Herfst, Eric (1937-1985)

 
English | Nederlands

HERFST, Eric (1937-1985)

HERFST, Eric, cabaretier (Amsterdam 14-5-1937 – Amsterdam 21-2-1985). Zoon van Antonius Stephanus Herfst, winkelbediende, later jeugdleider, en Elisabeth Postma. Gehuwd op 14-3-1961 met Jasperina de Jong (geb. 1938), cabaretière. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

afbeelding van Herfst, Eric

Eric Herfst groeide, samen met zijn oudere broer Jelle, op in ‘Tuindorp-Nieuwendam’ in Amsterdam-Noord. Zoals vele bewoners van deze buurt waren zijn ouders politiek actieve socialisten. De vader zat na de bevrijding vele jaren voor de Partij van de Arbeid in de Amsterdamse gemeenteraad, en de moeder had in haar jeugd een tijdlang een functie bekleed bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Ook Eric werd lid van deze socialistische jongerenorganisatie, waarvan vooral de culturele activiteiten hem aanspraken. Hij raakte hier bevriend met Ben Rowold, die, evenals hij, na de MULO naar de kweekschool ging: Ben in 1955 en Eric een jaar later.

Hun vrije tijd besteedden Herfst en Rowold in de AJC. Daar kregen ze mimeles van Jan Bronk. De door hem ontworpen mimografieën waarin Herfst en Rowold meespeelden, waren een soort totaaltheater met veel muziek, tekst en beweging. Herfst deed ook mee aan een AJC-cabaretje dat ‘Los Zand’ heette en een mengeling van sketches, liedjes en pantomime bracht.

Na eerst een jaar lang voorstellingen te hebben gegeven met hun mimegroepje ‘Pantalone’ begonnen de twintigjarige Herfst en Rowold samen met een andere AJC-vriend, Kees Bergman, in januari 1958 een eigen cabaret. Het kreeg de naam ‘Driemanstuiver-cabaret De Lurelei’, een woordspeling van ‘Lorelei’, de verleidelijke, maar gevaarlijke Rijnnimf, en de uitdrukking ‘in de luren leggen’. Het cabaret was experimenteel bedoeld: de mimenummers waren soms van tekst voorzien en werden gecombineerd met cabaretliedjes, conferences en sketches. De programma’s waren aanvankelijk eerder gek en absurd dan politiek. Toch openbaarde zich al snel een neiging tot maatschappijkritiek. In het programma Niet (S)ex-press uit 1960 werd bijvoorbeeld in het liedje ‘Hermandad’ het hardhandige optreden van de Amsterdamse politie gehekeld. De politie protesteerde onmiddellijk, en het liedje dreigde verboden te worden. Herfst en Rowold negeerden het protest, maar ze zouden in de volgende jaren nog herhaaldelijk met de handhavers van de openbare orde in aanvaring komen.

Herfsts grote passie was intussen nog steeds de mime. Vanaf 1958 combineerde hij zijn werk bij ‘Lurelei’ met optredens bij ‘Carrousel’, een mimegezelschap van Jan Bronk en Frits Vogels, dat zich op de jeugd richtte. In dat jaar besloot Herfst tevens definitief te kiezen voor een mimecarrière en zijn onderwijzersopleiding te staken. Dit besluit werd niet zonder aarzeling door zijn ouders geaccepteerd, omdat met mime amper droog brood te verdienen viel. Herfst – in die tijd beschreven als een rustige jongen, die een stuntelige indruk maakte – wist precies wat hij wilde. Hij was een groot bewonderaar van de Franse mimekunstenaars Jean-Louis Barrault en Etienne Decroux, en enkele jaren deed hij alles om hun niveau te bereiken. Bij de laatstgenoemde volgde Herfst zelfs in 1962 met een beurs lessen in Parijs. Toen met het programma O.K. en W., dat in oktober van hetzelfde jaar in première ging, het succes van ‘Lurelei’ werd ingeluid besloot Herfst echter zijn mimeambitie te laten varen en zich op het cabaret te richten.

Van 1959 tot 1960 was Adèle Bloemendaal de vrouwelijke vedette van ‘Lurelei’, maar toen zij de groep verliet, moesten Herfst en Rowold op zoek naar een opvolgster. Bij gebrek aan beter namen zij toen de 22-jarige Jasperina de Jong aan, hoewel zij ter auditie weinig indruk had gemaakt. Eenmaal opgenomen in het programma bleek zij – zoals ze zelf later vertelde – ‘een revelatie voor de heren’. In tegenstelling tot Herfst en Rowold kon zij namelijk voortreffelijk zingen. Veel succes oogstte ‘Lurelei’ overigens nog niet in die tijd. De leden van het gezelschap moesten met allerlei baantjes wat bijverdienen. Herfst en De Jong werden al snel verliefd op elkaar en trouwden in 1961. Twee jaar later werd hun zoon Pelle geboren.

Achteraf bezien bracht de komst van De Jong bij ‘Lurelei’ de grote ommekeer. Herfst en zij vormden samen de spil van het gezelschap: De Jong door haar talent als zangeres en cabaretière en Herfst als de creatieve samensteller van de programma’s. De glorietijd van ‘Lurelei’ begon toen De Jongs artistieke gaven zich manifesteerden en het aandeel van Guus Vleugel als tekstschrijver steeds groter werd. Vleugel leek verliefd op haar talent en, aangespoord door Herfst, die hem uit zijn telkens weerkerende depressies wist te halen, schreef hij de schitterendste teksten. Voor Rowold was er toen in feite geen plaats meer. Er waren wrijvingen en ruzies, en na het programma Doe ’t zelf (1963) verliet hij het gezelschap.

Nadat het trio Herfst, De Jong en Vleugel zijn creatieve samenwerking was begonnen, werd ‘Lurelei’ in korte tijd het toonaangevende en spectaculairste cabaretgezelschap in Nederland. Inmiddels had de groep aan de Amsterdamse Leidsekade een eigen onderkomen gevonden, in ‘Caveau Paloni’, een voormalige nachtclub die werd herdoopt tot ‘Lureleitheater’. Het zaaltje was oud en krakkemikkig en werd in 1963 verbouwd tot een theatertje dat plaats bood aan 155 personen. Het publiek kwam via het kleine toneeltje de lage zaal binnen en zat daar op thonetstoelen aan tafeltjes. De kaartverkoop deden de artiesten zelf, en bovendien voorzagen zij het publiek vóór de voorstelling en in de pauze van drankjes.

‘Lurelei’ was een maatschappijkritisch cabaret, maar was vooral absurd en geestig. Het hekelde alles wat modieus was, links zowel als rechts. Wanneer er weer eens tegen een heilig huisje werd geschopt, haalden de programma’s de voorpagina’s van de kranten en stelden Tweede-Kamerleden vragen aan de minister. In de loop der jaren sloot een stoet van cabaretiers zich met veel plezier voor korte of langere tijd bij ‘Lurelei’ aan, onder wie Sylvia de Leur, Frans Halsema, Kees van Kooten, Marjan Berk, Gerard Cox en Leen Jongewaard. Het succesrijkste programma kwam in 1966. Het heette Relderelderel en was geïnspireerd door de provorellen in Amsterdam. Gerard Cox zong toen de roemruchte nummers ‘Arme Ouwe’ (over koningin Juliana) en ‘God is niet dood’.

Met zijn natuurlijk overwicht was Herfst al die jaren de drijvende kracht van de groep. Hoewel hij niet de ambitie had in het centrum te staan, wist hij zijn collega’s precies te laten doen wat hij wilde. ‘Ik hou niet van solowerk’, zei hij hierover. ‘Op het moment dat “Lurelei” het beste cabaret van Nederland is, ben ik de beste leider. Dat is genoeg’ (de Volkskrant, 12-9-1964).

‘Lurelei’ bestond slechts tien jaar. Het laatste programma, Oud Zeer (1967/1968), bevatte een herhaling van de beste nummers van het gezelschap, maar het was geen succes. Misschien kwam het doordat De Jong toen niet meer aan het programma meedeed. In plaats daarvan speelde zij, onder artistieke leiding van Herfst, ‘Lila van Dintelen’, de hoofdpersoon in De Stunt (1967/1968), een musical van Vleugel. Herfst was in die tijd op de televisie te zien in de AVRO-serie De leeuwerik (1968/1969) en, samen met anderen, in het theater in Moeder er komt een bevolkingsexplosie, ja kind dat zal me een klap geven (1969/1970), een ‘crazy show’ over de ondergang van de wereld, eveneens op teksten van Vleugel. In 1969/1970 waren Herfst en zijn vrouw te zien als het echtpaar ‘Millie en Thomas Vink’ in de door de KRO uitgezonden komische televisieserie in twaalf afleveringen Rust noch duur. Vleugel zorgde voor de tekst en Joop Stokkermans voor de muziek. Herfst deed de regie.

In de eerste helft van de jaren zeventig trad Herfst op als artistiek producent, regisseur en bedenker van drie soloshows voor De Jong: De Jasperina Show (1970/1972), Jasperina’s Grote Egotrip (1972/1973) en de tour de chant Jasperina Solo (1974/1975). De beide eerste shows vormden een nieuw genre, dat het midden hield tussen revue en cabaret. Aan het visuele werd ruim aandacht geschonken, met een fraai ballet en mooie decors, terwijl inhoudelijk precaire onderwerpen zonder enige aarzeling aan de orde werden gesteld. Jasperina’s Grote Egotrip werd, in de regie van Herfst, in 1973 ook op de KRO-televisie uitgezonden en een jaar later op het televisiefestival van Montreux bekroond met de persprijs.

Samen met zijn echtgenote trad Herfst in 1980/1981 op in Tussen zomer en winter, een cabaretprogramma op teksten van Herfst en Ivo de Wijs, dat sterk herinnerde aan de vroegere voorstellingen van ‘Lurelei’. Een belangrijk verschil was echter dat, nadat het als gevolg van onduidelijke conflicten in de persoonlijke sfeer tot een breuk was gekomen met Vleugel, De Wijs diens plaats als vaste tekstschrijver had ingenomen. De teksten waren daardoor anders van stijl, maar met zijn trage intonatie, droge humor, lome bewegingen en bedachtzame oogopslag excelleerde Herfst opnieuw als underdog.

In 1978 vatten Herfst en zijn echtgenote het plan op in Amsterdam een middelgroot theater te laten bouwen. De vergevorderde voorbereidingen ten spijt kon hierover uiteindelijk geen overeenstemming worden bereikt met de gemeente. Het was de bedoeling geweest het nieuwe theater te openen met een nieuwe Nederlandse musical over de actrice Fien de la Mar. Toen de bouwplannen niet van de grond kwamen, werd besloten het plan voor de musical toch te laten doorgaan. De musical Fien (1982) – met uiteraard De Jong in de titelrol – werd geschreven door Herfst, met liedteksten van De Wijs en op muziek van Stokkermans.

Tijdens de tournee van Fien openbaarde zich bij Herfst een hersentumor, die hem begin 1985, pas 47 jaar oud, fataal zou worden. In hem verloor Nederland een beminnelijke, maar ook vasthoudende theaterman die geschiedenis schreef als leider van ‘Lurelei’, dat naast het ‘Cabaret Wim Sonneveld’ het belangrijkste cabaretensemble is geweest dat Nederland in de tweede helft van de 20ste eeuw heeft gekend. Verder is de naam van Eric Herfst als bedenker, regisseur en producent voor altijd verbonden met die van zijn echtgenote Jasperina de Jong. Herfst stelde zijn eigen talenten in dienst van de producties waarin zij kon schitteren.

A: Plakboeken in het bezit van Jasperina de Jong. Persdocumentatie over Eric Herfst in het Theater Instituut Nederland te Amsterdam.

P: Een overzicht van de gezelschappen waarbij Eric Herfst speelde en de titels van televisieproducties waarin hij optrad in: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen 1984) 404.

L: Behalve necrologieën o.a. door Henk van Gelder in NRC Handelsblad, 26-2-1985, door Hans Vogel, in Het Parool, 26-2-1985, door Ruud Gortzak in de Volkskrant, 27-2-1985 en door Anton Koolhaas, in Vrij Nederland, 9-3-1985: Paul Blom, Lurelei. De geschiedenis van een cabaret. Liedjes, sketches, conférences (Amsterdam 1995).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Koch, Collectie ANEFO; Eric Herfst tijdens een televisieoptreden in december 1968].

Paul Blom


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013