© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: P. van der Eijk, 'Horn, Leopold Sailvin (1916-1995)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/horn [12-11-2013]
HORN, Leopold Sailvin (1916-1995)
Horn, Leopold Sailvin, voetbalscheidsrechter (Sittard 29-8-1916 - Amstelveen 16-9-1995). Zoon van Leo Horn, veekoopman, en Pauline Levij. Gehuwd op 30-10-1940 met Catharina Aaltjen Boekbinder (geb. 1915). Dit huwelijk bleef kinderloos. Na echtscheiding (31-10-1945) op 26-4-1949 gehuwd met Antonette Elisabeth Ott (geb. 1922). In dit huwelijk, dat op 23-10-1975 door echtscheiding werd ontbonden, was 1 dochter.
Leo Horn groeide op in Sittard, als de op één na jongste in een joods gezin met drie zoons en een dochter. Bij gebrek aan joodse scholen bezocht hij de rooms- katholieke kleuterschool en daarna een openbare lagere school. Met zijn vader en broers ging Leo op vrijdag naar de plaatselijke synagoge. Last van discriminatie had het gezin niet, alleen bij ruzies op school of op straat werd de kinderen hun joodse afkomst soms ingewreven. Op zesjarige leeftijd kwam Leo bij de rooms- katholieke voetbalvereniging Sittard VVS. Die keuze lag voor de hand omdat het weiland waarop de club speelde, eigendom was van Horn, die er als veehandelaar doordeweeks zijn koeien liet grazen. Veel voetbaltalent legde Leo hier overigens niet aan de dag.
Omdat moeder Horn meende dat de grote stad haar kinderen betere toekomstmogelijkheden zou bieden, drong zij bij haar man aan op verhuizing. In 1928 vertrok het gezin naar Amsterdam, waar men een bovenwoning betrok in de Watergraafsmeer. Vader Horn bleef in Limburg zijn veehandel drijven en was alleen in het weekeinde thuis. Leo maakte in Amsterdam de lagere school af en ging daarna naar de Derde Driejarige HBS. Na het behalen van het einddiploma in 1931 zorgde zijn vader ervoor dat hij een baan kreeg als jongste bediende bij het joodse textielbedrijf Lehmann&Co.
In Amsterdam was Leo weer gaan voetballen, en wel bij Wilhelmina Vooruit, maar vanwege een slepende knieblessure moest hij hier op zijn zeventiende mee stoppen. Omdat de voetbalsfeer hem bleef trekken, begon hij in 1933 wedstrijden te fluiten in de Amsterdamsche Voetbal Bond. Scheidsrechteren bleek Horn te liggen. Hij was beslist in zijn optreden, en de spelers aanvaardden zijn gezag. Hoewel zijn flair wel eens groter was dan zijn kennis van de spelregels, stond dat goede beoordelingen niet in de weg. Bovendien was Horn zeer gedreven. Na zijn eigen wedstrijd te hebben gefloten liep hij de velden af om te zien of ergens een scheidsrechter niet was komen opdagen, zodat hij kon invallen. Gestaag promoveerde hij naar hogere afdelingen, en in 1938 floot Horn, 22 jaar oud, de kampioenswedstrijd van de Amsterdamsche Voetbal Bond in de eerste klasse. In september 1938 maakte hij de overstap naar de landelijke Koninklijke Nederlandsche Voetbal Bond (KNVB).
Intussen had Horn carrière gemaakt bij Lehmann&Co. Door zijn werklust en handelsgeest wist hij zich van jongste bediende op te werken tot vertegenwoordiger. De Duitse bezetting maakte hieraan een abrupt einde. Toen de firma Lehmann&Co. in 1941 onder beheer werd gesteld van een 'Verwalter', behoorde Horn tot de ontslagen personeelsleden. Met enkele collega's begon hij daarop een eigen textielhandel, die onder de naam 'Mansvelt' werd ingeschreven.
In tegenstelling tot zijn familieleden die onderdoken, bleef Horn tijdens de bezetting gewoon rondlopen, zonder de verplichte Davidsster en met een vals persoonsbewijs. Als 'dr. Van Dongen' bewoog hij zich, met een esculaapteken op zijn fiets, door de hoofdstad. In 1943 sloot hij zich aan bij de zogeheten Sabotagegroep Amsterdam-Zuid. Voorzien van de papieren van 'ir. Varing' verleende hij toen onder meer hulp bij het zoeken naar onderduikadressen. Ook nam hij deel aan verscheidene riskante acties, waaronder een overval op een wapendepot enkele maanden voor de bevrijding.
Horn wist de bezetting ongeschonden door te komen, evenals zijn ouders. Zijn zuster werd gedeporteerd, maar overleefde Auschwitz. Zijn oudste broer, eveneens actief in het verzet, kwam om in het vernietigingskamp Sobibor. Horn was in de eerste bezettingsmaanden - volgens vrienden 'in een opwelling' - getrouwd met de zuster van zijn broers echtgenote, een dochter uit een welgestelde joodse familie. Kort na de bevrijding werd dit huwelijk alweer door echtscheiding ontbonden. Door de oorlogsomstandigheden gedwongen, hadden beide echtelieden een gescheiden leven geleid, waardoor zij van elkaar vervreemd waren geraakt.
Vanwege zijn rol in de illegaliteit werd Horn van mei 1945 tot januari 1946 door de Binnenlandsche Strijdkrachten aan het hoofd geplaatst van een delinquentenkamp in Amsterdam, waar collaborateurs werden opgesloten. Begin 1946 begon hij opnieuw een stoffenzaak. Aanvankelijk kwam hij aan textiel door middel van ruilhandel met het buitenland, maar in 1948 sloot hij een compagnonschap af met een vakbekwame inkoper, waarna de onderneming snel groeide. Toen in 1953 de samenwerking werd beëindigd en hij alleen verderging, telde de firma Horn, die zeven jaar eerder met twee medewerkers was begonnen, tachtig personeelsleden en was er inmiddels een miljoenenomzet bereikt.
Ook persoonlijk zat het Horn mee. In 1949 hertrouwde hij met Netty, een gescheiden vrouw - met zoon - , die hij had leren kennen bij de Amsterdamse voetbalclub AFC, waar hij vaak kwam. Toen het leven na de bevrijding zijn gewone gang had hernomen, was Horn weer gaan fluiten, en niet zonder succes. Mede omdat hij ervoor zorgde geregeld in de publiciteit te komen, werd Horn steeds bekender. In interviews sprak hij altijd duidelijke taal, terwijl ook zijn excentrieke gedrag menigmaal de krantenkolommen haalde. Zo nam hij eens zelf een corner toen de speler in kwestie naar zijn mening te lang talmde, legde hij een keer het spel stil om te kunnen applaudisseren voor een fraaie actie van een speler en deelde hij een klap uit aan een supporter die hem beledigd had. Veel aandacht trok Horn ook door als eerste eigenmachtig het traditionele zwarte scheidsrechterstenue te vervangen door een mosgroene of een bordeauxrode uitvoering.
Door zijn zelfverzekerde optreden en natuurlijke gezag nam Horns aanzien als scheidsrechter snel toe. Tot zijn grote voldoening verwierf hij in 1951 de felbegeerde FIFA-badge, het onderscheidingsteken van internationaal scheidsrechter. Geleidelijk aan werden hem steeds belangrijker wedstrijden toegewezen, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Zo leidde hij in 1953 in het Londense Wembley-stadion de legendarische wedstrijd Engeland - Hongarije, waarbij het thuisland met 6-3 voor het eerst een nederlaag op eigen bodem leed. Tweemaal werd hem de hoogste eer gegund: het fluiten van de finale voor de Europa Cup. In 1957 leidde hij in de Spaanse hoofdstad de match Real Madrid tegen Fiorentina (2-0) en in 1962 in zijn eigen stad, Amsterdam, de niet minder historische wedstrijd tussen opnieuw Real Madrid en Benfica (3-5). Tijdens de Wereldkampioenschappen in Chili in 1962 trad hij in de finale op als grensrechter. In 1963 en 1964 leidde hij de finale van de Copa Libertadores, het clubkampioenschap van Zuid-Amerika.
Vooral door de opkomst van de televisie werd Horn een internationaal bekend scheidsrechter, die zich deze status graag liet aanleunen. Met zijn extraverte persoonlijkheid ging hij algemeen door voor een hoogst ijdele man, die graag in de schijnwerpers stond. 'Mijn spreken is goud' - zo paste hij het spreekwoord aan - 'voor mezelf en voor de toehoorders' ( Leo Horn fluit, 160). Dit bleek wanneer hij spreekbeurten hield over zijn belevenissen in de voetbal- en scheidsrechterswereld, waarbij hij moeiteloos de zaal stil kreeg.
Op het veld was er maar één de baas, en dat was Horn. Zijn gezag was zo groot dat hij spelers, in geval van een ernstige overtreding, zonder problemen het veld wist uit te sturen. Toen in 1966 in Leeds het duel tussen Leeds United en Valencia door ongekend ruw spel over en weer in een veldslag ontaardde, legde hij resoluut de match stil en stuurde hij beide elftallen naar de kleedkamer. Na een kwartier liet hij de wedstrijd hervatten. Later verweten clubbestuurders en een deel van de pers hem dat hij al eerder in de wedstrijd strenger had moeten optreden. Het gevolg was dat hij - toch een van de beste scheidsrechters ter wereld - niet werd uitgenodigd voor het fluiten van wedstrijden voor het wereldkampioenschap kort daarna in Groot-Brittannië. Maar mogelijk was dit ook te wijten aan Horns kritische brief aan de FIFA over de zijns inziens te geringe waardering van de internationale voetbalbond voor zijn scheidsrechters. Zo betoogde hij dat ook arbiters het recht hadden op een verblijf in eersteklas hotels.
Door zijn zakelijke activiteiten was Horn een man in goeden doen, die zich bijbehorende liefhebberijen kon veroorloven. Met grote gedrevenheid deed hij aan paardrijden - in 1954 werd hij Nederlands kampioen jachtrijden - en jagen. Meer dan eens liet hij weten liever op jacht te gaan dan wedstrijden te fluiten. In het voorjaar van 1963 deed zich hierbij een incident voor, dat in de pers breed werd uitgemeten. Op het door hem gepachte jachtterrein in de Noordoostpolder bleek hij een poes te hebben doodgeschoten. Het ging daarbij om het huisdier van de kinderen van een nabijgelegen boerderij en niet - zoals hij later beweerde - om een verwilderde kat die, toen hij het dier wilde laten schrikken, 'pardoes in de baan van de kogel gesprongen' was. Van dit incident zou hij nog lang last houden. Wanneer hij als scheidsrechter het veld opkwam, gebeurde het wel dat er van de tribunes een luid gemiauw opsteeg, waar hij hels om kon worden. Nadat hij enige tijd later iemand die hem voor 'kattenmepper' had uitgescholden, een klap had gegeven, werd hij een paar maanden als arbiter op non-actief gesteld.
In mei 1966 beëindigde Horn op vijftigjarige leeftijd zijn loopbaan als scheidsrechter. Tot zijn teleurstelling werd hij daarna niet uitgenodigd een leidende functie in de voetbalwereld uit te oefenen. Algemeen werd aangenomen dat dit het gevolg was van zijn scherpe tong en niet minder scherpe pen - jarenlang schreef hij zijn wekelijkse column 'Voetbalmeditatie' in het tv- programmablad TeleVizier- waarbij hij de voetbalbestuurders niet spaarde.
Als zakenman ging het Horn intussen nog steeds voor de wind. Naast zijn bestaande groothandel was hij ook en detail in stoffen gaan handelen. Uiteindelijk bezat hij, verspreid over heel het land, zestien filialen. Deze winkelketen werd door hem, met behoud van de firmanaam 'Leo Horn', in 1992 verkocht. Groot was zijn teleurstelling toen de nieuwe eigenaar zijn levenswerk al na twee jaar failliet deed gaan.
In 1975 - hij was inmiddels verhuisd van Amsterdam naar Hoofddorp - scheidde Horn van zijn tweede vrouw Netty. Hoewel zijn beide huwelijken kinderloos bleven, was Leo Horn in 1969, op 53-jarige leeftijd, toch nog vader geworden van een dochter, in wier voornaam, Elles, zijn initialen zijn terug te vinden. De moeder was een vrouw die in zijn bedrijf had gewerkt, met wie hij een twintig jaar durende relatie heeft gehad.
Na zijn zaak te hebben verkocht verhuisde Horn, met weer een nieuwe geliefde, in 1991 vanuit Hoofddorp naar Culemborg. Tijdens een jachtpartij in Groot-Brittannië in datzelfde jaar kreeg hij een beroerte, waarvan hij herstelde. Een nieuwe attaque in 1995 werd hem fataal. Hij overleed in een ziekenhuis in Amstelveen.
Leo Horn wist zich niet alleen op te werken tot een geslaagd zakenman, maar tegelijkertijd ook tot een van de beste voetbalscheidsrechters van de wereld. Hij floot meer dan 1500 wedstrijden in Nederland en 133 internationale wedstrijden, waaronder 41 interlands. Zijn zelfverzekerde optreden en uitgesproken meningen, waarmee hij in de media graag van zich deed spreken, maakten hem tot een 'bekende Nederlander', die zowel bewondering als afkeer opriep.
A: Persdocumentatie betreffende Leo Horn in het Stadsarchief Amsterdam en in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.
P: Leo Horn fluit. De grote Nederlandse scheidsrechter vertelt uit zijn leven (Amsterdam [etc.] 1963); samen met Pierre Huyskens, Ajax mìjn idee! [Bundeling van columns in TeleVizier, 1967-1972] (Z.pl. 1972); Leo Horn en het WK '74 (Bussum 1974).
L: Behalve necrologieën o.a. in Algemeen Dagblad, 18-9-95, door Herman Kuiphof, in NRC Handelsblad, 18-9-95 en door Johan Derksen in Voetbal International, 20-9-1995 (p. 7): interview door Karel Kers, in De Telegraaf, 10-2-1959; interview door Aad van der Mijn, in Het Parool, 15-1- 1965; 'Het geruisloze afscheid van Leo Horn', in Haagse Post, 11-6-1966; interview door Nico Scheepmaker, in Vrij Nederland, 19-8-1967; interview door Maarten de Vos, in De Tijd, 5-4-1972; interview door Leo Bolle, in Het Parool, 27-10-1973 [PS Sport]; interview door Harry Vermeegen, in Accent, 4-9-1976; Lou Polak, 'Eigenzinnige Leo Horn werd voor de oorlog al bevrijd', in De Echo, 20-8-1986; interview door Rob Fleur, in Het Parool, 30-8-1986.
I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Walta; Collectie ANEFO; Leo Horn op 5 januari 1964].
P. van der Eijk
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013