© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Annet Mooij, 'Nak, Pieter Frederik Willem (1906-1996)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/nak [12-11-2013]
NAK, Pieter Frederik Willem (1906-1996)
NAK, Pieter Frederik Willem (artiestennamen Pietro Nakaro en Nakaro de Magiër), verzetsman en politiek activist (Amsterdam 28-12-1906 - Haarlem 16-12-1996). Zoon van Fredrik Nak, sigarenmaker, en Gerrigje van der Meulen. Gehuwd op 25-9-1929 met Francisca Christina de Jager (1911-1989). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.
Piet Nak werd als dertiende en laatste kind geboren in een Amsterdams arbeidersgezin. Hij groeide op in de volkswijken 'Oud West' en de 'Jordaan'. Nadat hij de lagere school had afgerond, werkte de jonge Piet kortstondig in de sigarenfabriek waar ook zijn vader als sigarenmaker de kost verdiende. Maar al op vijftienjarige leeftijd trad hij in dienst van de stadsreiniging, waar hij achtereenvolgens de functies bekleedde van rateljongen bij de vuilniskar, straatveger, koetsier en reserve-chauffeur op de vuilniswagen.In 1929 trouwde Nak met 'zijn eerste meisje', Stien de Jager. Vijf maanden na de huwelijksvoltrekking werd hun zoon geboren; in 1934 zou nog een dochter volgen. In de jaren dertig werd Nak lid van de Communistische Partij Holland en raakte hij betrokken bij de hulp aan uit nazi-Duitsland gevluchte communisten. Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, koesterde Nak geen enkele illusie over de aard van het bezettingsregime.
Die aard werd onverbloemd getoond toen in het weekend van 22 en 23 februari 1941 in de Amsterdamse Jodenhoek de eerste razzia's plaatsvonden. Zo'n vierhonderd joodse mannen werden door de Duitse politie op het Jonas Daniël Meijerplein bijeengeranseld en afgevoerd. De verontwaardiging van omstanders over dit brute optreden was groot en algemeen. Ook de stratenmaker Willem Kraan was er getuige van. Ontdaan bezocht hij vervolgens zijn vriend en partijgenoot Nak. Beide gemeentearbeiders waren van mening dat op deze schokkende gebeurtenissen moest worden gereageerd. Nog op diezelfde zondag informeerden Nak en Kraan zoveel mogelijk collega's en partijgenoten bij de Stadsreiniging en Publieke Werken, met het idee deze bedrijven de volgende dag plat te leggen. Ook nam het tweetal contact op met de Amsterdamse districtsleiding van de inmiddels illegale Communistische Partij van Nederland (CPN), die eveneens door de gebeurtenissen was geschokt en de voorbereiding voor een algemene staking in gang had gezet.
De volgende morgen kwam de staking niet van de grond. Wel werd op maandag 24 februari aan het begin van de avond een bijeenkomst belegd op de Noordermarkt, waar enkele honderden verontruste gemeentearbeiders samenkwamen. Besloten werd dat de volgende dag zou worden gestaakt. Naks collega bij de stadsreiniging Dirk van Nimwegen riep het samengestroomde publiek hiertoe op. Toen hij was uitgesproken nam ook Nak onverwacht nog het woord om andermaal tot staken aan te sporen.
Op dinsdag 25 februari 1941 werd massaal aan de oproep gehoor gegeven. Massaler zelfs dan iemand had durven hopen: de staking breidde zich in de loop van de dag als een lopend vuur uit en sloeg over naar omliggende gemeentes. De communistische aanstichters waren door het succes overdonderd en verloren de greep op het verloop van de actie volkomen. Ook de Duitsers werden door de gebeurtenissen verrast. Pas op 26 februari kondigden zij de staat van beleg af en werd de staking in geweld gesmoord. Er vonden arrestaties plaats en bij straatgevechten en schietpartijen vielen negen doden en enkele tientallen gewonden.
Ook Nak werd op de tweede stakingsdag opgepakt en overgebracht naar het Lloyd Hotel aan de Oostelijke Handelskade, dat als huis van bewaring dienstdeed. Nadat hij was verhoord en verschrikkelijk mishandeld, lieten de Duitsers hem na enkele dagen vrij, niet wetend dat hij een van de aanstichters was. Nak was daarna bij periodes ondergedoken, maar bleef betrokken bij het drukken en verspreiden van de illegale Waarheid. Hij werd in november 1941 en in mei 1943 nogmaals gearresteerd, maar beide keren kwam hij weer vrij. Wel brachten de mishandelingen hem blijvend letsel toe, waardoor hij in 1943 voor zijn werk bij de gemeente werd afgekeurd. Ook Willem Kraan werd eind 1941 opgepakt. Hij werd in november 1942 gefusilleerd.
Na de bevrijding ontving Nak een toelage van de Stichting 1940-1945, maar die was te klein om zijn gezin te kunnen onderhouden. Pogingen een vergunning te verkrijgen voor een sigarenwinkel of een taxi liepen spaak bij gebrek aan de vereiste papieren. Nak pakte daarom een oude hobby weer op en begon een tweede carrière als goochelaar en illusionist. Geassisteerd door zijn dochter Christina gaf hij onder zijn artiestennaam Pietro Nakaro, ook wel Nakaro de Magiër, voorstellingen, meestal tijdens feestelijke bijeenkomsten in het communistische circuit. Ook in diverse Oostbloklanden trad hij op.
In de tweede helft van de jaren vijftig bekoelden de betrekkingen tussen Nak en de CPN. Na de bevrijding was de partij er in toenemende mate toe overgegaan van de Februaristaking en haar jaarlijkse herdenking een partijpolitiek paradepaardje te maken. De staking diende daartoe te worden omgevormd tot een gebeurtenis die onder strakke partijregie was georganiseerd en uitgevoerd. Vooral de rol van partijleider Paul de Groot werd in de communistische geschiedschrijving met alle mogelijke middelen uitvergroot. Nak bewoog zich in tegengestelde richting. Hij werd steeds stelliger in zijn bewering dat de staking puur het initiatief was geweest van twee gemeentearbeiders, hijzelf en zijn vriend Willem Kraan. De partij was er niet aan te pas gekomen. Dergelijke claims van individuele partijleden, die zich op hun eigengereide gedrag ook nog wilden laten voorstaan, werden in de CPN niet gewaardeerd.
De partijscheuring van 1958 vergrootte de kloof. Nak was niet direct bij het conflict betrokken, maar hij werd wel met de geroyeerde partijleden geassocieerd. Sindsdien leidde de aanwezigheid van Nak bij de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking tot opstootjes, want de CPN wilde niet dat hij nog in de kop van het defilé meeliep. De communistische ordedienst moest er enkele keren aan te pas komen om te zorgen dat hij op afstand werd gehouden.
Na de breuk met de partij ging Nak er met verdubbelde inzet mee door te verkondigen dat Kraan en hij het initiatief voor de Februaristaking hadden genomen. Bij de media vond hij daarvoor een willig oor; zij namen zijn verhaal met graagte en kritiekloos over. Behalve aan anticommunistische sentimenten was die populariteit te danken aan het feit dat Nak een goed verteller was. Hij bracht een aangrijpend en tot de verbeelding sprekend verhaal van twee moedige arbeiders die samen aan de basis van de Februaristaking stonden. Zijn persoonlijke getuigenis was vele malen aansprekender dan de levenloze retoriek van de communisten, waarin de heldenrollen altijd waren weggelegd voor anonieme grootheden als 'de partij' en 'de massa'.
Zo was het in 1966, op de avond van de herdenking van 25 jaar Februaristaking, opnieuw Nak die op de televisie te zien was bij een uitzending van Achter het Nieuws, het actualiteitenprogramma van de VARA. Zoals vorige optredens van Nak maakte ook dit op vele kijkers diepe indruk. Naar aanleiding van de uitzending ontstond in joodse kring het initiatief Nak een reis naar Israël aan te bieden. Een geldinzameling bracht voldoende op om Nak, zijn vrouw en de weduwe Kraan op 10 mei 1966 te laten vertrekken. In Israël mocht Nak een boom planten, en voor zijn rol in de Februaristaking ontving hij een onderscheiding van Yad Vashem voor hulp aan de joden plus een medaille van de stad Jeruzalem.
Inmiddels ontving Nak sinds het midden van de jaren zestig een ruimer verzetspensioen, waardoor hij zijn goocheldoos definitief kon opbergen. Landelijke bekendheid verwierf hij daarna met zijn protesten tegen het Amerikaanse optreden in Vietnam en de oprichting van het Amsterdamse Vietnam Comité (later Nationaal Comité Vietnam) in begin 1967. Naks ongebruikelijke uitspraak van de naam van het land - hij had het altijd over 'Fietnam', met 'Fiet' rijmend op 'Piet' - bezorgde hem de bijnaam 'Piët Nak'.
Nak organiseerde in 1967 een tweetal demonstraties tegen de oorlog in Vietnam, maar raakte al spoedig in conflict met medeactivisten, die een andere wijze van demonstreren voorstonden. Nak wilde stille optochten, terwijl de anderen leuzen zoals 'Johnson moordenaar' wilden roepen. Nadat Nak de 'lawaaimakers' had uitgemaakt voor raddraaiers en het politieoptreden tegen hen had geprezen, werd hij door provo's bedreigd: er zou een groep naar hem onderweg zijn om hem te liquideren. Uiteindelijk liep het met een sisser af. In het Vietnam-kamp kwam het begin 1968 tot een splitsing, waarna Naks rol in korte tijd was uitgespeeld.
In 1969 kwam Nak opnieuw in het nieuws toen hij zijn aandacht richtte op het lot van de Palestijnen in de door Israël bezette gebieden. Samen met anderen stond hij aan de basis van het Palestina Comité. Al spoedig brak ook hier ruzie uit met radicalere bestuursleden, die vonden dat de wereldrevolutie en de internationale klassenstrijd in het programma van het Comité moesten worden opgenomen. Maar, bracht Nak daartegen in, 'wat hep dát er nou mee te maken?' (Biersteker).
Naks pro-Palestijnse uitspraken en zijn bemoeienissen met het Palestina Comité wekten de woede van een deel van zijn bewonderaars, die nog in 1966 de reis naar het nu fel bestreden Israël voor hem hadden georganiseerd. Consequent was Nak wel. Uit protest tegen de positie van de Palestijnen in de bezette gebieden leverde hij begin 1971 zijn Israëlische onderscheidingen weer in. Ook dat gebaar kwam hem te staan op scheldpartijen en bedreigingen.
Of deze agressie een rol speelde bij zijn beslissing Amsterdam te verlaten valt niet te achterhalen, maar feit is dat Nak en zijn vrouw in augustus 1971 verhuisden naar IJmuiden, waar ook hun dochter woonde. Geregeld werd de oud-Februaristaker nog door de pers bezocht en kreeg hij gelegenheid zijn levensfilosofie uiteen te zetten: 'Ik ken geen Palestijnen, ik ken geen joden, ik ken geen negers, ik ken alleen de mensheid' (Haagse Courant, 21-12-1985). Maar in de loop der jaren nam de aandacht af. Nak kende een eenzame oude dag, zeker nadat zijn vrouw met dementie in een verpleeghuis was opgenomen. Zij overleed in 1989. Nak zelf stierf in 1996, bijna negentig jaar oud.
Piet Nak was een gedreven man, die prat ging op een groot gevoel voor rechtvaardigheid. 'Ik ben mijn hele leven druk bezig geweest tegen onrecht. Zo ben ik nou eenmaal. Ik kan mijn karakter toch niet veranderen?', zei hij daar zelf over (Algemeen Dagblad, 21-12-1996). Zijn optreden als Amsterdamse arbeider die allergisch is voor onrecht, sprak velen aan, maar leverde hem ook vijanden op. Voormalige kameraden en bewonderaars verweten hem onbetrouwbaarheid en opportunisme.
Zonder aan de oprechtheid van zijn drijfveren afbreuk te willen doen, moet worden opgemerkt dat Nak een sterke behoefte had zichzelf in het centrum van de belangstelling te plaatsen en niet vrij was van een neiging tot zelfvergroting. Het pregnantst kwam die tot uitdrukking ten aanzien van de Februaristaking. Nak poseerde na zijn breuk met de CPN zonder enig voorbehoud als de enige nog levende initiatiefnemer van de staking. Die aanspraak berust op een overschatting van zijn eigen rol. Een bedrieger was Nak zeker niet, eerder iemand die oprecht geloofde in zijn eigen verhalen.
A: Archief-Piet Nak in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam; archief-Piet Nak en knipselcollectie-Piet Nak in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam; persdocumentatie in het Stadsarchief Amsterdam.
L: Behalve necrologieën op 21-12-1996 o.a. in Algemeen Dagblad, Haagse Courant en de Volkskrant, door Paul Arnoldussen in Het Parool, 20-12-1996, en door Henk Biersteker in Hervormd Nederland, 18-1-1997: interview door Sem Davids in De Groene Amsterdammer, 25-12-1965; interview door Cherry Duyns in Haagse Post, 30-12-1967; interview door John Jansen van Galen in Haagse Post, 21-2-1981; interview door Peter van der Klugt en Christof van Basten Batenburg in de Volkskrant, 28-2-1981; interview door Aad Wagenaar in Noordhollands Dagblad, 21-12-1985; Paul Arnoldussen en Annemarie de Wildt, Stadsgezichten. Honderd grote Amsterdammers uit de twintigste eeuw (Amsterdam 1999) 130-131; Max Arian, 'Verzetsman en dwarsligger', in De Groene Amsterdammer, 13-5-2000; Annet Mooij, De strijd om de Februaristaking (Amsterdam 2006).
I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Eric Koch; Collectie ANEFO: Nak tijdens de Vietnamdemonstratie in Amsterdam. op 21 oktober 1967].
Annet Mooij
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013