Utrecht, waar zich kort na elkaar Frits, Nico en Bertha aandienden.

Het gezinsinkomen verschafte voldoende financiële armslag om het huishouden aan anderen over te laten. Toen de oudste zoon in 1889 de lagere school verliet, gaf Muller-Lulofs gevolg aan de oproep van de bekende feministe en publiciste Hélène Mercier om zich te wijden aan de sociale problematiek. Mercier behoorde met A. Kerdijk en M.W.F. Treub tot de kring van sociaal-liberalen rond het Sociaal Weekblad die richting gaven aan de hervormingsbehoefte van Muller-Lulofs, nadat een kennismaking met de sociaal-democratie op een desillusie was uitgelopen. Als lezeres van Het Volk stelde zij namelijk bij herhaling vast dat deze socialistische krant de waarheid geweld aandeed ten behoeve van de klassenstrijd. Ook bij de Protestantenbond kon zij met haar maatschappelijk engagement niet terecht. In tegenstelling tot de Hernhutters inspireerde de geloofspraktijk in deze christelijke organisatie nauwelijks tot daden van naastenliefde. Aangezien de Bond zich weinig gelegen liet liggen aan de harde feiten van de 'sociale quaestie' legde zij het armenzorgwerk dat ze hier verrichtte uiteindelijk neer. Beschroomd door het gebrek aan formele opleiding, maar met het schrijfplezier uit haar kostschooltijd in gedachten, waagde Muller-Lulofs zich vanaf 1889 aan losse artikelen over sociale vraagstukken in het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad en het Sociaal Weekblad .

Behalve aan het schrijven wijdde Muller-Lulofs zich spoedig aan een indrukwekkend aantal sociale activiteiten, waaronder de oprichting van een Volkshuishoudschool, een Commissie Bijstand aan Zieken voor thuisverpleging, een volkszangklas en een kinderbibliotheek. In 1904 kwam op haar initiatief in Utrecht een kinderhuis voor 'naschoolse opvang' tot stand, in 1906 de NV Maatschappij tot Verbetering der Volkshuisvesting 'Jaffa' en een Centraal Werkloozen Bureau in 1908. Om de woekerrente te bestrijden zette zij in 1912 een hulpbank op, in 1926 omgezet in een Leen- en Spaarkas.

In 1890 nam Muller-Lulofs, samen met haar echtgenoot en A.W. Mees, het initiatief tot de oprichting van de Vereeniging tot Verbetering van Armenzorg te Utrecht, die een einde moest maken aan de inefficiënte en willekeurige werkwijze van de particuliere bedeling. Bij de oprichtingsvergadering in huize Muller wachtte zij het besluit van de Utrechtse notabelen tot oprichting van de Vereeniging in de achterkamer af. Pas na tien jaar werd Muller-Lulofs tot voorzitter hiervan gekozen, omdat zoiets voorheen niet paste voor een vrouw. In 1912 stelde de Kroon een Utrechtse Armenraad in - waarin Muller-Lulofs namens de Vereeniging plaatsnam - en bekrachtigde daarmee de bundeling van initiatieven op het terrein van de armenzorg. Dit hervormingswerk beoogde dubbele bedeling en misbruik van armengelden te voorkomen en een respectvolle behandeling van bedeelden te bevorderen. In dit kader gaf Muller-Lulofs talrijke cursussen aan armbezoekers in spe. Haar artikelen over de juiste verhouding tussen hulpverlener en hulpzoekende bundelde zij ten slotte in het veelgeciteerde boek Van mensch tot mensch uit 1916.

Ook het initiatief tot de oprichting van de Opleidings-Inrichting voor Socialen Arbeid in 1899 in Amsterdam - in samenwerking met A. Kerdijk, H. Treub, Louise Went en Hélène Mercier - moet in dit licht worden gezien. Bij deze opleiding stond Muller-Lulofs een instelling voor ogen die naar model van het Britse 'settlement' was georganiseerd en onder bezielende vrouwelijke leiding stond. Een dergelijk instituut, liefst midden in de Jordaan, zou de benodigde kennis verschaffen en jonge vrouwen die in welstand waren grootgebracht een eenvoudige en ernstige levensstijl bijbrengen, die hun meer voeling zou geven met het arbeidersleven. Dit voorstel haalde het niet in het bestuur, maar de opleiding was een wereldprimeur.

Hoewel Muller-Lulofs de confrontatie niet schuwde en een grote vasthoudendheid aan de dag legde, voelde zij zich ondanks haar vele successen vaak onbegrepen in het enigszins bekrompen wereldje van de Utrechtse notabelen. Verdacht van socialistische sympathieën vanwege haar steunbetuiging aan de spoorwegstaking van 1903 verzuchtte zij in een brief aan Hélène Mercier dat het haar grootste fout was 'dat ik voor de fouten van de rijken niet hetzelfde geduld op kan brengen als voor die van de armen'.

Ook op latere leeftijd bleef deze sociale pionier zich met woord en daad inzetten voor de aanpassing van de maatschappelijke zorg aan de eisen van de tijd. Zo richtte zij in 1921 een Commissie voor Bijstand in Moeilijke Omstandigheden op, die tot doel had de nood onder de zogeheten 'stille armen' in de burgerklasse te lenigen. Op 62-jarige leeftijd nam Muller-Lulofs afscheid als presidente van de vereniging 'Zorg en Bijstand' om na enkele jaren opnieuw de voorzittershamer ter hand te nemen en die pas in 1940 neer te leggen. Muller-Lulofs was toen 84 jaar oud. Om recht te doen aan de 'dubbele roeping' van vrouwen streefde zij tot het einde een 'karaktervormende' opleiding voor sociale werksters na. Bij het vijftigjarig bestaan van de School voor Maatschappelijk Werk - zoals de Opleidings-Inrichting voor Socialen Arbeid sinds 1904 heette - prees de toen 95-jarige Muller-Lulofs zich gelukkig met het feit dat de opleiding maatschappelijk werksters afleverde die tegelijkertijd 'liefhebbende echtgenoten en verstandige, begrijpende moeders' waren.

A: Particuliere bescheiden betreffende M.G. Muller-Lulofs (o.a. een autobiografie) in familiebezit.

P: Muller-Lulofs bundelde de teksten van tien van haar brochures in Van mensch tot mensch (Haarlem 1916). Voor een uitvoeriger publicatielijst zie de onder L genoemde publicatie van Bervoets, 175-176.

L: C. Brinkers, 'De betekenis van Mevrouw M.G. Muller-Lulofs voor ''Zorg en Bijstand'' ', in Zorg en Bijstand (1954) 7-27; Van moeder op dochter. De maatschappelijke positie van de vrouw in Nederland vanaf de Franse tijd . Onder red. van W.H. Posthumus-van der Goot en A. de Waal (Nijmegen 1948); Inge de Wilde, 'Er is een heilig moéten, waartegen geen bezwaar is bestand. De betekenis van Hélène Mercier voor de vrouwenbeweging', in Zesde Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (Nijmegen 1985) 59-77; Liesbeth Bervoets, Opvoeden tot sociale verantwoordelijkheid. De verzoening van wetenschap, ethiek en sekse in het sociaal werk in Nederland rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1994); M.L. Waaldijk, Het Amerika der vrouw. Sekse en geschiedenis van maatschappelijk werk in Nederland en de Verenigde Staten (Groningen 1996); J.G. Riphaagen, 'Maria Geertruida Muller-Lulofs (1854-1954), presidente van de Vereniging tot verbetering van armenzorg te Utrecht', in Utrechtse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters V. Onder red. van W. van den Broeke [e.a.] (Utrecht 1998) 125-129.

I: Liesbeth Bervoets, Opvoeden tot sociale verantwoordelijkheid (Amsterdam 1994) 135.

Liesbeth Bervoets


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013