Janmaat, Johannes Gerardus Hendrikus (1934-2002)

 
English | Nederlands

JANMAAT, Johannes Gerardus Hendrikus (1934-2002)

JANMAAT, Johannes Gerardus Hendrikus, politicus (Nes aan de Amstel 3-11-1934 - 's-Gravenhage 9-6-2002). Zoon van Hendrikus Janmaat, vertegenwoordiger, en Elisabeth Geertruida Wansink. Gehuwd op 21-3-1966 met Josepha Katharina Hock (geb. 1939). Na echtscheiding (9-2-1979) gehuwd op 21-6-1996 met Wilhelmina Berendina Schuurman (geb. 1943). Beide huwelijken bleven kinderloos.

afbeelding van JANMAAT, Johannes Gerardus Hendrikus Hans Janmaat was de oudste in een traditioneel rooms-katholiek gezin van negen kinderen. Zijn vader was voor de Tweede Wereldoorlog vertegenwoordiger, later verzekeringsmakelaar en distributeur van leesportefeuilles. Na korte tijd in Amstelveen te hebben gewoond, verhuisde Hans op vierjarige leeftijd naar Gouda. Daar bracht het gezin de bezettingsjaren in betrekkelijke rust en voorspoed door. Hans doorliep er de katholieke lagere school en vervolgens de HBS-B op het Sint-Antoniuscollege.

Na het eindexamen in 1954 begon Janmaat aan de studie vliegtuigbouwkunde van de Technische Hogeschool in Delft. Het was zijn grote droom straaljagerpiloot te worden, maar zijn slechte ogen verhinderden dat. Na twee jaar moest hij zijn opleiding staken, omdat zijn vader het studiegeld niet meer kon opbrengen. Toen een beurs voor hem niet bleek weggelegd, moest Janmaat gaan werken voor de kost. Het was het begin van een reeks tegenslagen waarnaar hij later nog veelvuldig zou verwijzen.

Na baantjes als vertegenwoordiger en administrateur werkte Janmaat van oktober 1962 tot de zomer van 1964 als loonarbeider in Duitsland. In die tijd ontmoette hij ook zijn eerste geliefde, de uit Duitstalig België afkomstige Evi Hock, met wie hij in maart 1966 zou trouwen. Teruggekeerd naar Gouda leidde hij twee jaar lang samen met twee broers een meubelfabriekje, tot dit bedrijf in 1966 bij een brand verloren ging.

Met het geld van de brandverzekering kon de inmiddels 31-jarige Janmaat in september 1966 met de studie politicologie beginnen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij ambieerde een functie in de politiek, een wereld waar hij, naar eigen zeggen, al sinds zijn jeugd door werd gefascineerd. De fiscale en financiële moeilijkheden die hij in het bedrijfsleven had ervaren - en waarschijnlijk ook zijn geringe eigen succes -, hadden hem verder gestimuleerd. Onder zijn studiegenoten stond hij bekend als geestig, ambitieus en provocerend. In mei 1969 stond hij vooraan bij de bezetting door protesterende studenten van het zogeheten 'Maagdenhuis', waarbij hij door de politie werd opgepakt. Op 24 juni 1972 studeerde hij af.

Al snel trad Janmaat als parttime leraar maatschappijleer in dienst bij het Lodewijk Makeblijde College in Rijswijk en het St. Janscollege in Den Haag. Om, zoals hijzelf zei, 'niet bekneld te raken in de onderwijssfeer' (Archief Janmaat) en voeling te houden met het bedrijfsleven, vulde hij de rest van zijn tijd met een eenmansadviesbureau voor het Midden- en Kleinbedrijf. Later breidde hij zijn takenpakket uit met de functie van politiek adviseur.

Bij twee partijen deed Janmaat serieuze pogingen als politicus aan de slag te komen. Zijn katholieke achtergrond getrouw begon hij bij de Katholieke Volkspartij (KVP), waar hij tussen 1972 en 1979 betrokken was bij verschillende werkgroepen en commissies. Daarnaast onderhield Janmaat contacten met de Democratisch-Socialisten 1970 (DS'70), waarvoor hij als lid van de mediacommissie in 1979/1980 meeschreef aan radio- en televisiepraatjes. Zijn inzet ten spijt werd hij vanwege zijn tegendraadse karakter en zijn ongedurigheid weinig geschikt geacht voor een functie op de voorgrond. Bovendien was Janmaat zich in de loop van de jaren zeventig meer gaan interesseren voor het relatief nieuwe vraagstuk van het bevolkings- en vreemdelingenbeleid, waarbij hij zijn aangeboren recalcitrantie paarde aan steeds radicalere standpunten. Zijn visie stuitte binnen de KVP op zo grote bezwaren dat hij de partij in 1979 definitief verliet. Om dezelfde reden eindigden ook zijn bezigheden bij DS'70.

Janmaats huwelijk was mede door zijn politieke activiteiten in 1979 uitgelopen op een echtscheiding, en in het docentschap voelde hij zich maar weinig op zijn plaats. Naarstig zocht hij eind jaren zeventig naar ander werk bij universiteiten en bedrijven. Bovenal bleef hij echter streven naar een bezoldigde functie bij politiek gerelateerde instellingen, maar zijn inspanningen hadden geen succes.

In maart 1980 kwam Janmaats politieke carrière min of meer per toeval toch van de grond. Via een artikel in Vrij Nederland kwam hij op het spoor van de Centrumpartij (CP), een recent opgerichte extreem-rechtse partij van voormalige leden van de radicalere Nederlandse Volksunie. Geïnteresseerd zocht Janmaat contact met de initiatiefnemers; hij bood hun zijn diensten aan en werd na enkele gesprekken toegelaten als het zevende lid van de CP. In deze omgeving vonden Janmaats ideeën eindelijk weerklank. Begonnen als publiciteitsmedewerker klom hij binnen een paar maanden op tot de belangrijkste man van de partij. Begin 1981 werd hij voorzitter en lijsttrekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Het partijbureau zetelde bij hem thuis.

Met de CP wilde Janmaat zich via de parlementaire weg inspannen voor de belangen van de autochtone arbeiders en middenstand. Economische en materialistische argumenten vormden de hoofdmoot van zijn politieke betoog: 'niks ideologie, ik deed het voor de kleine jongens die godsgruwelijk gepakt worden door de grote jongens' (Oppenheim). De tegenvallende economie, de werkloosheid en bezuinigingen waren volgens hem niet los te zien van de grote aantallen buitenlanders die het land binnenstroomden. Janmaat was tegen de multiculturele samenleving en voor behoud van de 'eigen cultuur'. Migranten moesten inburgeren of terugkeren naar het land van herkomst, en onder het motto 'Vol is vol' moest de grens gesloten blijven voor nieuwkomers. Kenmerkend was bovendien dat tegenover de achterban nog harder stelling werd genomen dan in het publieke debat. Het was enerzijds schipperen om zowel de gematigden als de radicalen te blijven aanspreken, terwijl anderzijds voorzichtigheid was geboden om vervolging te voorkomen. Dit laatste lukte lange tijd, ondanks de juridische procedures waarbij hij van meet af aan was betrokken.

Zijn eerste succes boekte Janmaat in 1982. De CP won toen bij de Tweede-Kamerverkiezingen één zetel, die hij - een luid protesterende menigte op het Binnenhof trotserend - op 16 september aanvaardde. In de Tweede Kamer lieten de zittende partijen geen twijfel bestaan over de aan te nemen houding: vanaf de eerste dag werd Janmaat genegeerd en geïsoleerd. Hijzelf genoot intussen van de publieke aandacht die hij als politicus kreeg. Hij hield ervan te provoceren: 'Lekker een beetje zuigen, sneren en uitspelen' (Oppenheim).

In 1984 keerde het relatieve succes van de CP zich tegen Janmaat. Een belangrijk deel van de partijtop meende dat hij te veel touwtjes in handen had en was bovendien voorstander van een radicalere opstelling. In mei verloor hij het voorzitterschap, waarna Janmaat verzet probeerde te organiseren tegen het nieuwe bestuur. Er volgde een ordinaire strijd over de macht binnen de partij en de gewenste politieke richting, op 15 oktober culminerend in het royement van Janmaat op grond van ondemocratisch optreden en financiële malversaties. Ook zijn baan als maatschappijleraar, waarvoor hij in eerste instantie nog bijzonder verlof had gekregen om in de Kamer zitting te nemen, raakte hij kwijt. De toenemende spanning waaronder deze arbeidsrelatie sinds zijn toetreding tot de CP was komen te staan, kwam op 22 oktober 1984 tot een einde: tegen een schadevergoeding werden de contracten met de scholen uit Rijswijk en Den Haag ontbonden.

Terwijl Janmaat vanaf 15 oktober 1984 op persoonlijke titel in de Tweede Kamer zat, bereidde hij de oprichting van een eigen partij voor. Op 7 november al kon hij de Centrumdemocraten (CD) presenteren. De nieuwe partij onderscheidde zich zowel inhoudelijk als organisatorisch nauwelijks van de CP, zij het dat de CD - uit angst voor een nieuwe coup - volledig was ingericht rondom Janmaat. Hij was partijvoorzitter en stond op nagenoeg alle kieslijsten op de eerste plaats. Rond hem vormde zich een hechte groep van zorgvuldig gekozen getrouwen.

Toch werden er, ondanks alle ruzies, pogingen ondernomen om de CP en CD weer samen te brengen, maar deze bleven zonder succes. Een verzoeningsbijeenkomst in een hotel in het dorpje Kedichem bij Leerdam op 29 maart 1986 werd op gewelddadige wijze verstoord door een grote groep links-radicalen. Toen het hotel met rookbommen werd bestookt, vloog het gebouw in brand. Janmaat ontsnapte slechts ternauwernood aan de dood; bij CD-secretaris Wil Schuurman moest als gevolg van een ongelukkige sprong uit een raam een been worden geamputeerd. Het was niet de eerste en ook niet de laatste keer dat Janmaat en de zijnen werden geconfronteerd met bedreigingen en fysiek geweld.

Terneergeslagen overwoog Janmaat even zijn politieke loopbaan te beëindigen, maar hij besloot door te gaan, met Schuurman als 'martelares' aan zijn zijde. Met haar had hij, na enkele lustige jaren vrijgezellenleven, een relatie gekregen. Vanwege hun centrale positie werd het stel - dat in 1996 zou trouwen - in de CD wel 'het echtpaar Ceausescu' genoemd, naar de Roemeense dictator en zijn invloedrijke vrouw.

Bij de verkiezingen van 1986 verloor Janmaat zijn zetel, en op 3 juni van dat jaar moest hij afscheid nemen van de Tweede Kamer. Na zich te hebben toegelegd op de partijorganisatie - de weg terug naar een maatschappelijke loopbaan was inmiddels onbegaanbaar geworden - keerde hij op 8 september 1989 terug in het parlement. In 1994 behaalde Janmaat zijn grootste succes, toen de CD vanaf 17 mei drie Kamerzetels mocht bezetten. De andere partijen zagen in deze groei een aanleiding Janmaat en zijn gedachtegoed niet langer met een 'cordon sanitaire', maar met een assertieve opstelling tegemoet te treden. Daarbij speelde ook mee dat het debat over de integratie van minderheden in een nieuwe fase was beland, waarbij steeds meer partijen openlijk vraagtekens plaatsten bij de ontwikkeling van de multiculturele samenleving en de 'vreemdelingenproblematiek'.

Janmaat profiteerde echter nauwelijks van de toegenomen aandacht voor 'zijn' vraagstukken. Toen deze eindelijk volop in de belangstelling stonden, bleek juist de teloorgang van Janmaat en zijn geestverwanten al te zijn ingezet: in 1998 haalde de partij slechts 0,6 procent van de stemmen, waardoor Janmaat en de CD op 19 mei van dat jaar voorgoed uit de Kamer verdwenen.

Achttien jaar had Janmaat moeten opereren in isolement, voortdurend geconfronteerd met een weerspannige achterban, met vooringenomen journalisten en met een (over)waakzame overheid, die hem in 1994 en opnieuw in 1997 veroordeelde wegens het aanzetten tot rassenhaat en discriminatie, met boetes en voorwaardelijke gevangenisstraf tot gevolg. Dit alles had hem diep wantrouwig gemaakt. Die achterdocht was niet onbegrijpelijk, maar leek bij hem door te slaan in paranoia.

Na de verkiezingsnederlaag probeerde Janmaat nog verder te gaan met de nieuw opgerichte partij Conservatieve Democraten, die in februari 1999 was aangemeld bij de kiesraad. Het kwam er uiteindelijk niet van; Janmaat was moegestreden. Fysiek kon hij het zware partijwerk niet meer aan. Een hartkwaal speelde hem al enkele jaren parten, en na een hernia was ook zijn rug een zwakke plek. Hij ging nog wel op zoek naar rehabilitatie, misnoegd over het feit dat uitspraken die tijdens zijn loopbaan nog strafbaar waren, in het nieuwe politieke klimaat na de grote aanslagen van moslimterroristen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten en de opkomst van de rechts-populistische politicus Pim Fortuyn wel werden geaccepteerd. Op de uitspraak dat Nederland 'vol' was, rustte geen taboe meer. Om die reden stapte hij enkele weken voor zijn overlijden naar het Europese Hof om in hoger beroep te gaan tegen zijn veroordeling wegens discriminatie uit 1997. Hij stierf in juni 2002 - een maand na de moord op Fortuyn - op 67-jarige leeftijd.

Qua naamsbekendheid kon Hans Janmaat zich meten met de groten in de Nederlandse politiek: hij was de verpersoonlijking geworden van extreem-rechts. Van enige directe politieke importantie was Janmaat echter nooit. Het ontbrak in de jaren tachtig en de vroege jaren negentig aan een voedingsbodem voor een brede nationalistische stroming. Was die er tijdens zijn loopbaan wel geweest, dan zou Janmaat bovendien niet over voldoende politiek talent en charisma hebben beschikt om aan die stroming leiding en richting te geven.

A: Archief-J.G.H. Janmaat in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

P: Behalve verscheidene artikelen in de partijorganen van de CP en de CD (achtereenvolgens Centrumtaal, Middenkoers, CD-actueel, CD-info, CD-Nieuwsbrief): 'Political Efficacy. Een derde exploratie', in Acta Politica 7 (1972) 483-489; 'De koers van de KVP en het effect voor de Nederlandse politiek', in Politiek Perspectief 1 (1972) 5 (sept./okt.) 39-44; 'Haastige spoed is zelden goed. Kritische kanttekeningen bij het onderzoek "De Nederlandse kiezer '72"', in Intermediair, 13-4-1973.

L: Behalve necrologieën o.a. door Mark Kranenburg, in NRC Handelsblad, 10-6-2002, door Michiel Kruijt, in de Volkskrant, 10-6-2002, door Jean-Pierre Geelen, ibidem, 15-6-2002, door Meindert Fennema, in Vrij Nederland, 22-6-2002 en door Carla Hoetink, in Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2002 ('s-Gravenhage 2002) 140-143: interview door Frenk van der Linden, in De Tijd, 13-6-1980; Kees Brants en Willem Hogendoorn, Van vreemde smetten vrij. Opkomst van de Centrumpartij (Bussum 1983); interview door Alice Oppenheim, in Elseviers Magazine, 25-2-1984; interview door Bert Voskuil, in Nieuwe Revu, 28-9-1989; Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland, 1950-1990 (Amsterdam 1991); interview door Meindert Fennema, in de Volkskrant, 4-2-1992; Rinke van den Brink, De internationale van de haat. Extreem-rechts in West-Europa (Amsterdam 1994); Peter Rensen, Dansen met de duivel. Undercover bij de Centrumdemocraten (Amsterdam [etc.] 1994); interview door Jan Hoedeman en Arendo Joustra, in Elsevier, 22-1-1994; Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa (Amsterdam 1995); Extreem-rechts in Nederland. Onder red. van Joop van Holsteyn en Cas Mudde ('s-Gravenhage 1998); interview door Pierre Petit, in Algemeen Dagblad, 21-2-2002; Meindert Fennema, 'Gedemoniseerd door de journalistiek. Hans Janmaat 1934-2002', in Niets dan goeds. Over bekende doden. Onder red. van Gerlof Leistra en Liesbeth Wytzes (Amsterdam 2003) 162-171.

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Antonisse; Collectie ANEFO: Janmaat in de Tweede Kamer op 6 september 1983].

Carla Hoetink


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013