Gorter, Evert (1881-1954)

 
English | Nederlands

GORTER, Evert (1881-1954)

Gorter, Evert, hoogleraar kindergeneeskunde (Utrecht 19-2-1881 - Leiden 17-2-1954). Zoon van Auke Gorter, arts (wegens reuma nooit kunnen praktiseren), en van Geertje Meijer. Op 22-5-1903 gehuwd met Jeannette Elisabeth Keijser. Uit dit huwelijk werden 3 dochters en 2 zoons geboren. Na echtscheiding op 19-7-1933 gehuwd sinds 18-8-1933 met Elisabeth Colette Nicoline Muller. Dit huwelijk bleef kinderloos. afbeelding van Gorter, Evert

Evert Gorter bezocht de lagere school te Dieren. Na twee jaar verliet hij de school en ontving tot zijn 13de-jaar huisonderwijs van zijn ouders die in het buitenland heil zochten, waarna toelating volgde tot de 3de-klasse van het gymnasium te Arnhem. Vier jaar later legde hij het eindexamen af en liet hij zich inschrijven als student in de geneeskunde aan de Leidse Universiteit. Na zijn semi-artsexamen in 1905 ging Gorter werken in het Institut Pasteur en het Hôpital des Enfants malades in Parijs. Na driekwart jaar beëindigde hij zijn medische studie en werd assistent bij prof. W. Nolen in de interne geneeskunde. In 1907 volgde promotie cum laude op een proefschrift getiteld Over de verschillende typen van tuberkelbacillen en over de wegen der tuberculeuze infectie.

Gorter had reeds in Parijs belangstelling voor het zieke kind en het werd zijn doel de kindergeneeskunde als apart terrein af te bakenen. Na bedankt te hebben voor een assistentenplaats bij prof. H.A. Lorentz en prof. W. Einthoven werd hij in 1908 aan de Rijksuniversiteit te Leiden toegelaten als privaat-docent in de interne kinderziekten. Zeven jaar later gelukte het hem met een drie-vriendengift (f. 15000) een huis te kopen voor een afzonderlijke afdeling van het Academisch Ziekenhuis voor kinderen. Op 4 oktober 1915 werd de kinderkliniek aan de 1e Binnenvestgracht geopend. In 1917 werd hij tot lector in de kindergeneeskunde benoemd en kon hij zich geheel aan het zieke kind wijden. Zijn openbare les handelde over Het gestel van het kind. Gorter hechtte veel waarde aan de sociale omstandigheden bij het ontstaan van kinderziekten. Zijn eerste daad na zijn lectoraat was het oprichten van de Leidse Buitenschool in Katwijk aan Zee voor kinderen uit tuberculeus-besmet milieu (eerst een dagschool, later met internaat). Tevens was hij een voorvechter voor het tot stand komen van consultatiebureaus voor zuigelingenzorg en voor tuberculose-bestrijding met het resultaat dat de kindersterfte in Nederland aanzienlijk werd teruggedrongen. Daarnaast was Gorter overtuigd van de betekenis van wetenschappelijk onderzoek voor het verkrijgen van beter inzicht op het gebied van de voedingsleer, biochemie en de microbiologie. Vanaf het eerste uur was een laboratorium aan zijn volgepakt kliniekje toegevoegd.

In 1923 werd Gorter tot hoogleraar benoemd. Hij ving zijn ambt aan met een rede getiteld Intoxicatie of deficientie. Ook in deze functie kon hij zijn doelstellingen, kindergeneeskunde, voedingsleer en preventie, doorzetten. Zijn afdeling werd zodanig verbeterd dat in het in wording zijnde Boerhaave-kwartier een modem ingerichte kinderkliniek als eerste paviljoen kon worden betrokken in maart 1928. In 1929 nam hij het initiatief tot het oprichten van een instituut voor preventieve geneeskunde, dat grotendeels met particuliere giften kon worden verwezenlijkt. Bovendien begreep Gorter dat de kindergeneeskunde uitsluitend op niveau kon worden gehouden door goed geïnstrueerde artsen. Hij legde zijn ervaring neer in een drietal leerboeken, De voeding van gezonde en zieke zuigelingen verscheen in 1913, in 1915 volgde de Klinische Diagnostiek, samen met W.C. de Graaff geschreven (7e dr. 1954 dl. I) en in 1918 een tweedelig leerboek der Kindergeneeskunde (5e dr. 1948-1950. 2 dln.). Van het eerste boek verscheen in 1954 een achtste herziene druk.

De combinatie van wetenschappelijke, organisatorische en didactische kwaliteiten brachten Gorter al spoedig op het niveau van een internationaal raadsman en geleerde. In 1927 volgde de benoeming in een commissie van de Volkenbond voor onderzoek naar de oorzaken van de zuigelingensterfte. In 1935 werd Gorter verzocht een plaats aan de Universiteit van Gent in te nemen om aldaar de kindergeneeskunde dezelfde academische status te verlenen als deze in Leiden innam. In de loop van vier jaren slaagde Gorter er in naast zijn drukke werkzaamheden te Leiden een kinderkliniek in Gent te vestigen, van alle moderne hulpmiddelen voorzien. Bovendien gaf hij in Gent colleges en hield hij voordrachten voor de Vlaamse collega's. Hij gaf cursussen aan verpleegsters en analisten en besprak ook met de bouwmeester iedere week geregeld de plannen voor het nieuwe academisch ziekenhuis zoals hij dat in Leiden deed (1909-1914). Gorters werkkracht, organisatorische talent en scheppend vermogen hebben diepe indruk gemaakt op zijn leerlingen en collega's.

Zijn wetenschappelijk werk spitste zich toe op de eiwitchemie. Zijn publikaties samen met E. Grendel in 1926 over de spreiding van eiwitten hebben het onderzoek op dit gebied een geheel nieuwe richting gegeven. Hij liet niet toe dat hij door zware physieke beproevingen, die hem de laatste 14 jaar van zijn leven ernstig belemmerden, in zijn werk werd gehinderd.

Even onverzoenlijk stond Gorter tegenover onrecht. In 1942 werd hij met zijn vrouw door de Duitse bezetters uit Leiden naar Winschoten verbannen. Na de Tweede Wereldoorlog hervatte hij zijn arbeid, bezocht buitenlandse congressen, verzamelde jonge mensen om zich heen en zon op nieuwe daden, totdat zijn lichaam het begaf. Gorter had veel lidmaatschappen. Zo was hij o.a. lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, erelid van de American Pediatrie Society, erelid van de New York Academy of Medicine en eredoctor van de Universiteit van de Sorbonne te Parijs (1949) en van Gent (1950). Gorter heeft ± 250 publikaties op zijn naam staan, waarvan vele in buitenlandse tijdschriften. Zijn werk over eiwitchemie verscheen in de Transactions of the Faraday Society en in de Proceedings van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen.

L: Mededelingen uit de Civitas Academica Lugduno Batava (1953-1954) 4 (april) 59-61; A.J. Kluyver, in Verslag van de gewone vergadering van 27 februari 1954 van de Kon. Akad. van Wetensch. Afd. Natuurk. 63: 2, 29-33; Tj. Halbertsma, in Maandschrift voor Kindergeneeskunde 22 (1954) 3 ongepagineerde blz. tussen p. 72 en 73; J. Slooff, in Acta Paediatrica 43 (1954) 219-220; P.H.G. van Gilse, in Jaarboek der Rijksuniversiteit te Leiden 1954, 120-121; S. van Creveld, in Het Vrije Volk 18-2-1954; LUB 26-2-1954; A. ten Bokkel Huinink, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1954-1955, 275-279.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 544.

Mw. A.M. Luyendijk-Elshout


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013