Oosterhoff, Luitzen Johannes (1907-1974)

 
English | Nederlands

OOSTERHOFF, Luitzen Johannes (1907-1974)

Oosterhoff, Luitzen Johannes, scheikundige (Leeuwarden 6-4-1907 - Leiden 20-7-1974). Zoon van Pieter Wiardus Oosterhoff, adjunct-commies ter provinciale griffie, en Jacoba Buis. Gehuwd op 21-6-1938 met Johanna Klasina Sanders. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Oosterhoff, Luitzen Johannes

Oosterhoff ging, na de HBS aan het Grotiuslyceum in Den Haag te hebben doorlopen, in 1925 scheikunde studeren aan de universiteit van Leiden. Vooral de hoogleraren H.A. Kramers en A.E. van Arkel waren zijn leermeesters. Na zijn doctoraal examen in 1937 kwam Oosterhoff in dienst van de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Van 1938 tot 1940 was hij verbonden aan het Koninklijke/Shell-laboratorium in Amsterdam en gedetacheerd bij de Leidse universiteit om hier als medewerker van Kramers onderzoek te doen naar de verbrandingsverschijnselen in een benzinemotor en naar de werking van anti-knock dopes.

Gedurende de oorlog was Oosterhoff eerst werkzaam op het Shell-kantoor in Den Haag en daarna maakte hij deel uit van de vaste staf van het Amsterdamse Shell-laboratorium. Hier werden onder zijn leiding enige actieve researchgroepen gevormd, waarmee spoedig belangrijke onderzoeksresultaten bereikt werden, die na de oorlog vruchten droegen. Zo werd onder zijn supervisie in Amsterdam de eerste grote elektronische computer van het vasteland geïnstalleerd, en werd Oosterhoff hoofd van de mathematische en theoretische afdeling van het laboratorium. Na de oorlog verrichtte hij op het Shell-laboratorium fundamenteel onderzoek op het gebied van de katalyse. Hij paste de theorie van de overgangstoestand toe op reactiemechanismen en breidde dit uit tot de scheikunde van de enzymen. Vanuit dit gezichtspunt ontwierp hij als een van de eersten een zuiver beeld van de consequenties van het optreden van een zogenaamd Michaelis-Menten complex bij enzymatische processen (Chemisch Weekblad 47(1951) 934-938).

Ondertussen bleef hij zich met de conformatie-analyse bezighouden, een onderwerp waarop hij op 23 november 1949 bij Kramers gepromoveerd was op een proefschrift getiteld: Restricted free rotation and cyclic molecules. In samenwerking met de wiskundige P. Hazebroek bestudeerde hij deze methode in een periode dat de conformatieanalyse nog niet als belangrijk onderzoeksgebied in de organische scheikunde was aanvaard. Op het congres van de International Union of Pure and Applied Chemistry te Brussel zou hij in 1971 een belangrijke samenvatting van kennis en problematiek omtrent dit thema geven, en zijn visie op de toekomstige ontwikkeling van de conformatieanalyse ontvouwen (Pure and Applied Chemistry 25 (1971) 563-571). Dit onderzoek bleef niet onopgemerkt: reeds in 1950 vond de benoeming plaats tot buitengewoon hoogleraar in de theoretische organische scheikunde - de eerste leerstoel voor dit vak in ons land - aan de universiteit van Leiden. Op 8 december 1950 hield hij zijn inaugurele oratie: De praktijk der theorie in de organische scheikunde. Gedurende zijn extraordinariaat verdeelde Oosterhoff zijn activiteiten tussen Leiden en Amsterdam. Na zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in Leiden, in 1967, zou hij tot 1971 adviseur bij de Shell blijven.

Met zijn leerling en medewerker R. Kaptein onderzocht en interpreteerde hij in 1968 het verschijnsel van het zogenaamde CIDNP-effect met het artikel 'Chemically induced dynamic nuclear polarization' (Chemical physics Letters 2 (1968) 261-267). Met behulp van dit verschijnsel kan men over reacties die via vrije radicalen verlopen tal van bijzonderheden te weten komen. Op 30 januari 1971 hield Oosterhoff over dit verschijnsel een boeiende en heldere voordracht voor de afdeling natuurkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Verslagen van de gewone vergaderingen... 80 (1971) 10-20) Ook publiceerde hij met zijn leerlingen een aantal belangrijke artikelen in verschillende vaktijdschriften over dit CIDNP-effect. Een ander onderzoek dat hem fascineerde ging over de thermische en door licht geïnduceerde iso-merizatiereacties in het vitamine-D gebied en leidde tot een originele hypothese over de invloed van de orbitaalsymmetrie op 'concerted' reacties (1961). Met een aantal van zijn leerlingen en medewerkers werkte hij de theoretische analyse van deze processen systematisch uit. Vier jaar voor de bekende publikatie van R.B. Woodward en R. Hoffmann over het behoud van orbitaalsymmetrie uit 1965 gaven de Leidse onderzoekers reeds de betekenis van de orbitaalsymmetrie aan. Over dit onderwerp publiceerden Oosterhoff en zijn medewerkers enige artikelen, o.a. een beschouwing met W.J. van der Hart en J.J.C. Mulder: 'Extended valence bond theory, aromaticity, and the Woodward-Hoffmann rules' (Journal of the American Chemical Society 94 (1972) 5724-5730). Onder de vele theoretisch-chemische onderwerpen waarmee Oosterhoff zich bezighield (moleculaire spectroscopie, ladingsoverdrachts-processen, botsingsverschijnselen) behoorden de theorie van de optische activiteit en het probleem van de chiraliteit. Enige maanden voor zijn overlijden, op 3 mei 1974, hield hij daarover een lezing bij de J.H. van 't Hoff-herdenking van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging. Het was bepaald niet verwonderlijk dat deze wetenschappelijke verdiensten zowel in binnen- als buitenland erkenning vonden: in 1963 werd hij benoemd tot gewoon lid van de afdeling natuurkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en in 1974 verleende de Universiteit van Zürich hem een eredoctoraat.

Oosterhoff, die zichzelf als een laatbloeier karakteriseerde - zijn belangrijkste vondsten dateerden van na zijn 50e levensjaar - verrichtte origineel kwantumtheoretisch onderzoek van hoge kwaliteit. Zijn belangstelling ging vooral uit naar het verband tussen molecuulstructuur en de thermodynamische eigenschappen van de materie en het mechanisme van fundamentele reacties. Bij deze aandacht voor de wiskundig-theoretische beschrijving van de verschijnselen werden de resultaten van de experimentele scheikunde niet verwaarloosd. Voor hem was een nauw samengaan van theorie en experiment van essentieel belang. Naast dit wetenschappelijk werk was deze vooraanstaande chemicus een actief muziekbeoefenaar en een vurig liefhebber van tuinieren.

P: Een volledige lijst van publikaties en de onder Oosterhoff bewerkte dissertaties bevindt zich in de bibliotheek van Gorlaeus Laboratorium te Leiden.

L: E. Havinga, in Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1974, 183-185; J.J.C. Mulder, in Acta et Agenda, 5-9-1974; E. Havinga, in Chemistry in Britain 11 (1975) 328-329.

I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1974 (Amsterdam 1975) afbeelding tegenover pagina 183.

H.A.M. Snelders


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013