Boerma, Addeke Hendrik (1912-1992)

 
English | Nederlands

BOERMA, Addeke Hendrik (1912-1992)

Boerma, Addeke Hendrik, departementaal en internationaal ambtenaar (Annerveenschekanaal 3-4-1912 - Wenen (Oostenrijk) 8-5-1992). Zoon van Harm Boerma, landbouwer, en Janke Wilkens. Gehuwd op 1-8-1935 met Maretta Gerardina Hendrica Postuma (1911-2002). Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren. Na echtscheiding gehuwd met Dinah Johnston. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren.

afbeelding van Boerma, Addeke Hendrik

Addeke ('Addie') Boerma groeide op in de Veenkoloniën, op de grens van Groningen en Drenthe, waar zijn vader een middelgroot boerenbedrijf had. Daarbuiten was vader Boerma enige tijd politiek actief als lid van de Provinciale Staten namens de vrijzinnige kiesverenigingen in het district Assen. Al vroeg werd Addeke geconfronteerd met armoede, een fenomeen dat een belangrijk deel van zijn ambtelijke loopbaan zou beheersen.

Na het voltooien van de plaatselijke lagere school volgde Boerma in het naburige Veendam de vijfjarige HBS. In 1929 verliet hij zijn geboortestreek om aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen tuinbouw en landbouweconomie te studeren. Op 2 oktober 1934 studeerde hij af als landbouwingenieur op twee scripties met als titels 'De zoetemostbereiding van zacht fruit' en 'Intensiveering en rationaliseering in de Nederlandsche fruitteelt'.

Twee jaar eerder was Boerma opgeroepen voor het vervullen van zijn militaire dienstplicht. Hij volgde de officiersopleiding en werd na zijn afstuderen in Wageningen overgeplaatst naar het achtste Regiment Infanterie. Eind 1934 solliciteerde hij naar de functie van adjunct-secretaris van de Overijsselsche Landbouw Maatschappij. In deze functie was hij de rechterhand van S.L. Louwes, die als secretaris in toenemende mate in beslag werd genomen door de uitvoering van het landbouwcrisisbeleid. Ook Boerma's werk stond volledig in het teken van de moeilijkheden in de land- en tuinbouw. Hij reisde Overijssel rond om in de dorpen en gehuchten lezingen en voorlichtingsbijeenkomsten te verzorgen. Verder was hij belast met het landbouwonderwijs en met de landbouwcoöperaties in de provincie.

Op 1 juli 1938 haalde Louwes, die sinds 1936 als regeringscommissaris voor akkerbouw en veehouderij leiding gaf aan het landbouwcrisisbeleid, Boerma naar Den Haag om in dienst van het Rijksbureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd mee te werken aan de voorbereiding van de voedselvoorziening in het geval Nederland ten gevolge van oorlog in een geïsoleerde positie zou komen te verkeren. Hij werd belast met de leiding van de afdeling Veevoederdistributie en de afdeling Provinciale Voedselcommissarissen.

Tijdens de Duitse bezetting vervulde Boerma van maart 1941 tot oktober 1944 verscheidene functies op het gebied van de voedselvoorziening, zoals die van directeur van de Nederlandsche Akkerbouwcentrale en de Nederlandsche Inkoopcentrale van Akkerbouwproducten, directeur van het Hoofdbedrijfsschap voor Akkerbouwproducten, directeur van het Bedrijfschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten en directeur van het Bedrijfschap voor Zaaizaad en Pootgoed.

In oktober 1944 werd Boerma door Louwes - met medeweten van de Duitsers - naar het bevrijde zuiden gezonden om daar de voedselvoorziening weer op gang te brengen en het zenden van hulpgoederen voor te bereiden. Dat hij de geallieerden ook moest inlichten over de situatie in het nog bezette Nederland, werd de Duitsers natuurlijk niet verteld. In het bevrijde zuiden werd Boerma algemeen commissaris voor de voedselvoorziening.

Na de oorlog zette Boerma zijn eerste schreden op internationaal terrein. In januari 1946 werd hij benoemd tot regeringscommissaris voor Buitenlandse Agrarische Aangelegenheden. In deze functie was Boerma nauw betrokken bij verscheidene initiatieven op het gebied van internationale samenwerking. Zo vertegenwoordigde hij Nederland bij de jaarlijkse conferenties van de Food and Agriculture Organisation (FAO) van de Verenigde Naties en bij andere internationale conferenties op landbouwgebied. Als regeringscommissaris trad Boerma verder op als rapporteur van de Europese groep die in Parijs de voorbereiding van het Marshallplan ter hand nam. Bovendien nam hij als lid van de Nederlandse delegatie deel aan de besprekingen in Washington over de uitvoering van het plan.

Op 1 juli 1947 werd Boerma directeur van het Europees bureau van de FAO in Rome, als opvolger van Louwes, die om gezondheidsredenen terugkeerde naar Nederland. Met deze benoeming begon een fase in zijn loopbaan waarin hij meer dagen en nachten in hotelkamers doorbracht dan in zijn eigen huis. Boerma moest met de Italiaanse regeringen onderhandelen over het overbrengen van het hoofdkwartier van de FAO van Washington naar Rome. Na het voltooien van deze opdracht werd hij in 1951 benoemd tot directeur van de Economische Afdeling van de FAO.

In 1958 werd Boerma hoofd van de Programma- en Begrotingsdienst van de organisatie en in 1960 assistent-directeur-generaal. De laatstgenoemde functie stelde hem in de gelegenheid om zijn grote ideaal, het opzetten van een wereldvoedselprogramma, te verwezenlijken. Van het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties, waarmee in 1962 een begin werd gemaakt, werd Boerma de eerste uitvoerend directeur. In zijn ogen was de 929 miljoen gulden waarmee het programma in 1963 van start was gegaan weliswaar te klein, maar hij gaf niets cadeau: 'We zijn geen liefdadigheidsinstelling. Sterker nog, er moet iets overblijven' ( De Telegraaf, 5-10-1966).

Boerma's inspanningen voor het bestrijden van de armoede en honger in de wereld - waarvoor hij in de loop der jaren in totaal 86 landen zou bezoeken - verhinderden hem niet een aangenaam leven te leiden in zijn Romeinse villa. In zijn boomgaard bracht hij zijn theoretische kennis van de fruitteelt in praktijk. Verder speelde hij in zijn vrije tijd piano voor zijn (tweede) Noord-Ierse vrouw Dinah - een voormalige assistente op het FAO-hoofdkwartier - en zijn dochters. Boerma hield van goed eten en drinken, wat zich uitte in een duidelijk welvarend uiterlijk.

Toen in 1967 de post van directeur-generaal van de FAO vrijkwam, schoof het kabinet-De Jong Boerma naar voren als zijn kandidaat. Tijdens de stemmingen op de Algemene Vergadering van de FAO op 20 november 1967 moest hij het opnemen tegen drie tegenkandidaten, onder wie de zittende directeur-generaal de Indiër B.R. Sen. Uiteindelijk werd hij na vier stemrondes gekozen. De reorganisatie die hij in gang wilde zetten moest de FAO in staat stellen beter de volkeren in de wereld te helpen hun levensstandaard te verhogen, in het bijzonder op het gebied van de voedselvoorziening en de landbouw. De medewerkers van de Wereldvoedselorganisatie moesten achter hun bureaus vandaan komen en het veld in gaan. In zijn eerste jaren als directeur-generaal was Boerma nog vol goede moed dat het hem zou lukken de honger in de wereld uit te bannen. Tijdens zijn vele reizen zag hij dat er toekomst was voor hen die voorheen in doffe ellende leefden. 'Goed, ik weet wel, dat zijn kruimeltjes vergeleken bij het hele probleem van armoe in de wereld, maar kruimeltjes kunnen kruimels worden, en kruimels brokken' ( Avro-bode/Televizier, 11-12-1971). In zijn beleid had hij inmiddels de aandacht verlegd van honger naar armoe: meer productie van granen, van proteïnerijke consumptiegoederen, verbetering van de sociale positie van bedreigde groepen in arme landen, coöperaties, kredieten, bescherming van het geoogste product tegen bederf, behoud van de grond en milieubeheer.

In 1975, zijn laatste jaar als directeur-generaal van de FAO, zag Boerma zich genoodzaakt het optimisme te temperen. In november 1974 had de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, voorgesteld binnen tien jaar de honger in de wereld uit te bannen. In een rede tot de Wereldvoedselraad van juni 1975 verklaarde Boerma dat deze doelstelling niet reëel was. Zijn woorden sloegen in als een bom, maar sloten wel aan bij wat velen die rechtstreeks betrokken waren bij het lot van de miljoenen hongerigen allang privé hadden gezegd. In zijn laatste toespraken als directeur-generaal beklemtoonde hij dat veel afhing van de politieke wil om het probleem werkelijk aan te pakken.

Op 1 januari 1976 ging 'Wereldvoedseluitdeler Nummer 1' officieel met pensioen. In zijn afscheidsinterviews gaf Boerma te kennen weliswaar vakantie te willen nemen, maar zeker geen kanaries te willen gaan kweken ( De Limburger, 14-11-1975). Na zijn pensioen bekleedde hij verschillende functies. Zo was hij lid van een commissie van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken die adviseerde over de integratie van de Buitenlandse Dienst en was hij speciaal adviseur van het ministerie van Landbouw en Visserij. Zijn laatste jaren bracht Boerma, samen met zijn vrouw, door in Wenen. Daar stierf hij in 1992 op tachtigjarige leeftijd aan een hartaanval. Het feit dat de Nederlandse kranten zwegen over het verscheiden van één van de weinige landgenoten die een internationale topfunctie hebben bekleed, bewijst dat Boerma Nederland was ontgroeid.

Addeke Hendrik Boerma was een ambtenaar die een zakelijke instelling combineerde met het ideaal Nederland, en later de wereld, van voldoende voedsel te voorzien. Zijn engagement om de honger in de wereld uit te bannen vormde voor hem geen beletsel te genieten van de geneugten des levens. Hij kon, als het nodig was, hard zijn, maar stond ook bekend als goedlachs, open, praatgraag en humoristisch.

A: Archief-A.H. Boerma in het Nationaal Archief te 's-Gravenhage.

P: Report on the World Food Program by the executive director (Rome 1965); Het wereldvoedselvraagstuk en de fundamentele rol welke de landbouw speelt in het internationale streven naar een meer evenredige verdeling van de welvaart in de wereld (Wageningen 1970); 'The 30 years' war against world hunger', in Proceedings of the Nutrition Society 34 (1975) 145-157; Political will and the world food problem (Rome 1975); samen met Colin Mackenzie, A Right to food. A selection from speeches. (Rome 1976).

L: Interview, in De Telegraaf, 5-10-1966; 'Dr. Addeke Boerma, zeldzame carrière', in Het Binnenhof, 21-11-1967; 'Addeke Boerma directeur UNO-voedselorganisatie', in de Volkskrant, 21-11-1967; 'Dr. Boerma wil "frisse wind" door FAO laten waaien', in Nieuwe Rotterdamse Courant, 22-11-1967; N.H. Blink, 'Bij de benoeming van ir. A.H. Boerma tot directeur-generaal van FAO. Herinneringen aan bezetting en bevrijding', in Fries Landbouwblad, 22-12- 1967; interview door Jan Simmers, in Bijeen. Maandblad over internationale samenwerking op het terrein van missionering, zending en ontwikkelingswerk, mei 1970; interview door Gui Fortgens, in AVRO-Bode/Televizier, 11-12-1971; interview in NRC Handelsblad, 26-6-1975; interview door Frans Wijnands, in De Limburger, 14-11-1975; H.G. de Wiljes, Het pad der genen (Wageningen 1984); G.M.T. Trienekens, Tussen ons volk en de honger. De voedselvoorziening, 1940-1945 (Soest 1985); W.H. Vermeulen, Europees landbouwbeleid in de maak. Mansholts eerste plannen, 1945-1953 (Groningen 1989).

I: Foto: Food and Agriculture Organisation of the United Nations.

M.G.M. Smits


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013