Tillema, Hendrik Freerk (1870-1952)

 
English | Nederlands

TILLEMA, Hendrik Freerk (1870-1952)

Tillema, Hendrik Freerk, ondernemer en filantroop (Echten (Fr.) 5-7-1870 - Bloemendaal (N.H.) 26-11-1952). Zoon van Sikke Tillema, hoofdonderwijzer, en Jantje [Arends] Kluitenberg. Gehuwd op 6-12-1901 met Anna Sophia Weehuizen (1878-1962), onderwijzeres. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Tillema, Hendrik FreerkHendrik Tillema groeide op aan de zuidoever van het Tjeukemeer, als zoon van een dorpsonderwijzer. Hij zat eerst bij zijn vader in de klas en bezocht vervolgens de Franse school in Drachten. Daarna kwam hij in huis bij familie in Heerenveen, de plaats waar hij de driejarige HBS doorliep. Toen de overheid vanwege een tekort aan doktoren en apothekers de toelatingseisen tijdelijk verlichtte, kon Hendrik in 1889, een jaar na zijn eindexamen, farmacie gaan studeren aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Twee jaar later liet hij zich overschrijven naar Groningen, waar hij in juli 1894 slaagde voor het apothekersexamen. Enige tijd werkte Hendrik in een apotheek te Bolsward, maar toen lokte de verte, en in 1896 vertrok hij naar Java.

Tillema vestigde zich in Semarang, waar hij in dienst was getreden bij de Samarangsche-Apotheek. In 1899 kon hij deze overnemen, zodat hij zich op nog geen dertigjarige leeftijd enige eigenaar en hoofd van dit bedrijf mocht noemen. De apothekerij omvatte tevens een bescheiden fabriekje voor de aanmaak van mineraalwater. Hij besloot zijn aandacht vooral op deze bottelarij te richten. Tillema maakte er een hypermoderne onderneming van, steeds experimenterend om zijn koolzuurhoudende dranken, waaraan hij de merknaam 'Hygeia' gaf, te verbeteren. Als eerste in Nederlands-Indië liet hij een fabriekshal van gewapend beton bouwen, waar de arbeiders aan een lopende band werkzaamheden verrichtten, en om de afzet van zijn 'gazeuse lemonades' en 'minerale tafelwaters' te vergroten paste hij Amerikaanse productieprocessen en Franse reclamemethoden toe. Het succes bleef niet uit: in 1901 bereikte Tillema reeds een omzet van een half miljoen flessen per jaar. 'Hygeia' bracht hem fortuin: in 1910 werd hij tot lid van de gemeenteraad van Semarang gekozen.

Onder de indruk van de cholera-epidemie van 1910 publiceerde Tillema een jaar later Riooliana , een boekje geïllustreerd met enkele foto's, waarin hij betoogde dat de aanleg van een goede riolering weliswaar duur was, maar onmisbaar voor de bestrijding van infectieziekten. De hierin afgebeelde Javaanse jongen, gehurkt boven een primitieve latrine, sprak in dit opzicht boekdelen. Twee jaar later verscheen een tweede, groter werk over de woonomstandigheden in Semarang: Van wonen en bewonen, van bouwen, huis en erf . Deze 150 bladzijden tellende pioniersstudie werd door hem op eigen kosten gedrukt en toegezonden aan invloedrijke bestuurders en ambtenaren in Indië.

Na al in de zomer van 1911 te hebben bedankt voor de gemeenteraad besloot Tillema dat najaar toch weer mee te doen aan de verkiezingen. 'Weg met de malaria! Daarom stemt op Tillema!', luidde een van zijn verkiezingsleuzen. In oktober 1912 nam hij opnieuw zitting in de gemeenteraad, waarvan hij twee jaar lang lid zou blijven. Tillema - een grote, forsgebouwde man met blauwe ogen en grijsblond haar (Koch, 85) - was ook hier, ondanks al zijn gemeenschapszin, steeds een eenling. Zijn politiek-maatschappelijke opvattingen waren overigens radicaal noch revolutionair. Hij moet ervan overtuigd zijn geweest dat het koloniale bewind, mede door zijn inspanning, van binnenuit zou worden hervormd. 'Een soort van hygiënische Multatuli die tijdgenooten een akte van beschuldiging voor de voeten werpt', is Tillema daarom weleens genoemd. Inderdaad kregen enkele drukbevolkte stadskampongs een waterleiding, met openbare kranen.

Intussen had Tillema het succes van zijn onderneming verder vergroot. In 1914 verkocht hij het bedrijf en repatrieerde hij voor de scholing van zijn kinderen. Volgens de familieoverlevering bezat hij bij aankomst in Nederland een half miljoen gulden. Hiervan zette hij voor elk van zijn drie kinderen een ton weg, van een ton wilde hij gaan rentenieren, en de resterende ? 100.000 zou hij aan propaganda voor betere volksgezondheidszorg in Indië besteden. Tillema vestigde zich eerst in Paterswolde, later in Groningen. Hier werkte hij op verzoek van het in 1915 te houden Internationale Woningcongres aan een rapport over de situatie in de Oost. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging de conferentie niet door, maar dit verhinderde Tillema niet verder te werken aan zijn documentatie. Het resultaat van zijn inspanningen verscheen tussen 1915 en 1923 als een groot formaat zesdelig werk met als titel Kromoblanda , wat (het samengaan van) bruin en blank betekent. Het bevat veel statistisch materiaal en is geïllustreerd met honderden ingekleefde zwart-wit foto's. Tillema liet de zes delen - in zeven banden, ruim 2100 grote bladzijden - opnieuw op eigen kosten drukken en gratis toezenden aan leden van de uitvoerende en wetgevende macht en aan andere betrokkenen zowel in Nederland als in Nederlands-Indië. Het heeft hem tienduizenden guldens gekost: 'geld in Indië verdiend en op deze manier weer besteed voor dat land en de daar wonende mensen' (Keuning, 475).

Begin 1923 verhuisde Tillema met zijn gezin van Groningen naar de duinen bij Bloemendaal, waar men de bescheiden villa 'Semarang' betrok. Nadat Kromoblanda was voltooid, keerde hij in 1924/1925 naar Indië terug en bereisde hij de gehele archipel, van Sumatra tot Nieuw-Guinea. Hij publiceerde hierover in 1926 - nogmaals op eigen kosten - een reisverslag, Zonder Tropen - Geen Europa! , met ruim driehonderd zelfgemaakte foto's. Tillema wilde met dit boek aanschouwelijk maken dat de westerse mens voor zijn comfort en luxe in belangrijke mate afhankelijk was van arbeiders en grondstoffen uit de tropen. Indien men dit in Europa maar wilde beseffen, zo meende hij, zou een ingeboren rechtvaardigheidsgevoel er wel voor zorgen dat een deel van die welvaart werd doorgegeven aan de bewoners van de tropen.

Tillema was de enige in Nederland - en waarschijnlijk ook daarbuiten - die zijn kritische kijk op de koloniale wereld heeft vastgelegd in een omvangrijk fotoarchief. Zijn fortuin stelde hem in staat op ruime schaal gebruik te maken van het vrij nieuwe en kostbare medium van de fotografie. Inhoudelijk heeft hij, vanuit zijn onafhankelijke positie, het aantal thema's in de Indische fotografie aanzienlijk uitgebreid. De gangbare romantisch-esthetische kijk op de koloniale tijd als 'tempo doeloe' werd door Tillema welbewust aangevuld met documentaire foto's van de 'orang ketjil' (: de gewone man). Daarbij maakte hij graag gebruik van beeldcontrasten: naast de afbeeldingen van statige koloniale huizen, plaatste hij bijvoorbeeld reeksen armoedige inheemse hutten.

Zonder Tropen - Geen Europa! was Tillema's laatste grote publicatie, waarmee hij de onverschilligheid in Nederland voor de sociale misstanden in Indië trachtte te doorbreken. Hierna ging hij zich meer richten op algemene voorlichting over de archipel en zijn bevolking. In 1927/1928 maakte Tillema een tweede grote reis in Indië, waarbij hij in het zuidoosten van Borneo de Baritorivier opvoer. Over deze tocht deed hij verslag in verschillende tijdschriftartikelen en in een film, Langs Borneo's breede stromen . Drie jaar later, in 1931/1932, maakte Tillema - die inmiddels de zestig was gepasseerd - zijn derde Indische reis. Ditmaal trok hij door Centraal-Borneo, als filmer en etnograaf van de Dajaks. De reis vormde het hoogtepunt in zijn rijke leven. Van alle plaatsen die hij had bezocht, waren de binnenlanden van Borneo het minst beïnvloed door de westerlingen. Al kon hij de Dajaks niet voor de toekomst behoeden, hij wilde ervoor zorgen dat hun verleden op film en foto behouden werd. Na de eigenhandige montage vond in 1933 de eerste vertoning plaats van Naar Apo-Kajan , de 68 minuten durende film zonder geluid die Tillema van zijn tweede Borneoreis had gemaakt. Na bijna een jaar rust begon hij met zijn oude zelfvertrouwen de reis te beschrijven. Het resultaat verscheen in 1938: Apo-Kajan. Een filmreis naar en door Centraal-Borneo , een boek geïllustreerd met 336 foto's.

Ook anderszins bleef Tillema kennis over Nederlands-Indië voor een algemeen publiek verspreiden. Bij ruim tweehonderd afbeeldingen uit zijn omvangrijke fotoarchief schreef hij tussen 1937 en 1941 zogeheten 'praatjes bij plaatjes', waarvan hij de kopij en de drukcliché's gratis ter beschikking stelde van uitgevers. Op het hoogtepunt verscheen zijn wekelijkse rubriek 'Ons Indisch hoekje' in 46 provinciale kranten en blaadjes. Tillema's bijdragen werden vanaf 1939 onder de titel Ons Indisch boekje gebundeld. In 1941, na het verschijnen van het derde deeltje, kwam hieraan een einde, toen de Duitse bezetter verwijzingen naar het toen nog vrije Nederlands-Indië onderdrukte.

In 1938 legateerde Tillema zijn bibliotheek en archief - waaronder 5000 zelfgemaakte foto's met negatief en 6000 foto's van anderen zonder negatief - aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Op 9 november 1940 ontving hij wat hij zelf zag als zijn lauwerkrans: een eredoctoraat in de geneeskunde van de Rijksuniversiteit te Groningen 'voor zijn inzet voor betere hygiënische woonomstandigheden in Nederlandsch Oost-Indië'.

Begin 1943 werden de bewoners van de huizen in de Bloemendaalse duinen door de Duitsers gedwongen te evacueren. Tot 1945 woonde het echtpaar daarom in bij een zoon, een oogarts in Eindhoven. Na de bevrijding van Noord-Nederland keerden Tillema en zijn vrouw naar hun Bloemendaalse villa terug. Daar overleed hij ruim zeven jaar later tijdens zijn gebruikelijke middagslaapje.

A: Archief-H.F. Tillema in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Hierin bevinden zich o.a. typoscripten van Tillema's autobiografische aantekeningen.

P: Een overzicht van Tillema's boeken, brochures en films in de onder L genoemde publicatie van Vanvugt, 164. Een overzicht van Tillema's artikelen over de Dajaks op Borneo in de onder L genoemde publicatie van King, 24-26.

L: [Johan Koning,] 'H.F. Tillema', in De Hollandsche Revue 26 (1921) 873-886; Noto Soeroto, 'H.F. Tillema', in Nederlandsch-Indië. Oud&Nieuw 6 (1921/1922) 354-358; J. Koning, 'H.F. Tillema en het bevolkingsvraagstuk in Indonesië', in 'Indië'. Geïllustreerd tijdschrift voor Nederland en koloniën 8 (1924/1925) 40-45; H.G. Cannegieter, 'H.F. Tillema', in Morks-Magazijn 29 (1927) I, 281-288; 'H.F. Tillema. De propagandist voor onzen plicht tot belangstelling in Indische zaken', in Eigen Haard 62 (1936) 546-549; J. Keuning, 'Dr. H.F. Tillema, zijn streven en werk', in Indonesië 6 (1952/1953) 472-477; D.M.G. Koch, 'Dr. H.F. Tillema', in idem, Batig slot. Figuren uit het oude Indië (Amsterdam 1960) 80-86; 'Editor's introduction', in H.F. Tillema. A journey among the peoples of Central Borneo in word and picture . Onder red. van Victor T. King [Engelse vert. van Apo-Kajan. Een filmreis naar en door Centraal-Borneo ] (Oxford [etc.] 1989) 1-23; Ewald Vanvugt, Een propagandist van het zuiverste water. H.F. Tillema (1870-1952) en de fotografie van tempo doeloe (Amsterdam 1993).

I: H.F. Tillema. A journey among the peoples of Central Borneo in word and picture . Onder red. van Victor T. King (Oxford [etc.] 1989) 10 [Tillema in 1930].

E. Vanvugt


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013