© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J. Withuis, 'Lennep, Adrienne Minette van (1896-1965)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/lennepam [12-11-2013]
LENNEP, Adrienne Minette van (1896-1965)
Lennep, Adrienne Minette van, (ook bekend onder de naam Mies Boissevain-van Lennep), feministe en verzetsvrouw (Amsterdam 21-9-1896 - Amsterdam 18-2-1965). Dochter van Karel van Lennep, bankier, en Anna Elize Homans. Gehuwd op 17-6-1919 met Jan Boissevain, directeur van de Maatschappij voor Industrie en Handelsbelangen (1895-1945). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren.
Mies van Lennep groeide op aan de Amsterdamse Herengracht als derde dochter in een welgesteld bankiersgezin. Met haar zes zusters en broer stond zij onder de hoede van een Franse gouvernante. Op haar twaalfde ging de non-conformistische, intelligente en mooie Mies - die in het gezin een ondeugend buitenbeentje was - naar de Openbare Handelsschool, indertijd geen gebruikelijke keuze voor een meisje. Op die school leerde zij haar latere echtgenoot Jan Boissevain kennen. In 1919, drie jaar nadat Van Lennep in Utrecht de MO-akte Engels had behaald, trouwden zij in de doopsgezinde kerk aan het Singel in Amsterdam.
Kort daarop verhuisde het echtpaar naar Schiedam, waar Boissevain directeur van Van Loopuyt's Bank was geworden. Toen hij in 1922 directeur werd van de Maatschappij voor Industrie- en Handelsbelangen keerde het jonge gezin - tussen 1920 en 1922 werden de drie zoons Jan Karel ('Janka'), Gideon ('Gi') en Frans geboren - terug naar Amsterdam. Hier kwamen in 1925 en 1926 nog twee dochters ter wereld: Annemie en Sylvia. Men ging wonen aan de Keizersgracht, in een groot pand met een voor- en achterhuis, zalen en marmeren gangen, waar het gezin een druk sociaal leven leidde; ook de firma hield er kantoor. Om bij te dragen aan het gezinsinkomen begon Boissevain-van Lennep begin jaren dertig in het souterrain van het huis een schoonheidssalon, toentertijd een modern instituut waar mensen werden behandeld met gezichtsmassages en crèmes, en waar 'Mammie' - zoals haar kinderen haar noemden - tevens leerlingen opleidde. Op de gang hing de spreuk die ook haar briefpapier en de aan de leerlingen uitgereikte diploma's sierde: 'Gezondheid + schoonheid = levenslust'.
Samen met haar vriendin Willemijn ('Lil') Posthumus-van der Goot - Nederlands eerste gepromoveerde econome - blies Boissevain-van Lennep de wat ingeslapen Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS) nieuw leven in. Zij werd voorzitster van de Amsterdamse afdeling. Bovendien nam zij zitting in het hoofdbestuur, waarvan zij tot 1942 deel zou uitmaken. In de laatstgenoemde hoedanigheid voerde zij geestdriftig actie tegen het voorstel van minister van Sociale Zaken C.P.M. Romme uit 1937 om gehuwde vrouwen bij wet te verbieden betaalde arbeid te verrichten. Posthumus-van der Goot plaatste op de door haar geredigeerde vrouwenpagina in De Groene Amsterdammer geregeld protestlimericks van Boissevain-van Lennep, zoals deze: 'Een man met een pover salaris / had een zoon met talent voor notaris. / Met aandoenlijke trouw / slooft hier moeder de vrouw, / maar helaas! Romme komt voor hij klaar is'.
Samen met onder anderen Truus Wijsmuller-Meijer, eveneens lid van de VVGS, loodste Boissevain-van Lennep eind jaren dertig duizenden joodse kinderen uit het nationaal-socialistische Duitsland en Oostenrijk veilig naar Groot-Brittannië: de zogeheten 'kindertransporten'. In 1938 werd zij secretaresse van het Comité Vrouwenhulp voor Vluchtelingen, een zuilenoverstijgend samenwerkingsverband van vrouwenorganisaties, dat hielp bij de verzorging en opvang van vluchtelingen uit nazi-Duitsland.
Tijdens de Duitse bezetting zette Boissevain-van Lennep haar werk voor de vervolgden voort. Zo bracht zij haar vriendin de journaliste Gesina van der Molen, medewerkster van de illegale bladen Vrij Nederland en Trouw, in 1942 in contact met haar bijna twintig jaar jongere zuster Hester van Lennep. Samen met een aantal andere jonge vrouwen wisten zij honderden joodse kinderen, die in de voormalige Hollandsche Schouwburg wachtten op deportatie, onder de ogen van de bezetters weg te halen en elders in het land onder te brengen.
Gedurende de bezetting waren veel leden van het gezin Boissevain-van Lennep, dat in 1940 was verhuisd naar een modern, maar veel kleiner huis in het nieuwe gedeelte van Amsterdam-Zuid, op een of andere manier betrokken bij verzetsactiviteiten. Janka en Gi maakten deel uit van de verzetsgroep CS-6, vermoedelijk vernoemd naar hun huisadres Corellistraat 6, waar in de kelder explosieven lagen opgeslagen. Op 2 augustus 1943 deed de Sicherheitsdienst hier een inval en werd Boissevain-van Lennep gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis aan de Amstelveenseweg. Vandaar werd zij met haar jongste zoon Frans - die tegelijk met haar was gearresteerd - op 6 oktober overgebracht naar het concentratiekamp Vught. Hier kwam zij haar man Jan weer tegen, die eerst in december 1941 was opgepakt, vervolgens was vrijgelaten om daarna in maart 1942 definitief te worden gearresteerd. Hier moeten zij hebben vernomen dat hun zoons Janka en Gi in de vroege ochtenduren van 1 oktober 1943 in de duinen bij Overveen waren gefusilleerd.
Behalve haar echtgenoot Jan was Boissevain-van Lennep ook haar medegevangenen tot steun. Tewerkgesteld op de ziekenzaal van kamp Vught was 'Zuster Mammie' voor velen een bron van troost. Toen het kamp op 6 september 1944, na Dolle Dinsdag, werd ontruimd, belandde Boissevain-van Lennep met de laatste transporten in Ravensbrück, het concentratiekamp voor vrouwen in Brandenburg. Zij zorgde ervoor dat in de overvolle trein uit Vught - zeventig gevangenen opgepropt in één wagon - geen paniek uitbrak. Dankzij haar organisatietalent kwamen de vrouwen na vier dagen zingend in Ravensbrück aan. Ook in dit kamp slaagde Boissevain-van Lennep erin het moreel hoog te houden en wist zij velen te bemoedigen. Ex-lotgenoten prezen haar bereidheid te helpen, haar vindingrijkheid, haar onverwoestbare vertrouwen en haar moed. Haar echtgenoot en jongste zoon werden vanuit Vught ieder apart naar concentratiekampen gedeporteerd: Jan via Sachsenhausen naar Buchenwald, waar hij eind januari 1945 stierf, en Frans naar Dachau, dat hij overleefde. Annemie, de oudste dochter, werd nog op 30 november 1944 opgepakt en zat drie maanden vast in de strafgevangenis in Scheveningen.
In april 1945 werd Boissevain-van Lennep vanuit het door de Sovjets bevrijde Ravensbrück, doodziek en zwaar ondervoed, met een ziekentransport van het Rode Kruis naar Zweden gebracht om daar aan te sterken. Toen Boissevain-van Lennep vandaar in augustus 1945 in Amsterdam terugkeerde, bleek dat het huis in de Corellistraat was leeggeroofd en in bezit was genomen door anderen. Kort daarop werd zij als enige vrouw - op voordracht van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit - lid van de 'Commissie van onderzoek inzake het verstrekken van pakketten door het Rode Kruis en andere instanties aan Nederlandse politieke gevangenen in het buitenland gedurende de bezettingstijd, alsmede inzake het evacueren van Nederlandse gevangenen'. De conclusie van deze commissie onder leiding van J.J. Vorrink luidde dat een betere voorziening van pakketten vele levens had kunnen redden; ook zijzelf had nooit een pakket ontvangen.
In 1945 nam Boissevain-van Lennep bovendien zitting in de Commissie tot Vaststelling van Richtlijnen voor het vieren van Nationale Hoogtijdagen, deel uitmakend van het Nationaal Instituut, een particuliere 'Doorbraak'-organisatie die het nationaal bewustzijn wilde verdiepen door het cultiveren van volksfeesten. Het was in dit kader dat Boissevain-van Lennep de 'Nationale Feestrok' bedacht, een van haar aansprekendste en succesrijkste initiatieven.
Als het aan Boissevain-van Lennep had gelegen, dan hadden alle Nederlandse vrouwen vanaf de eerste viering van bevrijdingsdag op 5 mei 1946 op nationale feestdagen een kledingstuk gedragen dat was samengesteld uit oude lapjes. Die lapjes moesten op zo'n manier op bijvoorbeeld een oude rok worden genaaid, dat de oude ondergrond verdween en er een nieuw en kleurrijk geheel ontstond. Het uitgangspunt van dit patchwork was dat het nieuwe geheel meer was dan de som der delen. 'Eenheid in veelheid van lijnen en kleuren', zoals in het 'Rokkenlied' de lapjesvariant van het naoorlogse wederopbouw- en vernieuwingsstreven luidt. Behalve dat vrouwen met de Nationale Feestrok een symbolische politieke daad zouden stellen, poogde Boissevain-van Lennep met de Feestrok een ritueel te ontwerpen waarin wederopbouw samen ging met besef van verdriet. Zelf borduurde zij op een lapje in haar rok dezelfde tekst die een van haar zonen voor zijn executie in de muur van zijn Scheveningse cel kraste: 'Ni regret du passé, ni peur de l'avenir', de wapenspreuk van het oude geslacht der Boissevains.
Een tweede naoorlogs feministisch initiatief van Boissevain-van Lennep was de Vrouwenpartij Praktisch Beleid, die zij oprichtte voor de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen in 1946. Boissevain-van Lennep was een overtuigd representante van het type feminisme dat vrouwen en mannen als geheel verschillend beschouwt en zij zag een vrouwenpartij als een belangrijke manier om de 'vrouwelijke' stem in de politiek te laten horen. De partij - die werd gesteund door diverse overlevenden van Ravensbrück en dreef op haar faam als verzetsvrouw - haalde geen zetel en stierf daarna een stille dood. Ook was Boissevain-van Lennep betrokken bij de oprichting in het najaar van 1946 van de Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB) en bij diverse lotgenotencontacten van ex-Ravensbrückers. Daarbij speelden de tegenstellingen tussen communisten en niet-communisten hoog op. De NVB en de meeste van de Ravensbrückgroepjes die door de jaren heen hebben bestaan, waren of werden mantelorganisaties van de Communistische Partij van Nederland. 'Mammie Boissevain', die er door haar oorlogservaringen geen moeite mee had met communisten samen te werken, ging er om die reden uit. Zij wilde niet worden misbruikt en was bovendien in de ogen van de communisten veel te feministisch gezind. Haar werk voor joodse kinderen werd voortgezet in de Commissie voor Oorlogspleegkinderen.
Mies Boissevain-van Lennep overleed na een slepende ziekte in 1965. Uit de necrologieën die alle grote kranten plaatsten, bleek toen opnieuw wat voor indrukwekkende persoonlijkheid zij was geweest. Volgens de Haagse Post (1-5-1965) ging bij haar overlijden 'een golf van ontroering' door 'tal van Nederlandse huiskamers'. Na haar crematie werd de as van Boissevain-van Lennep uitgestrooid over de erebegraafplaats Bloemendaal, waar Janka en Gi na de bevrijding waren herbegraven.
A: Archivalia van Mies Boissevain-van Lennep bevinden zich o.a. in het familiearchief Boissevain in het Stadsarchief Amsterdam, in het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging, (Nationale Feestrok en Praktisch Beleid), in het Verzetsmuseum Amsterdam (Feestrok en familiealbum) en in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, alle gevestigd in Amsterdam.
P: 'Meer vrouwen in de Gemeenteraden', in De Vrije Katheder 5 (1946) 45, 550.
L: Behalve de necrologie door W.H. Posthumus-van der Goot, in Nieuwe Rotterdamse Courant, 27-2-1965: Verhoor van A.M. Boissevain-van Lennep, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 VIc ('s-Gravenhage 1952) 270-275; "'Ni regret du passé, ni peur de l'avenir", 1940-1945. De Boissevains', in Haagse Post, 1-5-1965; Marjan Schwegman, Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties, Nederland 1940-1945 (Amsterdam 1980); Jolande Withuis, Opoffering en heroïek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in naoorlogs Nederland, 1946-1976 (Amsterdam 1990); eadem, 'De doorbraak en de feestrok. Een uitnodiging tot onderzoek naar de politieke geschiedenis van sekse rond het einde van de tweede wereldoorlog', in De Gids 154 (1991) 4 (apr.) 255-268; eadem, 'Een rok als nationaal symbool. Mies Boissevain, de Feestrok en het Nederlands wederopbouwfeminisme', in eadem, De jurk van de kosmonaute. Over politiek, cultuur en psyche (Amsterdam 1995) 60-84; Huug de Groot, Ontmoetingen in het verleden. [familiegeschiedenis door een schoonzoon van Mies Boissevain-van Lennep, uitgave in eigen beheer, 1998]; Jolande Withuis, Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur (Amsterdam 2002); eadem, Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (Amsterdam 2005). Op 28 januari 1992 zond de VPRO in de serie 'Het spoor terug' de radiodocumentaire De gedrevenen: Mies Boissevain van Marnix Koolhaas uit.
I: Els Meulendijks, Heden-verleden, blijmoedig gedragen. Mies Boissevain-van Lennep (1896-1965) (Gouda 1994) omslagfoto [Foto: Verzetsmuseum Amsterdam].
Jolande Withuis
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013