© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: H.J. Hazewinkel, 'Rambaldo, Alfred Emile (1879-1911)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn5/rambaldo [25-04-2024]
RAMBALDO, Alfred Emile (1879-1911)
Rambaldo, Alfred Emile, marineofficier en luchtvaartpionier (Rembang (Java, Nederlands-Indië) 16-11-1879 - Ngeboer, nabij Blora (Java, Nederlands-Indië) 5-8-1911). Zoon van Johannes Jacobus Rambaldo, resident in Nederlands-Indië, en Wilhelmina Antoinetta van Weelderen. Gehuwd op 21-4-1906 met Meta Amalie Wienenberger (1884-?). Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.
Alfred Rambaldo werd geboren in Nederlands-Indië, als zoon van de resident van Rembang, later van Pasoeroean. Op vierjarige leeftijd ging hij met zijn ouders naar Nederland, waar zijn vader in 1886 overleed. Rambaldo volgde onderwijs op het Instituut van J.D.N. de Graaff aan het Haagse Noordeinde en ging vervolgens in 1897 naar het Koninklijk Instituut voor de Marine. Op 21 september 1901 verliet hij Willemsoord als adelborst der eerste klasse, waarna hij naar Indië werd gezonden. Vanaf maart 1902 deed Rambaldo hier dienst op verscheidene schepen, sinds december 1903 in de rang van luitenant-ter-zee der tweede klasse. In 1905 werd hij gerepatrieerd.
In Nederland werd Rambaldo in 1906, op eigen verzoek, voor twee jaar gedetacheerd bij het Korps Mariniers te Amsterdam. Reeds als adelborst liefhebberde Rambaldo in de astronomie, terwijl later vooral de meteorologie zijn belangstelling had, in het bijzonder het onderzoek van de hogere luchtlagen. Een hernieuwd contact, in het voorjaar van 1907, met de luitenant-ter-zee der eerste klasse S.P. l'Honoré Naber, zijn voormalige officier-instructeur in de stuurmanskunst, sterrenkunde en weerkunde te Willemsoord, bracht hem in aanraking met de luchtvaart. L'Honoré Naber spoorde hem aan zijn aandacht op dit nieuwe terrein te richten, waarbij vooral diens argument dat 'dààr een burgerkroon was weggelegd voor wien er maar het eerst naar wilde grijpen' (L'Honoré Naber, 11) de doorslag gaf.
Rambaldo verdiepte zich razendsnel in de - overigens schaarse - literatuur, en nog datzelfde jaar verschenen er vier tijdschriftartikelen van zijn hand. Hierin schetste hij de ontwikkelingen van de nog jonge 'luchtscheepvaart' en wees hij op haar mogelijkheden, vooral voor leger en marine. Rambaldo dacht daarbij in de eerste plaats aan het gebruik van luchtschepen en (kabel)ballons en niet zozeer aan 'zwaarder dan lucht'-vliegmachines. Weliswaar besteedde hij in zijn publicaties ook aandacht aan het vliegtuig van de Amerikaanse gebroeders O. en W. Wright, maar deze vorm van luchtvaart stond op dat moment nog te zeer in de kinderschoenen om in zijn beschouwingen te worden betrokken.
De reacties die Rambaldo op zijn artikelen kreeg, deden hem beseffen dat ook in Nederland de tijd gekomen was om - in navolging van een aantal buurlanden - een luchtvaartvereniging op te richten. Het idee kreeg vastere vorm in een bijeenkomst ten huize van Rambaldo begin september 1907 en werd in belangrijke mate gestimuleerd door de door hem gelegde contacten toen hij later die maand als enige Nederlander het congres van de Commission permanente internationale d'Aéronautique te Brussel bijwoonde. Zijn luchtvaartkennis werd er aanzienlijk door vergroot en hij legde er voor de toekomst belangrijke contacten met verscheidene buitenlandse deskundigen, onder wie de Duitse meteorologen en aerologen R. Assmann, directeur van het Königlich Preußisches Aeronautisches Observatorium 'Lindenberg' bij Beeskow, en K. Wegener, directeur van het Meteorologisches Observatorium te Frankfurt am Main.
Een lezing die Rambaldo begin oktober 1907 hield voor het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam over 'De luchtscheepvaart ten dienste van het wetenschappelijk onderzoek in Nederlandsch-Indië' (gepubliceerd in: Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 25 (1908) 40-52), gaf uiteindelijk de aanzet tot een samenwerkingsverband. Op 19 oktober 1907 vond in Den Haag de constituerende vergadering plaats van de Vereeniging ter Bevordering van de Luchtscheepvaart, spoedig daarna herdoopt in Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart. Zij had een wetenschappelijk, militair, zakelijk en sportief doel en zou zich bezighouden met het vraagstuk van motorballons en vliegtuigen en de opleiding van luchtschippers. Rambaldo werd secretaris van de Vereeniging, eerst van het voorlopig en sinds 25 januari 1908 van het definitief bestuur, dat onder voorzitterschap stond van de kolonel der Genie C.J. Snijders.
Met een hem kenmerkend enthousiasme - Assmann sprak van 'Feuereifer' - hield Rambaldo in het gehele land lezingen en schreef hij verscheidene artikelen over de luchtscheepvaart om leden te winnen voor de jonge vereniging. Tevens slaagde Rambaldo erin om, gebruikmakend van zijn buitenlandse connecties, K. Wegener met een ballon naar Nederland te halen. Op 4 april 1908 ondernam deze vanaf het landgoed 'Zorgvliet' in Den Haag de eerste ballonvaart onder auspiciën van de jonge Nederlandse luchtvaartvereniging, vertegenwoordigd door Snijders en Rambaldo. Hoe ongewoon deze onderneming toentertijd hier te lande was, moge blijken uit de uitdrukkelijke bepaling in de door de gemeente Den Haag verstrekte opstijgvergunning dat de drie meereizende heren geen 'acrobatische toeren aan den trapèze van den ballon zouden mogen verrichten' (L'Honoré Naber, 27).
Van begin april tot begin augustus 1908 liet Rambaldo zich op non-actief stellen om zich op uitnodiging van Assmann op het Observatorium 'Lindenberg' aan de aerologiestudie te wijden. Van zijn verblijf in Duitsland maakte Rambaldo bovendien gebruik om op verschillende plaatsen kennis en contacten op te doen. Zo bezocht hij Friedrichshafen aan het Bodenmeer, waar hij kennismaakte met de luchtvaartpionier F. graaf von Zeppelin en er diens nieuwste luchtschip bezichtigde.
Het secretariaat van de Vereeniging voor Luchtvaart had Rambaldo bij zijn vertrek naar Duitsland neergelegd; wel bleef hij bestuurslid. Steeds meer ging bij hem de overweging meespelen, dat hij ook aan zichzelf moest denken. Wilde hij zich tot 'een all-round-luchtman' (L'Honoré Naber, 32) ontwikkelen met een loopbaan in de luchtvaart, dan had hij er weinig belang bij al zijn kennis en connecties zonder meer aan de Vereeniging ter beschikking te stellen. Ook toonde hij soms weinig begrip voor degenen die met hem van mening verschilden.
In augustus 1908 keerde Rambaldo, met een op 'Lindenberg' verworven getuigschrift voor luchtvaart op zak, uit Duitsland terug om aan het einde van dat jaar aan boord van het pantserschip Hr.Ms. 'De Ruyter' naar West-Indië te vertrekken. Tijdens deze reis verzamelde Rambaldo met behulp van een vlieger gegevens over de hogere luchtlagen. Ook op Curaçao en andere Antilleneilanden, waar hij gedurende de eerste vier maanden van 1909 verbleef, en tijdens de daaropvolgende reis van de 'De Ruyter' vanuit de West via het Suezkanaal naar Nederlands-Indië deed hij dergelijke meteorologische waarnemingen.
In Indië werd Rambaldo in september 1909 gedetacheerd bij het onder het departement der Marine ressorterende Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observatorium in Batavia, waarvoor hij talloze waarnemingen verrichtte. Vanaf zijn aankomst werd Rambaldo de stuwende kracht binnen de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor Luchtvaart, waarvoor hij met zijn lezingen velen enthousiast wist te maken. In 1910 verwierf de vereniging een eigen luchtballon. Rambaldo behoorde tot degenen die daarmee op 26 februari in Batavia de eerste vaart maakten. Tijdens de twee daaropvolgende tochten, op 27 maart en 10 april, trad Rambaldo op als balloncommandant. Later in 1910 werden ook vaarten gemaakt vanuit Soerabaja, waar Rambaldo in oktober van dat jaar bij de torpedodienst werd geplaatst. Hier zag hij C.P. Küller met zijn vliegtuig boven de stad. Aangezien hij te zwaar was, mocht hij niet met hem de lucht in, zodat hij deze manier van vliegen nooit heeft beproefd.
Op 18 juli 1911 zou Rambaldo met zijn familie per mailboot repatriëren, doch hij moest zijn vertrek wegens plaatsgebrek een maand uitstellen. Hij had het voornemen de zeedienst nog dat jaar te verlaten om zich geheel aan de luchtvaart te wijden; samen met enkele vrienden had hij reeds in Indië een consortium voor vliegtechniek opgericht. Het gedwongen uitstel gaf hem de mogelijkheid om samen met een collega marineofficier op 5 augustus nog een ballonvaart te maken van Soerabaja naar Semarang. Deze tocht - zijn dertiende! - werd Rambaldo noodlottig. In de djatibossen bij Blora, in het Rembangse, moest een landing worden gemaakt in de kruin van een boom. Rambaldo klom uit de mand om zich langs een touw te laten zakken, maar stortte halverwege zo'n tien meter naar beneden en was op slag dood.
Alfred Rambaldo wist zich een blijvende plaats te verwerven in de Nederlandse luchtvaartgeschiedenis. Vanaf het moment dat hij met de nog prille luchtvaart in contact kwam, stelde hij zich ten doel deze - zowel uit militaire als wetenschappelijke overwegingen - door actieve beoefening en serieuze bestudering te bevorderen. Hij deed dit met veel energie, doorzettingsvermogen en enthousiasme, waarbij ook persoonlijke eerzucht een belangrijke drijfveer vormde. Rambaldo's voortijdige dood op 31-jarige leeftijd verhinderde dat hij zijn levensdoel kon verwezenlijken.
P: 'Bibliografisch overzicht der geschriften van A.E. Rambaldo', in de onder L genoemde publicatie van L'Honoré Naber, 74-75.
L: Behalve de necrologieën vermeld in de hierna genoemde publicatie van L'Honoré Naber, 76: H. Walaardt Sacré [e.a.], Vijf-en-twintig jaar luchtvaart in Nederland (Amsterdam [1932]) 14-30, 66-68; S.P. l'Honoré Naber, A.E. Rambaldo, luitenant ter zee der tweede klasse, baanbreker voor de luchtvaart in Nederland, in West- en Oost-Indië, 1879-1911. Levensschets ('s-Gravenhage [1933]); L. Honselaar, 'Rambaldo, pionier en profeet', in idem, Vleugels van de vloot. De geschiedenis van de marine-luchtvaartdienst (Rotterdam 1950) 13-21; Harm J. Hazewinkel, 'Boven Goenoeng en Sawah. Het begin van de luchtvaart in Indië', in Luchtvaartkennis. Luchtvaarthistorisch Tijdschrift 43 (1994) 63-64, 105-106, 145-146.
I: Portret in De Luchtvaart. Geïllustreerd tijdschrift voor luchtvaart en aanverwante vakken. Officieel orgaan van de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart (augustus 1911).
H.J. Hazewinkel
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)Laatst gewijzigd op 25-04-2024