Renier, Gustaaf Johannes Petrus (1892-1962)

 
English | Nederlands

RENIER, Gustaaf Johannes Petrus (1892-1962)

Renier, Gustaaf Johannes Petrus, historicus (Vlissingen 25-9-1892 - Twickenham (Eng.) 4-9-1962). Zoon van Petrus Paulus Renier (Belgische nationaliteit) Schelde-loods, en Johanna Maria Elisabeth Renier. Eerst gehuwd sinds 17-5-1923 met Kate O'Brien. Echtscheiding uitgesproken op 20-10-1938 te Londen volgens 'decree nisi' waardoor de feitelijke huwelijksontbinding 6 maanden later van kracht werd. Vervolgens getrouwd met Olive Mary Corthorn op 12-5-1939. Uit beide huwelijken werden geen kinderen geboren. afbeelding van Renier, Gustaaf Johannes Petrus

Reniers opvoeding werd beheerst door zijn Waalse moeder en haar enthousiasme voor de Franse cultuur. Zij sprak niet alleen Frans met de kinderen, maar stuurde haar oudste zoon ook in 1904 naar het Antwerps Athenaeum, en later naar een college in Leuven, waar hij vloeiend Frans leerde. Allengs groeide bij hem weerzin tegen het Belgisch milieu, de katholieke kerk en elke vorm van dwang. Na een kortstondige historische studie te Gent bij de bewonderde Henri Pirenne, vertrok Renier in 1914 bij het uitbreken van de oorlog naar Engeland. Daar leidde hij jarenlang een wat precair bestaan, levend van journalistieke en literaire activiteiten. Er verschenen populaire biografieën van zeer verschillende figuren als Oscar Wilde, Robespierre en Willem van Oranje, en, in 1931, een boekje getiteld The English: are they human?, dat hem nog lange tijd in Engeland een grote reputatie verschafte. Het bevat het geestige verslag van zijn verhouding tot het land waar hij zich voorgoed gevestigd had - zonder zich overigens ooit te laten naturaliseren. Zorgvuldig bewaarde Renier de continentale toets in uiterlijk en optreden: de alpinomuts, het zwierige optreden en de bonhommie maakten hem tot een aparte verschijning in het Engelse milieu. Soms poseerde hij echter graag als de typisch Britse 'amateur', de man die bijvoorbeeld het gedrag van vogeltjes scherp observeert en daar dan innemend verslag van doet: A Tale of Two Robins (Londen, 1934).

Intussen in contact gekomen met prof. Geyl, die te Londen de Nederlandse geschiedenis doceerde, bracht Renier daar zijn eigen historische studie tot academische voltooiing met een proefschrift over Great Britain and the establishment of the Kingdom of the Netherlands, 1813-1815... (The Hague, 1930). Het boek viel op door de heldere betoogtrant en was de voornaamste reden dat de schrijver ervan in 1934 lector werd aan University College te Londen. Twee jaar later volgde hij daar Geyl op, echter als (part-time) Reader in Dutch History. Pas in 1945 werd Renier benoemd tot hoogleraar in Nederlandse geschiedenis en instellingen. Daarvóór was hij, behalve part-time Reader, van 1939 tot 1941 als politiek medewerker verbonden aan de BBC, waarna de Nederlandse regering in ballingschap hem als literair adviseur aanstelde.

Als docent was Renier in zijn element: de levendige presentatie boeide zijn gehoor, uitwijdingen en uitvallen over hedendaagse politiek gaven juist die prikkeling die een voordracht stimulerend maakt. Een vakspecialist in engere zin wilde Renier overigens niet zijn. Hoewel door hem oorspronkelijk archiefonderzoek over achttiende-eeuwse diplomatieke geschiedenis verricht werd kwam hij nauwelijks tot publikatie. Een uitzondering vormt The Dutch Nation (Londen, 1944), een overzichtswerk waarvan hijzelf enkele jaren later een Nederlandse uitgave bezorgde onder de titel De Noord-Nederlandse Natie (Utrecht, 1948). De afperking tegenover de zuidelijke Nederlanden noopte hem natuurlijk tot een uiteenzetting met Geyls Groot-Nederlandse opvattingen. Wat uitdagender nog stelde Renier in zijn Londense intreerede The Criterion of Dutch Nationhood (Londen, [1946]) dat niet de taal de natie maakt, maar de staat en het gemeenschappelijke verleden. Onnodig te zeggen dat Geyl hierop reageerde als een miskenning van zijn these (zie hiervoor de Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden I (1946) 227-229), al deed dit aan hun vriendschap niets af. In andere opzichten konden beiden het echter wel grondig eens zijn, o.a. in hun gemeenschappelijke afkeer van 'systeembouwers' als Toynbee en Romein.

Reeds gedurende de laatste jaren voor zijn emeritaat in 1957 trok Renier zich geleidelijk aan terug. Er was een zekere teleurstelling over de geringe opgang van zijn History, its purpose and method (Londen, 1950) - een eigenzinnig boek dat weinig aansluiting vertoonde bij de ontwikkeling van de moderne historische wetenschap. Jaarlijkse bezoeken aan het land van herkomst, Zeeland, werden volgehouden tot zijn gezondheid hem dat belette. Zijn in het Nederlands gestelde herinneringen bleven onvoltooid en ongepubliceerd.

P: Er bestaat geen bibliografie van Renier. Zijn belangrijkste werken vindt men in de tekst genoemd.

L: P. Geyl, 'Prof. G.J. Renier, The Dutch and the English', in The Times 6 september 1962; G.A. de Kok, 'Vaderland in de verte', in Zeeuws Tijdschrift 12 (1962) 140-143; E.H. Kossmann, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1962-1963, 401-407.

I: De Nederlandistiek in het buitenland. Onder red. van W. Thijs en J.M. Jalink (Den Haag, 1967) afbeelding tegenover pagina 228.

H. van der Hoeven


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013