Bodegraven, Johannes Gerrit (1914-1993)

 
English | Nederlands

BODEGRAVEN, Johannes Gerrit (1914-1993)

Bodegraven, Johannes Gerrit, omroepmedewerker (Tiel 3-7-1914 - Hilversum 8-3-1993). Zoon van Cornelis Bodegraven, adjunct-commies bij de directe belastingen, en Cornelia Rombout. Gehuwd op 23-4-1940 met Johanna Alida Wilhemina IJperlaan (1915-2000). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Bodegraven, Johannes Gerrit

Johan Bodegraven groeide samen met een oudere en een jongere zuster op in een gereformeerd, burgerlijk gezin. Aangezien zijn vader, als belastingambtenaar, enige malen werd overgeplaatst, verhuisde de familie Bodegraven van Tiel via Dordrecht (1916) naar Utrecht (1923). In de laatstgenoemde plaats bezocht Johan de lagere school in de Vogelbuurt. Na de HBS had de achttienjarige graag een opleiding aan de Tooneelschool in Amsterdam gevolgd, maar zijn ouders stonden dat niet toe, omdat toneelspelen in hun streng calvinistisch milieu als 'zondig' werd beschouwd. 'Ach, ik paste me aan', zei Bodegraven hierover later. 'Ik ging ook maar bij de belastingen - pensioen verzekerd - en daar heb ik tot mijn 32ste gezeten' (Van Reeuwijk).

Het werk bij de belastingdienst in Utrecht beviel Bodegraven uitstekend. Bovendien hield hij genoeg energie over om zich 's avonds uit te leven in allerlei ontspanningsverenigingen. Zo was hij lid van de Vereeniging van Personeel in 's Rijksdienst en van de Rederijkerskamer 'Molière'. Verder stak hij veel van zijn vrije tijd in de padvinderij, meer in het bijzonder bij de zeeverkenners.

Ook na de bevrijding bleef Bodegraven actief in de leiding van de Utrechtse padvinderij. In 1946 praatte hij, verkleed als nar, op humoristische wijze de verschillende programmaonderdelen van een verkennersrevue in de Utrechtse Stadsschouwburg aan elkaar. In de zaal zat Gerard Hoek, programmaleider van de NCRV, en deze nodigde hem uit mee te werken aan het avondvullende amusementsprogramma Studio Steravond, dat de protestants- christelijke omroep iedere donderdag op de radio verzorgde. Bodegraven mocht hierin vanaf 2 oktober 1947 'Spraakwaterval' presenteren, een spelletje waarbij het erom ging over een willekeurig onderwerp twee minuten lang onafgebroken het woord te voeren. Voor Bodegraven - inmiddels getrouwd en vader - betekende het royale honorarium van 25 gulden per uitzending een mooie bijverdienste.

Weldra kwam de programmaleiding tot het inzicht dat Bodegraven door zijn vlotte optreden en aanstekelijke enthousiasme, zijn aangename stem en heldere articulatie een geschikte presentator van amusementsprogramma's zou zijn. In de zomer van 1948 kwam hij daarom in vaste dienst. Zijn baan bij de belastingdienst zegde hij toen op. Tot zijn pensionering zou Bodegraven de NCRV trouw blijven, met dien verstande dat hij - als nevenactiviteit - van 1953 tot 1957 voor de Wereldomroep ook het liedjesprogramma Kun je nog zingen, zing dan mee zou presenteren.

Gedurende zijn eerste jaren bij de NCRV verrichtte Bodegraven - eind 1952 van Utrecht verhuisd naar de Hilversumse Sterrelaan, op een steenworp afstand van de studio - alle voorkomende werkzaamheden: hij werkte mee aan velerlei radioprogramma's en was bovendien reserve-omroeper. Met zijn beschaafde humor en gepaste vrolijkheid verwierf Bodegraven zich grote populariteit onder de protestants-christelijke luisteraars. Een bekend programma uit zijn begintijd was de Radio-Vossenjacht, die in de zomermaanden van 1953, 1956 en 1957 wekelijks in een andere plaats in Nederland werd gehouden. Met behulp van via de radio verstrekte aanwijzingen konden de luisteraars de 'blauwe vos' en de 'zilvervos' opsporen. Wie het eerst een vos 'gevangen' had, was de winnaar. Nog bekender werd Bodegraven met het spelletje 'Mastklimmen', dat van 4 december 1952 tot 5 juni 1957, tijdens het winterseizoen, deel uitmaakte van de Studio Steravond. Hoe meer vragen een deelnemer aan deze quiz goed beantwoordde, hoe hoger hij of zij opklom in een in de studio geplaatste mast en hoe groter de daarbij behorende beloning. Bovenin hing als hoofdprijs een gerookte ham. Wie het juiste antwoord gaf op de laatste en belangrijkste vraag - 'de hamvraag' - , kon de prijs uit de mast pakken. De term 'de hamvraag' kreeg zo'n bekendheid dat hij tot een vast begrip is geworden in de Nederlandse taal.

De grootste bekendheid verwierf Bodegraven met zijn geldinzamelacties voor goede doelen. Zijn eerste actie kwam spontaan tot stand. In 1950/1951 leidde hij het spelletje Haak-in, waarbij de deelnemers een woordketen moesten vormen door een nieuw woord steeds te laten beginnen met de eindlettergreep van het daaraan voorafgaande woord. Bodegraven kwam toen op de gedachte de luisteraars thuis te laten meedoen. Zij moesten hun oplossing op een briefkaart schrijven en deze beplakken met een extra postzegel van 25 cent voor het goede doel, namelijk de kankerbestrijding. Door Bodegravens wervende praatjes kwam er veel geld binnen. In plaats van de beoogde 80.000 gulden kon bij de afsluiting van de actie, op 24 mei 1951 in het Amsterdamse Concertgebouw, maar liefst 2.680.000 gulden aan het Koningin Wilhelmina Fonds worden overhandigd. Ook daarna kwamen nog giften binnen, waardoor de slotopbrengst uiteindelijk meer dan drie miljoen gulden bedroeg.

Aangemoedigd door dit overweldigende succes hield de NCRV tot 1961 vrijwel ieder jaar een geldinzameling voor een goed doel. De bekendste acties, waarbij Bodegraven als presentator de hoofdrol speelde, waren Goed zo voor zowel gehandicapte kinderen als voor Hongaren die na de Russische inval hun land waren ontvlucht (1956/1957), ' Zij Zoekt Zich Zelve Niet' voor de bouw van een nieuw Diaconessenhuis in Paramaribo (1959/1960) en Doe wat terug voor het Leger des Heils (1961). De meeste acties - die doorgaans een winterseizoen duurden - hadden veel succes. Verder was Bodegraven een van de stuwende krachten achter de grote actie Beurzen open, dijken dicht, die door de gezamenlijke omroepen werd georganiseerd na de watersnoodramp die op 1 februari 1953 de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden had getroffen. Samen met zijn omroepcollega's slaagde hij erin zes miljoen gulden in te zamelen voor de slachtoffers. Met al deze radioacties heeft Bodegraven - spoedig bekend als 'de aartsbedelaar' - in totaal ruim 15 miljoen gulden bijeengebracht.

Intussen was de NCRV na de bevrijding heel voorzichtig - om de gevoelens van de orthodox-christelijke luisteraars te ontzien - begonnen ook cabaretprogramma's en hoorspelen uit te zenden. Bodegraven, die zelf over enig acteertalent beschikte, sloot zich met enthousiasme bij de hoorspelkern aan. In 1955 werd hij door zijn werkgever vrijgemaakt om een opleiding als regisseur te volgen aan de Amsterdamse Toneelschool, waarmee zijn jeugdwens alsnog in vervulling ging. Bodegraven volgde daar hoofdzakelijk theoretische vakken, als de geschiedenis van het toneel, poëzie, de structuur van het drama en de psychologie van het toneel. Hierna is hij, naast zijn presentatiewerk, zes jaar hoorspelregisseur geweest.

In november 1962 bezocht Bodegraven Suriname om in Paramaribo aanwezig te zijn bij de opening van het Diaconessenhuis, waarvoor hij eerder geld had ingezameld. De straat waaraan dit ziekenhuis was gelegen, kreeg de naam Johan Bodegravenlaan. Op de terugreis kreeg hij in het vliegtuig een bijna- hartaanval. Na aankomst werd hij opgenomen in een Hilversums ziekenhuis en bleek hij zwaar overwerkt: 'Mijn kaars brandde toen aan twee kanten', zei hij later (De Beer). Een half jaar later kon hij weer aan het werk, maar moest hij het rustiger aan doen. De NCRV-leiding benoemde hem daarom in 1963 tot hoofd van de afdeling Gevarieerde Programma's Radio. In deze functie rekende hij onder meer de opleiding en begeleiding van jonge omroepmedewerkers tot zijn taak. Deze managersbaan belette hem overigens niet om af en toe zelf als presentator achter de microfoon plaats te nemen.

Hoewel niet zonder ijdelheid was Bodegraven wars van sterallures. Hij bleef een radioman in hart en nieren. Het nieuwe medium, de televisie, kon hem niet bekoren: het strakke draaiboek en de opdringerige camera's benauwden hem. In 1957 presenteerde hij de tv-quiz Plus of min, die als een mislukking werd beschouwd. Sindsdien was hij alleen nog incidenteel op het scherm te zien, meestal als jurylid bij spelletjesprogramma's. Zijn spectaculairste tv-optreden had plaats op 28 november 1974. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de NCRV en het 25-jarig bestaan van het Koningin Wilhelmina Fonds leidde hij toen de actie Geven voor Leven ten bate van de kankerbestrijding. Hiertoe was hij extra gemotiveerd, omdat zijn jongste zoon, Peter, op 24-jarige leeftijd aan deze ziekte was overleden. Met zijn vlotte en indringende presentatie lukte het hem in enkele dagen 68 miljoen gulden in te zamelen.

In de herfst van 1977 kreeg Bodegraven opnieuw ernstige hartklachten, waardoor hij gedwongen werd een groot deel van zijn werkzaamheden op te geven. Op 1 oktober 1979 ging hij met pensioen, hoewel hij daarna nog een aandeel had in de lustrumviering van de NCRV, die in datzelfde jaar plaatsvond. Na zijn afscheid liet Bodegraven nog maar weinig van zich horen. Een plan om zijn memoires te schrijven bleef onuitgevoerd. Hij vulde zijn tijd grotendeels met het lezen van boeken - bij voorkeur historische romans en biografieën - en kranten. Af en toe gaf hij nog wel eens een interview, waarbij hij terugblikkend erkende dat zijn radioprogramma's naar hedendaagse maatstaven wel wat 'oubollig' waren. Desondanks keek Bodegraven met voldoening terug op zijn vroegere omroeploopbaan, toen er nog weinig concurrentie en weinig kritiek bestond en er voldoende geld voor radioprogramma's beschikbaar was. Gedurende de drie decennia dat Bodegraven voor de NCRV werkte, leerden zijn collega's hem waarderen om zijn gedrevenheid, vakmanschap en gevoel voor humor, hoewel hij bij meningsverschillen ook gevreesd werd om zijn kortstondige woede-uitbarstingen, waarvan hij overigens zelf onmiddellijk spijt had. Johan Bodegraven overleed op 78-jarige leeftijd, aan de gevolgen van kanker.

A: Persdocumentatie betreffende Johan Bodegraven in de afdeling Bibliotheek en Documentatie van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum.

P: Johan Bodegraven [e.a.], Mastklimmen [Quizvragenboekje] (Baarn [1956]).

L: Behalve necrologieën door o.a. Jan van Stipriaan Luïscius, in De Gooi- en Eemlander, 8-3-1993; door Henk Langerak, in Algemeen Dagblad, 9-3- 1993 en door Fred Lammers, in Trouw, 9-3-1993: interview door Dick van Reeuwijk, in Algemeen Dagblad, 4-11-1971; interview door Gertom de Beer, in NCRV-gids, 9-11-1974; H. Algra [e.a.], Vrij en gebonden. 50 jaar NCRV. (Baarn 1974); interview door Henk Ates, in De Gooi- en Eemlander, 27-9-1979; interview door Bert Pol, ibidem, 23-1-1988; Harry Vossen, 'Johan Bodegraven over het NCRV-amusement', in GBG-Nieuws [Geschiedenis, Beeld, Geluid] 21 (zomer 1992) 26-30.

I: Johan Bodegraven [e.a.], Mastklimmen (Baarn [1956]) binnenflap van de voorkaft.

A.W.J. de Jonge


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013