Cleber, Jozef (1916-1999)

 
English | Nederlands

CLEBER, Jozef (1916-1999)

Cleber, Jozef, componist, dirigent en omroepmedewerker (Maastricht 2-6-1916 - Hilversum 21-5-1999). Zoon van Gerardus Josephus Cleber, organist en koordirigent, en Anna Maria Bastian. Gehuwd op 8-2-1939 met Elisa Magdelijns (1917-2007). Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren. Na echtscheiding (25-9-1951) gehuwd op 12-12-1951 met Johanna Dirkje de Bruijn (1923 - Hilversum 14-6-2015), cabaretière. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

afbeelding van Cleber, Jozef

Jos Cleber - spreek uit als 'Klebèr' - was de jongste in een acht kinderen tellend rooms-katholiek gezin. Al op zeer jeugdige leeftijd bleek zijn buitengewone muzikale aanleg en kreeg hij muziekonderricht van zijn vader, die organist en koordirigent was van de Sint-Servaeskerk in Maastricht. Na de middelbare school ging Jos aan het Muzieklyceum in die stad viool en piano studeren. Tijdens zijn studie kreeg hij ook belangstelling voor jazz. Het was vooral zijn fascinatie voor de muziek van de Amerikaanse pianist en orkestleider Duke Ellington die hem deed besluiten om aan het conservatorium van Luik saxofoon en klarinet te studeren. Daar vond men echter dat hij 'typische trombone-lippen' had, waardoor hij voor dit instrument koos.

Nog tijdens zijn muziekstudie kocht Cleber, vijftien jaar oud, zich in als altviolist in het Maastrichtsch Stedelijk Orkest. Als dienstplichtige was hij gelegerd in Den Haag, maar hij mocht de dienst al na korte tijd verlaten toen hij een engagement kreeg bij het orkest van Paul Godwin. Toen hij met dit gezelschap omstreeks 1936 in Zwitserland op tournee was, wist hij een aanstelling te krijgen bij het Tonhalle Orchester Zürich. De dreiging van de Tweede Wereldoorlog deed hem in 1939 terugkeren naar Nederland. Hier kon hij als trombonist en violist aan de slag in het orkest van het 'Tuschinski-Theater', dat onder leiding stond van Max Tak. Via deze musicus en componist, die tevens medewerker was van de AVRO, kwam hij in mei 1940 als trombonist bij het AVRO-Amusementsorkest onder leiding van Elzard Kuhlman. Dit gezelschap zou een jaar later worden opgeheven en opgaan in het Groot Amusementsorkest van de door de Duitse bezetter gelijkgeschakelde Nederlandsche Omroep. In 1942 kreeg Cleber een aanstelling als trombonist bij het Concertgebouw-Orkest, waarvoor hij zich moest aanmelden als lid van de Kultuurkamer. Tijdens de bezettingsjaren studeerde hij ook nog directie, harmonie en contrapunt bij de componist Kees van Baaren in Amsterdam.

Een toevallige ontmoeting met orkestleider Theo Uden Masman op het station van Hilversum leidde ertoe dat Cleber in mei 1945 als trombonist bij diens befaamde dansorkest 'De Ramblers' kwam. Echter niet voor lang, want inmiddels had hij van dirigent Dolf van der Linden het verzoek gekregen als trombonist en arrangeur mee te werken aan een nieuw te vormen radio-orkest, het 'Metropole Orkest'. Vanaf de oprichting in november 1945 tot mei 1948 zou Cleber aan dit orkest verbonden blijven. In diezelfde periode leidde hij ook nog een eigen twaalfkoppig ensemble 'Selecta'. Verder was hij trombonist in enkele door Dolf van der Linden geleide studioformaties, zoals het 'Decca Swing Combo'.

In juni 1948 vertrok Cleber naar Nederlands-Indië. Zijn vrouw en dochtertje Yvonne volgden later, nadat er huisvesting was geregeld. In Indië stelde hij op verzoek van Radio Batavia een groot amusementsorkest samen. Dit werd het 'Cosmopolitain Orkest', bestaande uit veertig musici van een tiental verschillende nationaliteiten.

Na de soevereiniteitsoverdracht, eind december 1949, kreeg hij van de Nederlandse regering opdracht het Indonesische volkslied 'Indonesia Raya' te orkestreren voor symfonieorkest. Van deze uit 1924 daterende compositie van Wage Rudolf Soepratman bestond slechts een eenvoudige pianopartij. De orkestratie was een geschenk van Nederland aan de jonge republiek Indonesië. Cleber beschouwde dit later als de opdracht die hem de meeste voldoening had geschonken. Het Indonesische volkslied wordt nog altijd in zijn toonzetting gespeeld.

Nadat zijn vrouw en dochter al eind 1949 naar Nederland waren teruggekeerd, verliet Cleber Indonesië twee jaar later als gevolg van de verslechterende politieke situatie in dit land. In 1951 vond de echtscheiding plaats en trouwde hij met Joke de Bruijn, die hij bij Radio Batavia had leren kennen. Cleber trad in dienst bij de AVRO, waar hij - samen met Gerard van Krevelen - het AVRO-Theaterorkest dirigeerde. Daarnaast kreeg hij van directeur Willem Vogt de opdracht een nieuw allround amusementsorkest samen te stellen. Eind april 1952 werd het nieuwe orkest, 'De Zaaiers' - genoemd naar het grote wandplastiek boven de ingang van de AVRO-studio - aan de luisteraars voorgesteld. Een jaar later werd ook het 'Cosmopolitain Orkest' (her)opgericht, bestaande uit 'De Zaaiers', aangevuld met extra strijkers, waardoor het een des te 'romiger' klank kreeg.

Het uit 25 musici bestaande orkest 'De Zaaiers' was gedurende een groot aantal jaren het populairste Nederlandse amusementsorkest. In 1957 won Cleber met dit orkest en een aantal solisten - onder wie Mieke Telkamp, Willy Alberti, Johnny Jordaan en accordeonist Harry Mooten - op het Festival van Venetië de Gouden Gondel, terwijl hij voor zijn arrangement van de traditional 'Carnaval de Venise' de Zilveren Gondel ontving. In de loop der jaren begeleidde Cleber met zijn orkesten talloze Nederlandse en internationale vocalisten en instrumentale solisten met een repertoire variërend van klassiek tot jazz. Als orkestleider nam hij in ieder opzicht een centrale, dominerende positie in. 'Inspraak duldde hij niet. Zijn woord was wet' (Gieben). Muziek moest voor hem altijd niveau hebben.

Cleber was een romanticus, die ook hield van nieuwe uitdagingen. In het voorjaar van 1962 vertrok hij met zijn tweede echtgenote en hun dochter Karian naar Zuid-Afrika. Voor de Suid Afrikaanse Uitsaai Korporasie in Johannesburg zou Cleber een nieuw orkest formeren, maar het kwam uiteindelijk niet tot stand, omdat hij niet voldoende goede musici kon vinden. Uiteindelijk keerde hij, na herhaalde verzoeken van de AVRO, in februari 1964 terug naar Hilversum. Daar nam hij opnieuw de leiding op zich van 'De Zaaiers' en het 'Cosmopolitain Orkest'. Pogingen om deze orkesten aan te passen aan de veranderende muzikale smaak, onder andere door uitbreiding van de ritmesectie, strandden vanwege geldgebrek. In 1966 besloot de AVRO vanwege de steeds toenemende personeelskosten het orkest en 'De Zaaiers' op te heffen, waardoor ook het 'Cosmopolitain Orkest' ophield te bestaan.

Cleber was intussen niet alleen orkestleider bij de AVRO. In de tweede helft van de jaren vijftig en de eerste helft van de jaren zestig was hij ook een van de vaste dirigenten van platenmaatschappij Phonogram. Hij maakte onder meer opnamen met Mieke Telkamp, Corry Brokken, 'De Selvera's', Conny Stuart, Willy Alberti en Jules de Corte. Verder nam hij tal van instrumentale uitvoeringen met zijn eigen 'Cosmopolitain Orkest' op.

In de zomer van 1966 kreeg Jos Cleber een aanstelling als muziekadviseur bij de AVRO-televisie. In deze functie was hij onder meer vanaf 1968 tot aan zijn pensionering in 1981 de producer van Jonge mensen op (weg naar) het concertpodium. Voor dit door Joop Stokkermans geregisseerde programma rekruteerde Cleber veelbelovende studenten van Nederlandse en buitenlandse conservatoria, die vervolgens de gelegenheid kregen hun muzikale talenten voor de televisie te tonen. Ook had Cleber de muzikale leiding bij het jaarlijkse Grand Gala du Disque.

Cleber was een uiterst productief componist. Zijn bekendste compositie is 'De Postkoets' (1957). Oorspronkelijk geschreven als herkenningsmelodie voor een radioprogramma werd het op een tekst van Ferry van Delden - 'Ver over berg en dal klonk er het hoorngeschal' - een grote muzikale hit in de uitvoering door het zangeressenduo 'De Selvera's'. Kenmerkend voor deze compositie zijn de authentieke geluiden, zoals een hoorn a staccato, hoefgetrappel en de ritmische zweepslagen van de koetsier op de achtergrond. Dergelijke effecten voegde Cleber ook toe aan zijn 'Sleighride in Alaska', waarin hondengeblaf en eveneens zweepgeklap te horen zijn. In Anchorage, de grootste stad van Alaska, vond men deze compositie zo mooi dat men hem in 1959 tot ereburger benoemde.

In opdracht van president Soekarno schreef Cleber in 1950 'Djaja Widjaja', een compositie over de geschiedenis van Indonesië voor orkest en groot koor, gebaseerd op oude volkswijsjes. Voor 'The golden circle song', dat hij in 1959 schreef voor de KLM ter gelegenheid van de opening van de vliegroute over de noordpool, ontving hij de eretitel 'Skipper of the Flying Dutchman'. Andere bekende composities van Cleber zijn: 'Rickshaw ride' (1949), 'Kleine gouden ster' (1952) en 'Een droomfestijn' (1958).

Cleber - een groot filmliefhebber - schreef ook muziek voor films, documentaires en radio- en televisiespelen, bijvoorbeeld voor de Indonesische speelfilm Frida (1951) en de eerste Nederlandse speelfilm in kleur Jenny (1958) van Willy van Hemert. Ook orkestreerde hij de muziek voor de film Moutarde van Sonansee (1955) onder regie van Toon Hermans.

Cleber was een begenadigd arrangeur. Hij had grote bewondering voor vakgenoten als Michel Legrand, Nelson Riddle en Rogier van Otterloo. Voor zijn eigen orkesten maakte hij veelvuldig gebruik van voortreffelijke arrangeurs, zoals Pi Scheffer en Bert Paige. Zelf schreef hij in de loop der jaren vele honderden arrangementen, niet alleen voor zijn eigen orkesten, maar ook voor het 'Metropole Orkest' en het 'Promenade Orkest'. Clebers arrangementen verraden niet alleen een gedegen kennis van de klassieke muziek, maar ook - zo blijkt uit het veelvuldige gebruik van bijzondere ritmische elementen - een grote belangstelling voor de jazz.

In 1981 ging Cleber met pensioen. Daarmee kwam ook een einde aan zijn muzikale carrière. Hij kreeg nu volop tijd om zich te wijden aan zijn grote hobby, het schilderen, totdat dit begin jaren negentig door een blijvende motorische storing als gevolg van een licht herseninfarct onmogelijk werd. Na een kort ziekbed kwam er in mei 1999 plotseling een einde aan het leven van een man die bijna een halve eeuw lang actief was geweest in de meest uiteenlopende muzikale genres. Jos Cleber was een gedreven musicus en vooral ook een perfectionist, die niets wilde weten van het kunstmatige onderscheid tussen klassieke en lichte muziek: voor hem bestond er alleen maar goede en slechte muziek.

P: Tientallen composities en honderden arrangementen van Jos Cleber in de muziekbibliotheek van de Stichting Muziekcentrum van de Omroep te Hilversum. Cleber als trombonist: Dutch Jazz Masters: The Ramblers (CD: Mercury 538 586-2) en Liefde in Rhythme. Combo's in Nederland I: 1946-1951 (CD: NJA-9501). Cleber als orkestleider o.a.: Jos Cleber presents his Cosmopolitain Orchestra [1954] (LP: Philips P 10055 R); Music of the City. Amsterdam [1958] (LP: Columbia CL 1169); Music captain, please [1959] (LP: Decca DR 99223).

L: Hans de la Rive Box, Bonte parade. Een revue van bekende Nederlandse radiosprekers en artisten (Amsterdam [1948]) 153-154; 'Wat is en doet een arrangeur", in Muziek, 27-12-1948; 'Jos Cleber repeteert', in Pedoman Radio Gids, 19-9-1948; 'Jos Cleber. Dirigent, componist en arrangeur', in Radiobode, 20-9-1953; 'Mijn debuut', in Televizier, 21-3-1981; Wie is wie op televisie. Een blik achter de schermen van tv-persoonlijkheden (Utrecht 1984); Allard J.M. Möller, Batavia, a swinging town! Dansorkesten en jazzbands in Batavia, 1922-1949 ('s-Gravenhage 1987); Paul Arnoldus, in Het Parool, 1-6- 1999; Sabine Gieben, in Elsevier, 5-6-1999; Corry Brokken, Wat mij betreft. Memoires (Amsterdam 2000) 74-75.

I: Jos Cleber omstreeks 1975 [Foto in familiebezit].

Rob van Putten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 22-06-2015