Lindeboom, Johannes (1882-1958)

 
English | Nederlands

LINDEBOOM, Johannes (1882-1958)

Lindeboom, Johannes, kerkhistoricus (Deventer 26-8-1882 - Weesp 13-1-1958). Zoon van Lucas Jochem Lindeboom, wiskundeleraar, en Laura Jacoba Gravendahl. Gehuwd op 21-8-1908 met Gijsbertha Maria Adriani. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Lindeboom, Johannes

Lindeboom bezocht lagere scholen te Brummen en Amsterdam, alsmede een tweetal hogere burgerscholen in de hoofdstad. Het einddiploma werd in 1900 behaald. Het was zijn bedoeling de opleiding tot officier bij de topografische dienst te volgen; wegens een gebrek aan zijn ogen moest hiervan afgezien worden. Hij bereidde zich voor op het staatsexamen gymnasium en slaagde in 1902. Hierop volgde zijn inschrijving als student in de theologie aan de Leidse universiteit. Als zijn voornaamste leermeesters beschouwde hij G.J.P.J. Bolland, die sterke invloed uitoefende op zijn zo streng methodisch denken en werken, en F. Pijper, die hem vormde tot kerkhistoricus. Na kandidaats op 8 juni 1905 en doctoraal op 26 februari 1906, volgde in mei 1908 de aanstelling als proponent en werd hij beroepen als Ned. Herv. predikant te Oudorp. Hier werd zijn dissertatie, waarop hij te Leiden cum laude bij Pijper zou promoveren, voltooid; deze droeg als titel Erasmus, onderzoek naar zijne theologie en zijn godsdienstig gemoedsbestaan (1909). Deze figuur en het vraagstuk van de verhouding tussen geloof en rede, christendom en cultuur, zouden hem zijn gehele verdere leven blijven bezighouden. Van 1911 tot 1913 was Lindeboom als predikant verbonden aan de Ned. Herv. gemeente te Berkhout, van 1913 tot 1914 aan die te Veendam. In deze jaren werkte hij aan zijn tweede publikatie. Het bijbelsch humanisme in Nederland (1913), een oorspronkelijke studie van nog steeds grote betekenis. Na het emeritaat van H.U. Meyboom werd Lindeboom in 1914 diens opvolger als hoogleraar in de kerk- en dogmengeschiedenis te Groningen. Hij aanvaardde op 27 maart zijn ambt met de inaugurele rede De betee-kenis der methodische geschiedvorsching der dogmengeschiedenis en zedekunde. Aanvankelijk omvatte zijn leeropdracht ook nog de ethiek, maar in 1918 nam A.J. de Sopper deze taak van hem over. Lindeboom, waardig vertegenwoordiger van de school van W. Moll, J.G.R. Acquoy en Pijper, was een voortreffelijk docent, die zijn studenten liefde voor de kerkgeschiedenis wist bij te brengen. Hij was zeker geen kamergeleerde, vervulde diverse taken zowel binnen als buiten de universiteit, veelal ook op kerkelijk en semi-kerkelijk terrein, zoals zijn werk voor de Vrijzinnig Christelijke Studentenbond. Van 1912 tot aan zijn dood was Lindeboom redacteur van het Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis (NAKG), waarin vele artikelen en boekbesprekingen van zijn hand verschenen. Belangrijke arbeid verrichtte hij met de herziening van het uit 1893 daterend handboek van J. Reitsma, Geschiedenis van de Hervormingen de Hervormde Kerk der Nederlanden.

Lindebooms belangstelling ging ook uit naar de religieuze non-conformisten, aan wie zijn wellicht meest bekende boek Stiefkinderen van het christendom (1929) is gewijd. Ook aan de Geschiedenis van het Vrijzinnig Protestantisme (1929-1935) lag weer de stelling van symbiose van geloof en rede, christendom en cultuur ten grondslag. In 1938 volgde de benoeming tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, in wier Mededelingen een aantal publikaties van zijn hand verschenen. Nog tijdens de bezetting kwam ten slotte een derde overzichtswerk tot stand. Samen met zijn Leidse collega J.N. Bakhuizen van den Brink publiceerde hij tussen 1942 en 1945 een Handboek der Kerkgeschiedenis in twee delen, dat diverse herdrukken beleefde. Na de Tweede Wereldoorlog zagen nog een aantal belangrijke monografieeën het licht, waarvan vooral zijn kortere De confessio-neele ontwikkeling der Reformatie in de Nederlanden (1946) ook buiten kerkhistorische kring aandacht trok. In 1952 bereikte Lindeboom de pensioengerechtigde leeftijd, doch hij bleef nog een jaar als docent werkzaam tot de komst van zijn opvolger, W.F. Dankbaar.

Lindeboom was een beminnelijk en evenwichtig man, maar kon ook zeer impulsief zijn. Grote afkeer betoonde hij van alles wat zweemde naar geestelijke vervlakking, slordigheid en stijlloosheid. Zijn openlijk beleden vrijzinnig protestantse geloofsovertuiging werd nooit aan anderen opgedrongen, van stichtelijkheid in de wetenschap wilde hij niets weten. In het kerkelijk werk bleken zijn bestuurlijke en organisatorische kwaliteiten, o.a. als landelijk voorzitter van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden. De nieuwe ontwikkelingen binnen de hervormde kerk na 1945 haddden zijn grote belangstelling. Zijn wekelijkse artikelen (sedert 1936) in het orgaan van de Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep (VPRO), Vrije Geluiden, bereikten een grote lezerskring. Op politiek terrein voelde Lindeboom zich aangetrokken tot het liberalisme, als tegenwicht tegen het in zijn ogen nog altijd min of meer materialistische socialisme, hetgeen o.a. bleek uit zijn gedurende enige tijd vervulde lidmaatschap in het hoofdbestuur van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

In zijn persoonlijke leven ondervond Lindeboom veel tegenslag, met name door de geestesziekte van zijn echtgenote, die al in de eerste Groninger jaren in een verpleeginrichting moest worden opgenomen; de historica Cornelia W. Roldanus verzorgde gedurende lange tijd zijn huishouding. In Lindebooms laatste levensjaren liet zijn gezondheid te wensen over, hetgeen overigens geen beletsel was voor verdere publicistische actiteiten. In 1957 verloor hij onverwacht zijn enige zoon en hijzelf overleed enige maanden later, na bijwoning van een zitting van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, op de terugreis in de trein naar Groningen.

A: Correspondentie, collegedictaten etc. in familiebezit.

P: Cornelia W. Roldanus, 'Bibliografie Prof. Dr. Johannes Lindeboom (26 aug. 1882-13 jan. 1958)', in NAKG 43 (1960) 183-189; J. Kamerling, 'Aanvulling op de bibliografie Prof. Dr. Johannes Lindeboom door Dr. Cornelia W. Roldanus', ibidem, 46 (1964-1965) 232-234.

L: Lijst van levensberichten en artikelen over J. Lindeboom, in NAKG 46 (1964-1965) 234; W. F. Dankbaar, in Biografisch Lexicon voor de geschiedenis -van het Nederlandse Protestantisme (Kampen, 1978)I,120-123.

I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1957-1958 (Amsterdam 1958) afbeelding tegenover pagina 247.

S.B.J. Zilverberg


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013