Horst, Hermanus Hendrikus van der (1910-1976)

 
English | Nederlands

HORST, Hermanus Hendrikus van der (1910-1976)

Horst, Hermanus Hendrikus van der, filmer (Alblasserdam 30-12-1910 - Haarlem 8-1-1976). Zoon van Cornelis van der Horst, scheepstimmerman, later werknemer in een staalfabriek, en Laurina Adriana Elenbaas. Gehuwd op 26-7-1944 met Margaretha Wilhelmina Admiraal (1913-2003). Dit huwelijk bleef kinderloos.

afbeelding van Horst, Hermanus Hendrikus van der

In het gereformeerde milieu waarin Herman van der Horst samen met zijn zuster opgroeide, was bioscoopbezoek taboe. Naar eigen zeggen was hij dan ook al twintig toen hij zijn eerste film zag: de Hollywood-productie Trader Horn (1931), een kruising tussen een natuurfilm en een avonturendrama, die in de binnenlanden van Afrika was opgenomen. Van jongs af was Herman geïnteresseerd in de natuur. Zo tekende hij graag vogels. In de tweede helft van de jaren twintig verhuisde het gezin van Kinderdijk naar Beverwijk, toen zijn vader een baan kreeg bij de Hoogovens. Nadat Van der Horst de Handelsschool had afgerond, enige tijd op de loonadministratie van de Hoogovens had gewerkt en zijn dienstplicht had vervuld, werd hij zelfstandig boekhouder.

Van der Horst verzorgde de administratie voor verschillende ondernemers, onder andere voor slagerij Admiraal. In dit rooms-katholieke gezin leerde hij tijdens de Duitse bezetting de dochter des huizes Greet kennen. In 1944 zou hij met haar in het huwelijk treden.

Naast zijn werk als boekhouder begon Van der Horst een atelier in Velsen voor het opzetten van vogels. In navolging van bekende 'vogelaars' als Ad. Burdet, Jan P. Strijbos en Nol Binsbergen ontdekte ook Van der Horst dat het vogelleven heel goed met de fotocamera kon worden vastgelegd. Hij werd een geregelde bezoeker van Texel, indertijd een 'vogeleiland' bij uitstek. In 1941 werd hij benoemd tot directeur van het Texels Museum. Van der Horst was van mening dat de museumbezoeker centraal diende te staan. Die zou 'het liefst voorwerpen uit zijn dagelijksche omgeving [zien, die] op verrassende wijze belangwekkend gemaakt' waren. Met dit doel liet Van der Horst 25 diorama's ontwerpen van 'de voornaamste karakteristieke Texelsche landschapsvormen'.

Tevens wilde Van der Horst een collectie van foto's en films aanleggen. Samen met Nol Binsbergen, van wie hij veel had opgestoken op het gebied van de vogelfotografie, begon hij aan het maken van de film Texel. Parel der Waddeneilanden , die werd gefinancierd door Texelsch Eigen Stoomboot Onderneming (TESO). In een uur lieten de twee cineasten uitvoerig zien wat Texel allemaal te bieden had, vooral op het gebied van de natuur. Daarnaast werkte Van der Horst in zijn eentje aan een film over de metamorfose van rups tot vlinder. Evenals de film over Texel zou Metamorphose pas na de bevrijding in roulatie worden gebracht, toen Van der Horst het Texels Museum alweer had verlaten.

Voor het ontwikkelen en afwerken van beide films wendde Van der Horst zich tot Multifilm NV in Haarlem. Hij voelde zich helemaal thuis bij dit bedrijf. Voor Metamorphose mocht hij gebruikmaken van micro-opnamen van J.C. Mol, de oprichter van Multifilm. Na de bevrijding werd het bedrijfspand de thuisbasis voor de in juni 1945 opgerichte Nederlandsche Werkgemeenschap voor Filmproductie (NWF). De vier oprichters van de NWF - directeur van Multifilm Eduard Verschueren, grafisch ontwerper, fotograaf en filmmaker Paul Schuitema, schrijver en componist Lou Lichtveld en filmproducent Jan C. Bouman - vonden dat de overheid in het naoorlogse filmbestel prioriteit moest gegeven aan korte, documentaire films in plaats van aan speelfilms. Naast de vier oprichters telde de NWF nog een achttal leden, die allen reeds vóór de Duitse bezetting hun sporen op filmgebied hadden verdiend. De enige uitzondering was Van der Horst, die - hoewel er nog geen enkele film van hem in het openbaar was vertoond - werd gevraagd zich als volwaardig lid bij de NWF aan te sluiten.

Van de Rijksoverheid kreeg de NWF de opdracht een reeks korte documentaires over de wederopbouw te maken. Van der Horst werkte aan vier ervan mee. Aanvankelijk werkte hij samen met meer ervaren cineasten. Zo maakte hij met Paul Schuitema Arnhem (1945) en met Alan Penning Rotterdam aan den slag en Herwonnen vaart (beide 1946).

Maar na enige tijd werd hem een soloproductie toevertrouwd over een thema dat hem duidelijk aansprak: de verwoesting van de natuur als gevolg van de oorlog en het herstel ervan. In Ontluisterd land (1946) bleef het gesproken commentaar tot een minimum beperkt, in tegenstelling tot vele andere NWF-producties. In deze film was een aanzet te herkennen tot de voor Van der Horst kenmerkende filmstijl, waarbij beelden en geluiden tot een 'ciné-poème' worden gemonteerd. Met Ontluisterd land won hij in 1947 een prijs op het filmfestival van Locarno. Een jaar eerder had Metamorphose al een eervolle vermelding gekregen op het filmfestival van Cannes.

Nadat de NWF in 1947 was ontbonden, omdat veel leden zelfstandig gingen werken, trad Van der Horst in dienst van Multifilm. Al zijn films uit deze periode - meestal in opdracht vervaardigd - hadden iets met de natuur te maken: Dragers van het Gulden Vlies (1948) over schapenteelt op Texel, Tournooi (1948) over het paargedrag van kemphaantjes, Het bijsteren land van Veluwen (1948) over nationaal park De Hoge Veluwe, Der zee ontrukt (1950) over inpoldering van het IJsselmeer en Langs ongebaende klingen (1951) over het werk van de Nederlandse Heide Maatschappij. De toonaangevende filmcriticus A. van Domburg was van mening dat Van der Horst in deze films te veel in een naturalistische weergave van situaties bleef steken, in plaats van een spel te presenteren waarin beeld en geluid elkaar door de montage versterken.

Opmerkelijk genoeg zouden de hierop volgende door Van der Horst zelfstandig geproduceerde documentaires zich juist wel door een dergelijk spel kenmerken. Zij konden prompt op grote waardering rekenen, zowel in Nederland als daarbuiten. Op het filmfestival van Cannes - waar men Van der Horst met zijn wilde haardos en fluwelen baret als een nieuwe Rembrandt binnenhaalde - werden zowel 't Schot is te boord (1951), over haringvisserij op de Noordzee, als Houen zo! (1952), over de wederopbouw van Rotterdam, met de Grand Prix bekroond. In de laatstgenoemde film - geheel zonder gesproken commentaar - liet hij met een klap op het heiblok steeds weer een nieuw flatgebouw oprijzen om zo het herstel van het verwoeste Rotterdam te symboliseren. In Nederland kreeg Vieren maar (1954) over de visserij in 1955 de Staatsprijs voor de Filmkunst. Deze drie films kenmerkten zich door een dynamisch beeldgebruik, een meesterlijke montage en een geluidsband 'met pep'. Van der Horst hield niet van illustratieve muziek. In zijn films vormde de muziek een onderdeel van het universum dat hij de kijker voorschotelde. Evenals zijn tijdgenoten van wat wel de Hollandse Documentaire School werd genoemd - Bert Haanstra bijvoorbeeld - , had Van der Horst geen belangstelling voor individuen. Voor hem waren mensen vooral een metafoor.

In de tweede helft van de jaren vijftig was Van der Horst een van de gevierdste cineasten van Nederland. Als eerste in het bezit van een zoomlens was hij bang dat een aantal technieken die hij in 1957 met deze lens in Prijs de zee had toegepast, door vakgenoten zou worden geïmiteerd. Daarom zorgde hij ervoor dat de opdrachtgever, de Rijks Voorlichtingsdienst, de film niet eerder zou uitbrengen dan nadat hij van een reis door Suriname was teruggekeerd en de aldaar gemaakte kleurenopnamen tot een avondvullende documentaire had gemonteerd. Dit uitstel had overigens geen consequenties voor het succes van Prijs de zee, toen deze in 1959 eindelijk werd vertoond. In deze twintig minuten durende documentaire over Nederland - compleet met klievende molenwieken, in de wind bollende boezeroenen, ritmisch wuivende korenvelden en luid hamerende scheepsbouwers - is Van der Horsts levenslang beleden calvinistische ethos duidelijk speurbaar. Prijs de zee werd datzelfde jaar op het filmfestival van Berlijn onderscheiden met een Gouden Beer en in Nederland met de Staatsprijs voor de Filmkunst. Faja Lobbi , de kleurenfilm die hij in het binnenland van Suriname had opgenomen en die in 1960 werd uitgebracht, kreeg in Berlijn eveneens een Gouden Beer.

Aan zijn volgende twee films had Van der Horst al jaren gewerkt. Pan (1961), over een jongen en een zwaan, was het resultaat van een subsidie die hij in 1954 van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen had ontvangen. De gemeente Amsterdam had maar liefst acht jaar moeten wachten voordat in 1964 Amsterdam gereed was. Toen leken Van der Horsts inspiratiebronnen opgedroogd. Bovendien raakte de aanpak van de Hollandse Documentaire School in diskrediet bij de jongere generatie. Typerend was de houding van Jan Blokker, filmrecensent van het Algemeen Handelsblad, die Van der Horst in 1962 nog 'de belangrijkste cineast van Nederland' noemde, maar twee jaar later sprak over 'een volstrekt voorbije cinema' en hem aanduidde als 'een filmdichter die rederijkersverzen schrijft'. In Toccata (1968), over een jongen die op zoek is naar zijn poes in de Amsterdamse Oude Kerk, zou hij zich hebben schuldig gemaakt aan 'mooifilmerij'.

Een comeback in de jaren zeventig met Musica Humana - een groot project over muziek, waarin hij jaren van voorbereiding had gestoken - kon Van der Horst om gezondheidsredenen niet meer verwezenlijken. Hij overleed in 1976 op 65-jarige leeftijd na een korte ziekte in het Elisabethgasthuis in Haarlem.

Herman van der Horst was een perfectionist die het liefst in zijn eentje werkte, met alleen zijn vrouw Greet in de buurt. Net zoals hij dagenlang kon wachten totdat de wind met het juiste ritme een veld vol gerst in beweging bracht, zo kon hij ook nachtenlang sleutelen aan beeld- en geluidsmontage, voordat hij eindelijk tevreden was. Legendarisch waren ook zijn bezoeken aan de projectiecabines van bioscopen waar zijn films draaiden; altijd met het verzoek aan de operateur om de volumeknop nog verder open te draaien. Zijn filmstijl met de nadruk op de mens als metafoor, paste als vanzelfsprekend bij de wederopbouwtijd. In de jaren zestig werd deze echter achterhaald door de maatschappelijke veranderingen, waarin het individu steeds centraler kwam te staan.

A: Archief-Herman van der Horst in het Filmmuseum te Amsterdam.

P: 'Filmografie' in de onder L genoemde publicatie van De Wit, 54-73; Herman van der Horst, Faja Lobbi. Impressies van het binnenland van Suriname (Haarlem [1964]).

L: Behalve necrologieën o.a. door C.H. Boost, in NRC Handelsblad, 9-1-1976 en C.B. Doolaard, in Het Parool, 9-1-1976: Peter Cowie, Dutch Cinema. An illustrated history (Londen 1979) 52-56; Herman van der Horst, cineast. Onder red. van Herman de Wit (Utrecht 1994); Simone Brouwers, 'Herman van der Horst (1910-1976). Meer dan een wederopbouwcineast', in Jaarboek Mediageschiedenis 6 (Amsterdam 1995) 196-205; Bert Hogenkamp, De documentaire film, 1945-1965. De bloei van een filmgenre in Nederland (Rotterdam 2003). Op 23 september 1994 zond de NOS-televisie de documentaire van Hans Keller Voetnoten bij een oeuvre over het werk van Herman van der Horst uit.

I: Herman van der Horst, cineast. Onder red. van Herman de Wit (Utrecht 1994) omslagfoto.

Bert Hogenkamp


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013